Week 8 HC.3 Flashcards

1
Q

Mogelijke bijwerkingen kanker therapieën

A

Vermoeidheid
Misselijkheid en braken
Verminderde eetlust
Kaalheid (alopecia)
Huidafwijkingen
Lever-/nierfunctiestoornissen
Beenmergdepressie: anemie, leukopenie en trombopenie.
Mucositis (ontstekingen slijmvlies)
Bloedingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor klachten ontstaan door een anemie?

A

Moeheid, bleek zien, pijn op de borst, kortademigheid, hartkloppingen, klachten passend bij hartfalen en duizeligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor klachten ontstaan door een leukopenie?

A

Verhoogde kans op infecties (met micro-organismen maar ook met de normale darmflora/huidbacteriën, die normaal verdragen worden door het lichaam en niet voor infecties zorgen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor klachten ontstaan door een trombopenie? En wat zijn de normaalwaarden in het bloed?

A

Verhoogde bloedingsneiging: spontaan blauwe plekken (hematomen), bloedneuzen (epistaxis), tandvleesbloedingen, hevige menstruatie, petechiën (puntbloedingen, met name op de benen), bloedblaren in mondholte, bloedingen op het oog en in de retina (kan leiden tot blindheid) en bloedingen in het hoofd.

Normaal: 150-400 x 10^9/L trombocyten in bloed, onder de 10 ervaart men pas echt problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is supportive care?

A

Het bestrijden van de gevolgen van beenmergdepressies na chemotherapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de supportive care bij een anemie?

A

-bloedtransfusie
-suppletie van foliumzuur, vitamine B12 en ijzer
-erytropoëtine (EPO) behandeling: effect is minimaal en duur (weinig toegepast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de supportive care bij leukopenie?

A

-Granulocytentransfusie (tegen bacteriële infecties): alleen experimenteel bij volwassenen, door de enorme immunologische reacties die kunnen ontstaan. Levensduur van granulocyt is ook maar 4 uur. Soms bij kinderen toegepast.
-G-CSF: niet effectief bij zware chemo, waarbij het hele beenmerg wordt weggevaagd. Soms helpt het om lichtere chemotherapie sneller achter elkaar te kunnen geven.
-SDD-profylaxe: isolatiemaatregelen om infectieuze complicaties te voorkomen. Bij patiënten waarbij de neutropenieduur (neutrofielen <0,5x10^9/L) langer dan tien dagen zal duren. Er wordt ook antibiotica gegeven en worden kweken geïnventariseerd. Risico op antibioticaresistentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de supportieve care bij een trombopenie?

A

-Trombocytentransfusie
-Trombopoietine (TPO): amper gebruikt omdat hierdoor de leukemiecellen ook in aantal kunnen toenemen. Werkt namelijk op stamcellen en megakaryocyten.
-Tranexaminezuur: hierdoor worden trombocyten meer geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn indicaties voor een erytrocytentransfusie?

A

Afhankelijk van de tijd van ontstaan (acuut/chronisch), leeftijd, comorbiditeit en klachten van de patiënt.
Bij een acuut ontstane anemie gebruikte men de 4-5-6 regel. Hierin staat beschreven bij welke patiënten een bloedtransfusie geïndiceerd is bij een Hb onder de 4, 5 en 6 mmol/L. Bij een chronische anemie worden andere afkappunten aangehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel stijgt het Hb per eenheid getransfundeerd erytrocytenconcentraat?

A

Het Hb stijgt 0,5-0,7 mmol/L per eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn indicaties voor een trombocytentransfusie?

A

Afhankelijk van hoeveelheid trombocyten en eventuele ingreep. Bij een ingreep is een transfusie al eerder geïndiceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel stijgt het trombocytenaantal gemiddeld per eenheid getransfundeerd trombocytenconcentraat?

A

Trombocytenaantal stijgt gemiddeld met 30-50x 10^9/L per eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat moet in de anamnese voor een transfusie worden gevraagd?

A

Eerdere transfusies
bekendheid met antistoffen
eventuele zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een kruisproef? en waarom?

A

Het bloed van de patiënt wordt in aanraking gebracht met het donorbloed, om te kijken of er een reactie ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke gevallen is een kruisproef niet nodig?

A

-Bekende ABO-Rh(D) bloedgroep
-Negatieve screening
-Niet bekend met antistoffen
-Geen (allo-)SCT patiënt
-Geen neonaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de universele donor en wat de universele ontvanger?

A

Universele donor: O-
Universele ontvanger: AB-positief

17
Q

Wat gebeurt er als er een verkeerde bloedgroep wordt getransfundeerd?

A

Hemolyse: bloedafbraak. Ook het gezonde bloed wordt dan afgebroken. Bij kleine hoeveelheid verkeerd bloed kan iemand al overlijden.

18
Q

Wanneer maakt het lichaam antistoffen tegen Rhesus?

A

Alleen na blootstelling aan het Rhesus-antigen. Tegen ABO-systeem maakt het lichaam uit zichzelf antistoffen.

19
Q

wat zijn de risico’s van supportieve care?

A

Hemolytische transfusiereactie
Koorts (reactie door leukocyten)
Allergische reactie (bv. galbulten)
Overdracht ziekteverwekker
TRALI (transfusion-related acute lung injury)
Ijzerstapeling (langere termijn, bij teveel transfusies)