week 10 Flashcards

1
Q

4 soorten onderzoek

A
  1. fundamenteel onderzoek
  2. klinisch onderzoek
  3. gezondheidswetenschappen
  4. translationeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onderzoeksgebieden bij zieken

A
  1. etiologie
  2. diagnose
  3. therapie
  4. prognose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

opbouw wetenschappelijk artikel

A
  1. introductie
  2. methode sectie
  3. resultaten
  4. discussie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onderzoek valide als

A
  1. steekproef representatief
  2. geen systematische fout in metingen
  3. resultaten zijn gecorrigeerd voor verstorende factoren
  4. rekening gehouden met placebo effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

types fouten

A
  1. type I -> nulhypothese is waar, maar bij toeval vindt je een afwijkende waarde (5% kans)
  2. type II -> nulhypothese is niet waar, maar je gevonden waarde is minder extreem dan in het echt (kans wordt o.a. kleiner bij grotere steekproef)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vier principes ethiek

A
  1. niet schaden
  2. weldoen
  3. respect voor autonomie
  4. rechtvaardigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

twee soorten studies

A
  1. observationeel

2. experimenteel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

drie soorten observationele studies

A
  1. cross-sectional -> snel, het heden
  2. cohort -> present to future
  3. case-control -> past to present (retrospectief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

traditionele doelen geneeskunde

A
  1. behoud van leven
  2. bestrijden van ziekte
  3. verlichten van pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

maakbaarheid

A
  1. idee van maakbare mens
  2. designer baby’s
  3. cosmetische ingrepen
  4. prestaties optimaliseren in sportgeneeskunde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

nieuwe doelen geneeskunde

A
  1. preventie van ziekte en letsel, bevordering en behoud van gezondheid
  2. bestrijden van pijn en lijden, veroorzaakt door aandoeningen
  3. genezing en verzorging van zieken en zorg voor mensen die niet meer te genezen zijn
  4. voorkomen van vroegtijdige dood en nastreven vreedzame dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geneeskunde die niet valt onder curatieve, preventieve en palliatieve geneeskunde

A
  1. voorspellende geneeskunde

2. transformerende geneeskunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

negatieve en positieve definitie gezondheid

A
  1. negatief -> afwezigheid ziekte
  2. positief -> staat van compleet fysiek, mentaal & sociaal gezond zijn
    verborgenheid van gezondheid -> pas als je ziek bent weet je wat gezondheid is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

onderscheid illness, disease & sickness

A

illness -> subjectieve gevoel van ziek zijn
disease -> objectieve aandoening
sickness -> sociale aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

biostatische theorie gezondheid

A

ziekte is de interne toestand die gezondheid verminderd, statistisch subnormaal functioneren (gerelateerd aan soort, leeftijd en geslacht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

holistische handelingstheorie

A

mens is volledig gezond als de mens niet beperkt wordt in het functioneren, dus kan leven, werken en belangrijke dingen doen (afhankelijk van doelen persoon, subjectief)

17
Q

maatregelen ‘eigen schuld’ ziektes

A
  1. straffen en uitsluiten behandeling (retrospectief)

2. premies aanpassen (prospectief)

18
Q

paternalisme twee soorten

A
  1. zwak paternalisme -> wil van persoon is onbekend
  2. sterk paternalisme -> tegen wil van persoon in
    paternalisme is dat de arts denkt het beter denkt te weten dan een patiënt en dus handelt zonder toestemming of tegen toestemming in
19
Q

regels handelen als hulpverlener

A
  1. informatieplicht
  2. toestemmingseis
  3. geheimhoudingsplicht
  4. dossierplicht & bewaarplicht
20
Q

beëindiging behandelingsovereenkomst regels

A
  1. waarschuwing
  2. termijn
  3. overdracht gegevens
  4. noodhulp en zorg elders
    gedrag ten gevolge van ziekte? bijna nooit beëindiging
21
Q

doelen geheimhoudingsplicht

A
  1. patiënt kan vrij praten (individueel doel)

2. toegankelijkheid zorg waarborgen (algemeen doel)

22
Q

doorbreken geheimhoudingsplicht

A

wettelijke plicht -> infectieziekten, kindermishandeling

noodsituaties -> acuut en dreigend gevaar voor derden dat door arts kan worden afgewend

23
Q

momenten in ziektebeloop

A
A = moment waarop risico ontstaat
B = moment van eerste detecteerbare verschijnselen
C = moment van eerste waarneembare verschijnselen (klachten)
D = moment waarop ziekte niet meer te beïnvloeden is, slechte afloop
24
Q

soorten preventie

A
  • primaire preventie
  • secundaire preventie
  • tertiaire preventie
25
Q

verandering beeld van ziektes

A
  1. ziektes zijn veranderd
  2. andere ideeën over ziektes
  3. veranderde maatschappelijke beelden van ziektes
26
Q

ontologisch ziektebegrip

A

vaststaande entiteiten die worden ontdekt (patiënt wordt niet echt betrokken, niet individueel)

27
Q

sociaal-constructivistisch ziektebegrip

A

ziekten zijn veranderlijke processen die in de maatschappij en cultuur worden gecontrueerd