week 9 Flashcards
1
Q
neuronen nucleus archuales (ARC)
A
- anorexigene neuronen -> geen eetlust, verzadigd
2. orexigene neuronen –> wel eetlust, trek
2
Q
belangrijke centra voor eetlust
A
- verzadigingscentrum -> mediale zijde hypothalamus
2. hongercentrum -> laterale zijde hypothalamus
3
Q
stimulerende stoffen verzadiging / honger
A
- insuline –> stimuleert anorexigone neuronen, remt orexigone
- leptine -> eetlust verminderen
- ghreline -> maakt lege maag aan, stimuleert orexigone neuronen
4
Q
lagen darmbekleding
A
- mucosa
- submucosa
- muscularis externa
- serosa
5
Q
twee soorten gladde spieren in darmen
A
- multi-unit
2 unitary
6
Q
functies maag
A
- opslag voedsel
- vertering
- bescherming
7
Q
drie fases bij eten
A
- cephale fase
- gastrische fase
- intestinale fase
8
Q
dunne darm motoriek
A
- segmentale insnoeringen
- pendelbewegingen
- rimpelingen van het slijmvlies
- darmvlok bewegingen
- peristaltische golven
9
Q
route urine
A
calyx minors -> calyx major -> pelvis retails -> ureter -> vesica urinaris
10
Q
basaalmetabolisme bepaald door
A
- omgevingstemperatuur
- samenstelling van voeding
- zwangerschap
- (her) opbouw weefsel na ziekte of bij training
11
Q
veranderingen lichaam bij inspanning
A
- hartslagfrequentie neemt toe
- toename ademhalingsfrequentie
- herverdeling bloedvolume
- toename afvalproducten
12
Q
zenuwen geslachtsorganen
A
- n. pudendus
- n. splanchnici pelvici
- n. hypogastricus