Tentamen vragen Flashcards

1
Q

Welke waarnemingsstoornis wordt het meest frequent aangetroffen bij patiënten met een delirium?

A

Visuele hallucinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de trias van klinische verschijnselen bij ‘normal pressure hydrocephalus’?

A
  1. Loopstoornissen
  2. Geheugenklachten/cognitieve stoornissen/mentale achteruitgang
  3. Urine incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke bijwerking is meest waarsschijnlijk het gevolg van serotoninepotentiering?

A

Agitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke drie situaties wordt een angstrespons pathologisch genoemd?

A
  • Als na een angstprikkel de angstrespons te lang aanhoudt.
  • Als de angstrespons te intens is
  • Als de angstrespons optreedt zonder angstprikkel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke twee receptoren worden het sterkst geblokkeerd door risperidon (atypisch antipsychotica)?

A
  • Serotonine-receptoren
  • Dopamine-receptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zorgt een versterkte activiteit van de locus coeruleus voor?

A

Tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij welke drugs krijg je wijde pupillen?

A

Amfetamine en cocaine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn drie mogelijke werkingsmechanismen van triptanen bij migraine?

A
  1. Directe vasoconstrictie
  2. Remming van neuropeptide afgifte
  3. Direct centraal effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de twee belangrijkste kenmerken in de anamnese of verschijnselen bij neurologisch- en aanvullend onderzoek die essentieel zijn om de diagnose MS te kunnen stellen?

A

Disseminatie in plaats = klachten/verschijnselen die voorkomen uit tenminste 2 lokalisaties binnen het centrale zenuwstelsel.
Disseminatie in tijd = klachten/verschijnselen die tenminste op 2 verschillende momenten in de tijd ontstaan zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke locatie of welke locaties kan ataxie gelokaliseerd zijn?

A
  • achterstrengen
  • cerebellum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de oorzaken van hemichorea-hemiballisme?

A
  • hersenbloeding
  • hyperglycemie
  • herseninfarct
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CLUSTERPESOONLIJKHEIDEN.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke twee hersendelen zijn vooral verantwoordelijk voor de affectieve effecten van pijngevoel?

A

Gyrus cinguli en insula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly