Week 8 HC.2 Flashcards
Myelodysplastisch syndroom (MDS)
-Voorstadium AML
-Klonale aandoening van de hematopoëtische stam-/progenitorcellen, gekenmerkt door ineffectieve hematopoëse. Er zijn te veel onrijpe cellen in het beenmerg, die in apoptose gaan. Het zorgt voor een tekort aan bloedcellen in een of meerdere cellijnen.
Bij myelodysplastische aandoeningen is sprake van proliferatie met een gestoorde differentiatie!
Incidentie MDS
-Hoge leeftijd (>60 jaar)
-Mannen vaker
-VG: chemotherapie
Stijgende incidentie. Het is een van de meest voorkomende kwaadaardige aandoeningen van het beenmerg.
Klinische presentatie MDS
-Asymptomatisch
-Symptomatisch:
vermoeidheid/kortademigheid door anemie.
Terugkerende infecties door neutropenie.
Verhoogde bloedingsneiging door trombocytopenie
LO: afhankelijk van type en ernst: bleek en hematomen te zien.
(Auto-immuunfenomenen: vasculitis, spier- en gewrichtsklachten)
Wat kan worden gezegd over de symptomen?
Dat ze niet specifiek zijn en veroorzaakt kunnen worden door andere aandoeningen zoals nutriënten deficiëntie (ijzer, vitamine B1, vitamine B9 of vitamine B12).
Waardoor wordt myelodysplastisch syndroom (MDS) veroorzaakt?
Genetische/epigenetische veranderingen in stam/voorlopercellen.
DNA-mutaties en typische chromosomale afwijkingen: deleties, duplicaties en/of translocaties.
Vormen van MDS:
-Primaire MDS: onbekende etiologie. Maar mogelijk door expositie aan carcinogenen/erfelijke factoren.
-Secundaire MDS: therapiegerelateerd. Bijvoorbeeld door behandeling met chemo- en/of radiotherapie voor een andere maligniteit. Of door blootstelling aan schadelijke stoffen zoals benzeen, pesticiden en petroleumderivaten.
Twee groepen mutaties bij MDS:
-Mutaties in epigenetische regulerende genen: hypermethylatie –> tumorsuppressorgen (p53) inactief.
-Mutaties in splicing regulatoren
grote veranderingen in de celvorming.
Is dysplasie bewijzend voor MDS?
Nee
Wat kan bij aanvullend onderzoek worden gevonden?
-Lab: anemie (meestal hoog MCV), cytopenie of pancytopenie.
-Beenmergpunctie: dysplastische cellen, evt. percentage blasten omhoog (>5%).
-Cytogenetica (50% heeft specifieke chromosomale afwijkingen) en moleculaire diagnostiek
Wat kan aan de megakaryocyt worden gezien bij MDS?
Kleiner (micromegakaryocyt). Celkernen zijn los gekomen van elkaar of verdwenen
Wat kan aan de granulocyt worden gezien bij MDS?
Kleiner (nu even groot als ery’s).
Granula verdwijnt –> hypogranulair.
Hoe kan de prognose worden bepaald?
Via het IPSS-R. De prognose kan variëren met een levensverwachting van maanden tot vele jaren. LEER DIT ZELF
Is curatie mogelijk bij MDS?
Ja, maar alleen met een allogene stamceltransplantie. Hier komt niet iedereen voor in aanmerking, omdat de mortaliteit hoog is (daarom alleen bij jongeren).
Wat zijn behandelingsopties bij zeer laag/laag risico patiënten (volgens de IPSS-R)?
-Supportive care: transfusie van erytrocyten en/of trombocyten (meestal in combinatie met ijzerchelatie therapie), groeifactoren (EPO en/of G-CSF)
-Immuunsuppressieve therapie: anti-thymocyt globuline en/of cyclosporine-A
Wat zijn de behandelingsopties bij hoog/zeer hoog risico patiënten (volgens de IPSS-R)?
-Intensieve chemotherapie: vermindering van blasten volgens AML-protocol.
-Ziektemodulerende middelen: azacytidine (hypomethylerend middel) en lenalidomide (bij MDS met geïsoleerde del(5q)).
-Allogene stamceltransplantatie