week 8 Flashcards
1
Q
intraperitoneale organen
A
- maag
- milt
- lever
- jejunum
- ileum
- caecum & appendix
- colon transversus
- colon sigmoideum
2
Q
retroperitoneale organen
A
- nieren
- pancreas
- duodenum (sec)
- colon ascendens (sec)
- colon descendens (sec)
- rectum (sub)
3
Q
functies maag
A
- opslag
- begin vertering
- gecontroleerd doorlaten naar darm
- bescherming (zuur)
4
Q
4 delen duodenum
A
- pars superior
- pars descendens
- pars inferior
- pars ascendens
5
Q
gangen van alvleesklier naar duodenum
A
- ductus pancreatisch (of ductus van Wirsung)
- ductus accessoire pancreaticus (of ductus van Santorini)
6
Q
structuren in ligamentum hepatoduodenale
A
- d. choledochus
- vena porta
- arteria hepatica propria
7
Q
ligamenten milt
A
- splenocolico
- phrenicosplenicum
- gastrosplenicum
8
Q
drie hoofdvertakkingen aorta in buikholte
A
- truncus coeliacus
- arteria mesenterica superior
- arteria mesenterica inferior
9
Q
bursa omentalis zijkanten (‘boundaries’)
A
ventraal: omentum minus & maag
dorsaal: pancreas
craniaal: lever
causaal: colon
lateraal: milt
mediaal: foramen epiploicum
10
Q
lagen bedekking nieren
A
- peritoneum
- pararenaal vet
- fascia renali
- perirenaal vet
- nier
11
Q
stoffen in glomerulus filtraat
A
- water
- Na+, K+, Cl-, HCO3-, glucose, Mg, Ca, P
- aminozuren
- praat
- ureum
- creatinine
12
Q
reabsorptie proximale tubulus
A
- minimaal 70% water
- minimaal 70% Na+, CL- & K+
- bijna 100% HCO3-, glucose, aminozuren, uraat
13
Q
reabsorptie lis van Henle
A
- 15-25% Na+ & Cl-
- reabsorptie K+
- extra water reabsorptie (passief met Na+ mee)
- calcium, magnesium
14
Q
reabsorptie distale tubulus
A
nog enige Na+ & Cl- reabsorptie
15
Q
welke stoffen worden niet geresorbeerd?
A
- ureum
- creatinine
16
Q
twee soorten nefronen
A
- corticale neurones
2. juxtamedullaire nefronen