Week 8 Flashcards

1
Q

Hoeveel procent van de diabetesgevallen is type 1?

A

10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is type 1 diabetes?

A

Pancreas maakt geen insuline (absolute insuline deficientie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is type 2 diabetes?

A

Relatieve insuline deficientie door insuline resistentie: cellen werken niet goed op insuline. Het vermogen van de pancreas om insuline te maken neemt af in de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de pathogenese van DM1?

A

Insuline tekort ontstaat door een auto-immuun reactie waarbij T-cellen en antistoffen de b-cellen van de pancreas afbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat waren de gevolgen van insuline voor de diabetes behandeling?

A

Het veranderde diabetes van een acute fatale ziekte naar een chronisch ziekte met allerlei lange termijn complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de karakteristieke presentatie van DM1?

A

-Begin meestal voor 30-35
-Absolute insuline deficientie
-Risico op ketoacidose
-Levenslang insuline gebruiken om ketoacidose en dood te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de pathogenese van DM2?

A

Hyperglycaemie omdat de aanwezige insuline niet in staat is de spiegel te normaliseren, door te weinig productie (achteruitgang b-cel pancreas) en resistentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer beginnen de symptomen bij DM2?

A

Bloedsuikerspiegel wordt pas hoger als de insuline secretie daalt, op tijdstip 0 pas voldoen aan criteria diabetes diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de typische karakteristieken van DM2?

A

-Begin meestal na 30-35
-85-90% overgewicht
-Niet gevoelig voor ketoacidose bij presentatie
-Niet geheel afhankelijk van insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn typische symptomen van diabetes?

A
  • Glucosurie: nier is niet meer in staat alle glucose uit de voorurine te reabsorberen
  • Polyurie: osmotische diurese door glucose
  • Polydipsie: vochtverlies tegengaan
  • Polyphagie: bij glucose uitplassen verlies je energie
  • Sterke gewichtsverlies in korte tijd: verlies glucose in urine, afbraak van spier- en vetweefsel en vochtverlies met de urine
  • Slapte, moeheid: verminderde ATP productie door verminderd glucose opname is door tekort insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke symptomen passen bij DM1?

A

Starten van ene op andere moment:
->Gewichtsverlies
->Moeheid
->Jeuk
->Polyurie
->Polydipsie
->Polyfagie
->Diabetische ketoacidose
(Emergency: misselijkheid, braken,
dehydratie kan leiden tot coma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke symptomen passen bij DM2?

A

Vaak subtiele of geen symptomen in het begin:
->Toegenomen dorst
->Meer plassen
->Moeheid
->Wazig zien
->Toegenomen frequentie van (schimmel)infecties
Kan zich ook zonder subjectieve symptomen presenteren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe stel je de diagnose diabetes?

A
  • Nuchter plasma glucose >7 mmol/L
  • Willekeurige plasma glucose >11,1 mmol/L
    ->1 abnormale waarde is diagnostisch bij bestaan van typische symptomen, 2 bij asymptomatische personen
  • HbA1c >6,5%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe reken je mmol/L om naar mg/dL

A

1 mmol/L glucose = 18 mg/dL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat ligt ten grondslag aan de cutoff voor een abnormale nuchtere plasma glucose?

A

De kans op diabetische retinopathie neemt va 7 mmol/L sterk toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de rol van OGTT bij diagnose diabetes?

A

De orale glucose tolerantie test wordt alleen gebruikt bij grensgevallen
Of om de diagnose zwangerschapdiabetes te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe voer je een OGTT uit?

A

Bij volwassenen:
- Laat 75 gram glucose drank drinken
- Neem nuchter en 120 minuten na de glucosedrank bloed af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe interpreteer je OGTT?

A
  • Normaal: Nuchter <7.0 mmol/L
    2u na glucose<7.8 mmol/L
  • Impaired glucose tolerance
    Nuchter <7.0 mmol/L
    2u na glucose 7.8-11.0 mmol/L
  • Diabetes mellitus
    Nuchter >7.0 mmol/L
    2u na glucose >11.0 mmol/L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is impaired glucose tolerance (IGT) en hoe kan de diagnose gesteld worden?

A

-Diagnose alleen met OGTT
-Risicofactor voor DM2 en HVZ, geen verhoogde kans op microvasculaire complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is impaired fasting glucose (IFG)?

A

-Nuchtere glucose 6,1-6,9 mmol/L
-Praktisch voordeel (geen OGTT nodig)
-Verhoogd risico op DM2 en HVZ maar niet microvasculaire complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen impaired glucsoe tolerance en impaired fasting glucose?

A

Er is slechts matige overlap tussen personen met een impaired fasting glucose en een impaired glucose tolerance (risico op type 2 diabetes en hart- en vaatziekten is ook niet geheel vergelijkbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is HbA1c. glyHb?

A

% rode cellen waarvaan het Hb geglycosyleerd is
Weerspiegelt het gem glucosegehalte in het bloed in de voorafgaande 6-8 weken bij normale leeftijd rode bloedcel (120 dagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe wordt HbA1C gevormd?

A

In het bloed bindt een glucosemolecuul (niet-enzymatisch) onomkeerbaar met het N-eindstandige aminozuur van de b-keten van Hb. Meer gevormd als de [glucose] in het bloed voor langere tijd stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat betekenen de HbA1c waarden?

A

Normaal: 20-42 mmol/mol of 4-6%
Daling/stijging van 1% komt overeen met verandering van 11 mmol/mol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarvoor wordt HbA1c gebruikt?

A

-Effect behandeling diabetes te monitoren en beoordelen. Gemiddelde, geen weergave verloop glucose
-Diagnose diabetes bij >=48 mmol/mol, 6,5%, daaronder sluit diabetes niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wordt bij diagnostiek verschil gemaakt qua cut-off waarden van diabetes typen?

A

Bij zowel nuchtere glucose als HbA1c geen onderscheid gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waardoor is er normaal geen glucose in de urine?

A

Normaal 180 g glucose/ dag teruggereabsorbeerd door SGLT1 en 2 in de PT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom kun je de aanwezigheid van glucose in de urine niet gebruiken om de diagnose diabetes te stellen?

A

-Ook glucosurie bij nierinsufficientie
-Glucose verschijnt pas in de urine wanneer
de plasma glucose concentraties > 10.0–11.1 mmol/L, dus als er al lang diabetes bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke type diabetes is sterker erfelijk bepaald?

A

DM2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe ontstaat een diabetische ketoacidose?

A

Bij ernstige insuline deficientie neemt de lipolyse toe en daarmee het aanbod FFA naar de lever, die daar worden omgezet in ketonlichamen in de mitochondrieen. Ketoacidose bij grote hoeveelheid ketonlichamen in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke labarotoriumafwijkingen zijn typisch voor een diabetische ketoacidose?

A

Verhoogde spiegel ketonen in bloed en urine + lage pH in het bloed en een hyperglycemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waardoor worden de gevaren van een ketoacidose versterkt?

A

Door toegenomen proteolyse en verminderd glucose opname vanwege de absolute insule deficientie ontstaat er osmotische diurese waardoor er dehydratie ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn chronische complicaties van diabetes?

A

Microvasculair:
-Retinopathie
Nefropathie
-Neuropathie
Macrovasculair:
-Atherosclerose cardio-, cerebro en perifeer vasculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is diabetische retinopathie?

A

Een microvasculaire complicatie van diabetes die een gevolg is van schade aan de kleine vaten van de retina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wanneer moet bij DM1 onderzoek gedaan naar retinopathie?

A

Retinopathie meestal pas na 5 jaar dus na 5 jaar screenen. Background na 20 jaar bijna iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de vroegste klinische manifestatie van diabetische nefropathie?

A

-Toegenomen albuminurie
-Normaal <20 mg/dag
-Microalbuminurie: langdurig tussen 30 en 300 mg/dag, teken van beginnende diabetische nefropathie
-Dipstick methode toont pas eiwitverlied bij>300-500 mg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe kan een diabetische nefropathie aangetoond worden?

A

-Macroalbuminurie/ proteinurie: >300 mg/dag
-Grote kans om zonder behandeling binnen 5-7 jaar aan de dialyse te moeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer ontwikkelt diabetische nefropathie?

A

Meestal pas 5-15 jaar na het begin van de diabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Bij welke typen diabetes komt ketoacidose voor?

A

Zeer typisch voor DM1, maar kan bij uitzondering bij DM2 optreden (bv bij ernstige infecties, trauma of hartinfarct, zeldzaam! als 1e manifestatie van DM2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe door je onderzoek naar diabetische retinopathie?

A

Fundoscopie/ fundusfoto’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wanneer moet screening op diabetische retinopathie bij DM2 gedaan worden?

A

Bij stellen diagnose omdat er al (pre)proliferatieve retinopathie kan zijn zonder klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Is microalbuminurie specifiek voor DM2?

A

Nee, het kan ook optreden bij andere nierziekten en als gevolg van ernstige gegeneraliseerde vaatschade (atherosclerose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is de kans op complicaties bij stellen van diagnose diabetes?

A

DM1: geen
DM2: 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat zijn de behandelingsdoelen bij diabetes mellitus?

A
  1. Bloedsuikerspiegel normaliseren tot 4-8 mmol/L en daarmee symptomen behandelen
  2. Chronische complicaties voorkomen
  3. Voorkomen dat er een hypo of hyper ontstaat
  4. Zorgen dat iemand zo normaal mogelijk kan leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn de mogelijkheden om diabetes te behandelen?

A
  1. Dieet
  2. Voldoende lichamelijke activiteit
  3. Tabletten
  4. Injecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat voor dieet moeten diabetes patienten volgen?

A

In principe niet anders dan wat voor iedereen gezond is:
* Weinig suiker (maar niet suikervrij)
* Veel langzaam resorbeerbare koolhydraten
(lage GI)
* Veel voedingsvezels
* Weinig vet (speciaal weinig verzadigd vet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is de aanbevolen samenstelling van het dieet voor mensen met diabetes?

A
  • Eiwit 1 g/kg ideaal lichaamsgewicht
  • Vet < 35% van totale energy intake
  • Verzadigd en trans-onverzadigd vet <10%
  • Koolhydraten 40-60% van totale energy intake
  • Sucrose <10%
  • Alcohol Niet verboden, cave calorieen
  • Zout < 6gram/dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer moet dieet voor de behandeling van diabetes gebruikt worden?

A

Alle patienten met (pre) diabetes zouden advies
over hun dieet en leefstijl moeten krijgen.
*Controle gewicht
*Stoppen met roken
*Regelmatig lichaamsbeweging
Kan DM2 uitstellen of voorkomen en vermindert het cardiovascular risico
*Goede controle van de BD is belangrijk
*De meeste patienten zullen ook baat bij een cholesterol-remmer hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe draagt lichamelijke activiteit bij aan de behandeling van diabetes?

A
  • Regelmatige lichamelijke beweging verhoogt insuline gevoeligheid en reduceert de progressie van DM2 met 30-60%
  • De laagste lange-termijn morbiditeit vind je bij personen met diabetes met de beste cardiorespiratoire
    fitheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Welke tabletten kunnen bi de behandeling van diabetes gebruikt worden?

A

-Metformine: remt gluconeogenese, gewichtsverlies
-Sulfonylureas: stimuleren insuline secretie bij DM2
-DPP-4 remmers: remt DPP-4 enzym dat GLP-1 afbreekt
-SGLT2 remmers: glucosurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Welke injectie therapieen worden bij diabetes gebruikt?

A
  1. Insuline injecties
  2. GLP-1 analogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Hoe wordt een insuline injectie toegediend?

A

In het subcutane vet. De absorptie daaruit is vertraagd omdat humane insuline in een opls hexameren vormt, die eerst uiteen moeten vallen in di- en monomeren voordat ze in het bloed worden opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Welke factoren zijn van invloed op de opname snelheid van insuline?

A
  • Buikhuid>arm>bovenbeen
  • Warme temperatuur sneller opgenomen door betere doorbloeding huid
  • Bij altijd op dezelfde plek spuiten ontstaan er beschadigingen waardoor lipohypertrofie ontstaat, insuline opname wordt onbetrouwbaar
  • Te diep spuiten (in spier) geeft zeer snelle opname
    Daardoor kan de opname snelheid van dag tot dag tot 25% varieren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Hoe kan zuiver insuline verkregen worden?

A

-Via recombinant humaan insuline (via bacterien)
-a- en b-keten
-Werkzaam na 30 min, piek na 2 uur en 5-8 uur werkzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Welke insuline worden gebruikt?

A

Kort- en lang-werkende insuline analogen
Snelheid van uiteenvallen in monomeren bepaalt hoe snel het wordt opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Hoe betrouwbaar is de werking van insuline preparaten?

A

Grote intra- en inter-individuele variatie in werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Hoe vaak worden insuline injecties toegediend?

A

-Lang-werkende insuline 1x om basale insuline na te bootsen
-Kort-werkend om de pieken te veroorzaken: 3x voor maaltijd bolus insuline om piek op te vangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Waarom wordt de basale injectie gegeven?

A
  1. Om de glucose productie uit de lever te controleren
  2. Om voldoende glucose opname naar de perifere weefsels te garanderen gedurende de nacht en tussen maaltijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Waarom worden de bolus insuline injecties gegeven?

A

Om de glucose schommelingen direct na een maaltijd te controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat is het verschil tussen de insuline van diabetes patienten en de normale fysiologische situatie?

A

Als je insuline zelf in de pancreas maakt eerst via v. portae naar lever waarbij de eerste passage al 20-80% geklaard wordt. Bij spuiten eerst in systemische bloedbaan en relatief lage concentraties in v. porta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat zijn de behandelingsdoelen voor glucose bij diabetes?

A
  • HbA1c <7%/ <53 mmol/mol
  • Voor maaltijd glucoe 4,4-7,2 mmol/L
  • Na maaltijd glucose <10 mmol/L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Welke behandeling wordt bij DM1 gegeven?

A

-Altijd dieet + lichamelijke beweging
-Altijd insuline. 50% basaal en 50% voor maaltijden (MTI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Welke behandeling wordt bij DM2 gegeven?

A

-Altijd dieet en voldoende beweging (gecombineerd leefstijladvies)
-Medicatie toevoegen als dat onvoldoende helpt. Eerst metformine, evt medicatie toevoegen
-Insuline als pancreas te ver achteruit is gegaan, starten met lang-werkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat zijn de indicaties voor extra medicatie bij DM2?

A

HbAic >7:
-HVZ/nierfalen: SGLT remmer of GLP1 agonist in vroeg stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat maakt de behandeling van DM2 lastig?

A

DM2 is progressief waardoor er veranderingen in de therapeutische strategie nodig zijn na verloop van tijd

66
Q

Wat zijn incretinen?

A

Stoffen die door de darm worden afgegeven als je iets gaat eten zodat er meer insuline wordt afgegeven. Daardoor meer insuline bij orale glucose tov iv

67
Q

Hoe werken incretinen?

A

Secretie gestimuleerd door glucose in het lumen van de dunne darm
Incretinen stimuleren de b-cellen

68
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste incretine hormonen?

A
  1. GLP-1: glucagon-like peptide-1
  2. GIP: gastric inhibitory peptide
69
Q

Door welke cellen worden incretinen gesecreteerd?

A

Endocriende cellen in het epitheel van de dunne darm:
-L-cel: productue GLP-1 uit proglucagon, distale deel dunne en 1e deel dikke darm
-K-cel: productie GIP uit ProGIP, twaalfvingerige darm

70
Q

Waardoor kunnen GLP-1 en GIP worden afgebroken?

A

DPP-4 in de capillairen

71
Q

Wat zijn de effecten van GLP-1?

A
  • Stimuleert insuline
  • Remt glucagon secretie
  • Vermindert eetlust
  • Vertraagt maaglediging
  • Verhoogt insuline gevoeligheid
  • Kan functie b-cellen in stand houden en verbeteren (meer functioneel, gunstig)
72
Q

Wat is de rol van incretinen bij de pathogenese van DM2?

A
  • GIP spiegels veranderen niet
  • De hoeveelheid GLP-1 is een stuk lager. GLP-1 defect
  • Teruglopen insuline heeft te maken met teruglopen GLP-1 effect
73
Q

Wat is de rol van GLP-1 bij de behandeling van diabetes?

A

-GLP-1 geven kan de bloedsuikerspiegel normaliseren
-Glucose en glucagon dalen, insuline stijgt
-Het effect dooft niet uit (lichaam raakt niet ongevoelig)
-Geeft verbeterde insuline gevoeligheid + gewichtsverlies

74
Q

Wat zijn de nadelen van GLP-1?

A

Natuurlijk GLP-1:
-Is een eiwit en kan dus niet oraal worden toegediend
-Korte halfwaardetijd

75
Q

Waardoor wordt GLP-1 afgebroken?

A

DPP-IV, >50% binnen 1 min

76
Q

Hoe kan de halfwaardetijd van GLP-1 verlengd worden?

A

-GLP-1 analogen met een verlengde halfwaardetijd injectie)
-DPP-4 remmers om de GLP-1 spiegel hoger te krijgen (oraal)

77
Q

Geef een voorbeeld van een GLP-1 analoog

A

Exenatide
-Ongevoelig voor DPP-4 afbraak waardoor de halfwaardetijd veel langer is (10 uur)
-Identieke werking aan menselijke GLP-1

78
Q

Wat zijn de kenmerken van DPP-4 remmers?

A

-Eilandjes van Langerhand blijven langer intact
-Werken minder krachtig dan GLP-1 analogen
-Weinig effect op gewicht
-Minder bijwerkingen
-Werking op GIP geeft weinig winst

79
Q

Wat zijn de bijwerkingen van GLP-1?

A

-Minder eetlust
-Braken en misselijkheid (deels omdat ze de maaglediging vertragen)
-Gewichtsverlies (gunstig!)
-Als monotherapie bijna geen hypo’s, daardoor betere compliantie

80
Q

Wanneer is GLP-1 effectief?

A

Alleen als de b-cellen nog insuline produceren

81
Q

Wat zijn de componenten van een Roux-en-Y bypass?

A
  1. Maag kleiner waardoor je minder gaat eten
  2. Bypass deel dunne darm en maag
  3. Andere gal toevoer
  4. Voedsel sneller van maag naar dunne darm
  5. Deels vagotomie
82
Q

Wat zijn de effecten van een Roux-en-Y bypass op hormoonspiegels?

A

-Ghreline (eetlust) omlaag
-GLP-1 omhoog
-PYY omhoog
-Insuline omhoog

83
Q

Wat zijn de effecten van een gastric bypass op glucose controle?

A

Lager insuline spiegel die beter werkt doordat minder voedsel wordt ingenomen en er dus minder insuline stimulatie is en minder darm hormonen

84
Q

Welke hypothese geeft de mogelijke oorzaak van DM2?

A

DM2 komt door overstimulatie van de pancreas door excessieve darm signalen

85
Q

Wat zijn de voordelen van een gastric bypass voor diabetes?

A

-Remissie` diabetes (remissie hoogst recent na ingreep)
-Verbetering complicaties en levensverwachting

86
Q

Leidt een hypo of hyper tot verminderde bewustzijn?

A

Bij niet aanspreekbaarheid of bewusteloosheid hypo tot het tegendeel is bewezen. Ketoacidose bij volwassenen leidt bijna nooit tot bewusteloosheid

87
Q

Hoe wordt een hypoglycemie behandeld?

A

Indien nog aanspreekbaar:
->10-25 g glucose per os (bv 5 suikerklontjes, 2 dextropur)
Indien niet meer aanspreekbaar:
->50 mL 50% glucose opl iv of
->1 mg glucagon subcutaan of intramusculair

88
Q

Wanneer is glucagon bij een hypo zinvol?

A

Als er leverglycogeen voorraad is:
*Hypo pas korter dan 45 minuten bestaat
*Er geen leverinsufficientie/leverziekte bestaat (onvoldoende leverglycogeen)

89
Q

Welke moleculen ontstaan uit proinsuline?

A

1 molecuul insuline en 1 molecuul C-peptide. Afgegeven aan v. portae via exocytose

90
Q

Waarvoor wordt C-peptide gebruikt?

A

Als maat voor endogene insuline productie, wordt bijna niet geklaard door de lever

91
Q

Hoe kan bij een hypo onderscheid gemaakt worden tussen teveel endogene of exogene insuline productie?

A

Exogeen: insuline concentratie hoog en C-peptide laag

92
Q

Wat zijn de insuline en C-peptide spiegels bij een
hypoglycemie tijdens een behandeling
met sulfonylureumderivaten?

A

Het stimuleert de insuline aanmaak onafhankelijk van de glucose concentratie. Bij een hypo zal er hoog insuline en hoog C-peptide zijn

93
Q

Wat zijn de symptomen van een hypo?

A

Autonoom:
-Hartkloppingen
-Trillen
-Sterk transpireren
-Honger
Neurologische symptomen

94
Q

Via welke route wordt insuline secretie gestimuleerd bij een hypo?

A

Hypoglycaemie-> hypothalamus glucose sensor-> activering sympathicus-> adrenaline-> glucose afgifte

95
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van een hypoglycemie?

A
  1. Fout bij voedselinname, insuline spuiten
  2. Exercise-induced hypoglycemie (insuline gevoeligheid verbeterd)
  3. Alcoholgebruik (remt gluconeogenese, hypo moelijker opgevangen)
  4. b-blokkers (remmen afgifte (N)A
96
Q

Welke diagnostiek wordt toegepast bij verdenking op een hypo?

A

Meten insuline en C-peptide in bloed. Als het niet door insuline komt kan het door cortisol tekort of sulfonylureum-derivaten komen

97
Q

Welke gegevens passen bij een diabetische ketoacidose?

A

-Misselijkheid en braken
-Hyperventilatie (tegengaan acidose)
-Dorst
-Polyurie
-Dehydratie
-Acetonlucht
-Relatief lage BD en snelle pols
-Clapotage (klotsen in epigastrica doordat maag stil blijft staan)
-Verhoogd K+ door acidose
-Gedaald bewustzijn alleen bij kinderen of in laat stadium

98
Q

Hoe wordt de diagnose diabetische ketoacidose gesteld?

A

Klinisch beeld icmt:
* Hyperglycaemie.
* Ketonaemia of ketonurie
* Acidose (<7.30) met verlaagd bicarbonaat

99
Q

Wat zijn uitlokkende factoren voor een diabetische ketoacidose?

A
  • Infectie waardoor insuline minder goed werkt
  • Hartinfarct, kan eerste presentatie zijn van suikerziekte
  • Onvoldoende insuline gespoten. Ketogenese alleen bij te weinig insuline
  • Stop insuline
  • Trauma
  • Chirurgie
  • Zwangerschap
100
Q

Waardoor ontstaat dehydratie bij ketoacidose?

A

-Osmotische diurese door hyperglycaemie
-Hyperketonaemie geeft acidose en braken
Dehydratie geeft renale hypoperfusie-> minder excretie van ketonen en H+

101
Q

Van welke stoffen ontstaat er een tekort bij diabetische ketoacidose?

A

-Water
-Natrium
-Kalium
-Chloride
-Fosfaat

102
Q

Hoe wordt een diabetische ketoacidose behandeld?

A
  • Insuline (om ketogenese af te remmen) met een pomp
  • Vocht
  • Elektrolyten aanvullen
  • Oorzaak zoeken
    Niets per os omdat de maag stilstaat
103
Q

Wat zijn de gemeenschappelijke symptomen van een diabetische ketoacidose en hyperglycemische hyperosmotische ontregeling?

A

Symptomen hyperglycemie:
-Polyurie
-Polydipsie
-Polyfagie
-Gewichtsverlies
-Futloos
Tekenen van uitdroging:
-Droge slijmvliezen
-Ingevallen oogkassen
-Slechte turgor huid
-Hypotensie
-Shock (zeer ernstig)

104
Q

Wat zijn de symptomen specifiek aan een diabetische ketoacidose (tov HHO)?

A

-Snel begin (<24 u)
-Kussmaul ademhaling
-Acetonlucht
-Misselijkheid/ braken
-Buikpijn
-pH <7,30

105
Q

Wat zijn de symptomen specifiek aan een hyperglycemische hyperosmotische ontregeling (tov ketoacidose)?

A

-Ontstaan na dagen/ weken
-Verlaagd bewustzijn/ suf
-Focale neurologische uitval. epilepsie
-Krampen in de benen door sterkere verstoorde elektrolyten
-pH >7,30

106
Q

Wat zijn chronische complicaties van diabetes?

A
  • Blindheid
  • Nierziekten
  • Zenuw schade
  • Amputatie
  • Hartinfarct
  • Beroerte
  • Meer kans op bepaalde soorten kanker
107
Q

Wat zijn de belangrijkste doodsoorzaken bij insuline-treated patienten?

A

-HVZ (70%)
-Nierfalen (10%)
-Infectie (6%)

108
Q

Wat is het effect van diabetes op de levensverwachting?

A

Het neemt af, hoe jonger het ontwikkelt hoe lager de levensverwachting

109
Q

Hoe veroozaakt diabetes schade aan de weefsels?

A

Hyperglycemie-> oxidatieve stress en vasculaire ontstekng-> epigenetische veranderingen in regulerende enzymen van het glucose metabolisme + complicaties

110
Q

In welke weefsels is het risico op complicaties door diabetes het grootst?

A

Weefels met passieve, insuline onafhankelijke glucose opname als de retina, zenuwen en nieren (mn microvasculaire complicaties)

111
Q

Wat is het verband tussen HbAIc en risico op microvasculaire complicaties?

A

Hoe hoger HbA1C, hoe groter de kans op optreden van complicaties en hoe sneller het gebeurt

112
Q

In wlke celtypen vindt diabetische schade plaats?

A

Alle cellen worden blootgesteld aan verhoogde glucose, maar hyperglycemische schade vindt voor plaats in celtypen (bv endotheel) die IC hyperglycemie ontwikkelen

113
Q

Welke complicaties ontwikkelen het eerst bij DM1?

A

Eerder micro- dan macrovasculaire complicaties:
1. Retinopathie
2. Nefropathie
3. Neuropathie

114
Q

Welke typen diabetische retinopathie zijn er?

A
  • Niet-proliferatief/ background. Na 25 jaar bijna 100% van type 1. Type 2 krijgen minder uitgesproken retinopathie
  • Proliferatief, kun je blind van worden
115
Q

Wat is de pathogenese van background retinopathie?

A

-Microaneurysma’s
-Dot en blot haemorrhages
-Exudaten

116
Q

Wat is de pathogenese van proliferatieve retinopathie?

A

-Nieuw vaatvorming door hypoxie
Bloedvaten voor netvlies, vaten kunnen lekken.

117
Q

Op welke manieren kan de nier door diabetes worden beschadigd?

A

Door beschadiging van de glomerulus
Door ischemie als gevolg van hypertrofie van de afferente en efferent arteriolen naar de nieren
Door opstijgende bacteriele infecties naar de nieren

118
Q

Hoe kan een beginnende diabetische nefropathie bij DM1 op0gespoord worden?

A

Microalbuminurie: normaal 0-30 mg per 24 uur, beginnend nefropathie bij >30 mg. Pas laat achteruitgang filtratiesnelheid en stijging BD

119
Q

Hoe ontstaat glomerulaire schade bij diabetes?

A

Proliferatie van voornamelijk de mesangiale cellen

120
Q

Hoe kan nefropathie bij DM1 voorkomen worden?

A

-Regelmatige controle op microalbuminurie (va 5 jaar)
-Scherpe bloedsuiker controle en vroege aggressieve antihypertensieve therapie om achteruitgang te remmen zolang er microalbuminurie is

121
Q

Hoeveel type 1 diabetes patienten ontwikkelt terminale nierinsufficientie?

A

20-40% tgv diabetische nefropathie

122
Q

Hoe verschilt het beloop van diabetische nefropathie bij DM2 tov DM1?

A

Veel overeenkomsten, maar ook verschillen:
->DM2 vaak op oudere leeftijd (obesitas, hoge BD, dyslipidemie, HVZ) waardoor de nefropathie sterk beinvloed kan worden
->7% DM2 heeft microalbuminurie op moment van diagnose
->Microalbuminurie minder specifiek voor diabetische nierziekte, vaker door extrarenale oorzaak als atherosclerose, beroerte of MI

123
Q

Waardoor wordt diabetische nefropathie bijna altijd door voorafgegaan?

A

Diabetische retinopathie

124
Q

Hoe kan diabetes het perifeer ZS beschadigen?

A

Diabetische neuropathie:
A] Vasculaire hypothese: door afsluiting van de vasa nervorum.
B] Metabole hypothese: door verstoorde metabolisme (hoge glucose) bij diabetes

125
Q

Waar hangt de progressie van diabetische neuropathie vanaf?

A

De mate van glucose controle

126
Q

Hoe verloopt diabetische neuropathie bij type 1 en 2?

A

Type 1: snelle achteruitgang direct na ontstaan, na 2-3 jaar zenuwfunctie minder snel achteruit
Type 2: verminderde werking zenuwen al bij diagnose, constante achteruitgang

127
Q

Welke typen diabetische neuropathie komen voor?

A

 symmetrische (hoofdzakelijk) sensore polyneuropathie (distaal gelokaliseerd)
 acute pijnlijke neuropathie
 mononeuropathie en mononeuritis multiplex
(a) hersenzenuwen
(b) geisoleerde perifere zenuwen
 diabetische amyotrophie
 autonome neuropathie

128
Q

Wat zijn complicaties van diabetische neuropathie?

A

-Silent MI
-Orthostase
-Hypoglycaemie unawareness
Enz

129
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van complicaties bij diabetes?

A
  • Langer duur
  • Hoge bloedsuikers
  • Roken
  • Hoog BD
  • Mannen meer kans
    -Microalbuminurie
    -Genen?
130
Q

Wat is het effect van vebeterde glucose controle bij DM1?

A

Vermindt risico op microvasculaire complicaties:
-Retinopathie 76%
-Nefropathie 54%
-Neuropathie 60%
Maar ook 3x zo vaak hypo’s en enige gewichtstoename

131
Q

Wat is het lange-termijn effect van intensieve insuline therapie op DM1?

A

Legacy effect (metabolic memory): gunstig effect op complicaties blijft bestaan bij vroege intensieve therapie. Microvasculaire complicaties op korte termijn minder, macrovasculaire complicatie verandering op langer termijn (> 9 yr) en minder verschil

132
Q

Welke type complicaties komen het meeste voor bij DM2?

A

Vaker macro- dan microvasculair

133
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontstaan van macrovasculaire complicaties?

A
  • Duur diabetes
  • Leeftijd
  • Systolische hypertensie
  • Hyperinsulinemie met insuline resistentie icm
    obesitas en het metabool syndroom
  • Hyperlipidemie, met name hypertriglyceridemie/laag HDL
  • Proteinurie (incl microalbuminurie)
  • Andere bekende risico factoren voor HVZ (roken, LDL-cholesterol, BMI)
134
Q

In hoeverre vergroot diabetes de kans op HVZ?

A
  • Twee x grotere kans op een beroerte.
  • Twee tot drie keer x grotere kans op een hartinfarct
  • Kans op amputatie van een voet is 50 x groter
135
Q

Wat zijn de karakteristieken van HVZ bij DM2?

A
  • Treedt op een jongere leeftijd op
  • Veroorzaakt voortijdig overlijden
  • HVZ is de
    doodsoorzaak in ~ 67% van de alle patienten
  • Sterkere risicovergroting bij vrouwen
136
Q

Op welke type complicaties heeft diabetes behandeling het meeste effect?

A

-Vooral microvasculair
-Minder effect op macrovasculair en duurt langer, andere risicofactoren aanpakken is effectiever

137
Q

Hoe wordt DM2 onder controle gehouden?

A

-Lifestyle modificaties
-Gewichtscontrole
-Controle glucose
-Controle BD
-Controle lipiden

138
Q

Wat is het effect op SGLT2 remmers en GLP-1 agonisten op DM2 complicaties?

A

-Verbetering complicaties als voorkomen van verslechtering van hartfalen en nefropathie onafhankelijk van de glucose spiegels

139
Q

Wat is insuline resistentie?

A

Een normale hoeveelheid insuline is niet in staat is om de bloedsuikerspiegel (adequaat) te laten dalen

140
Q

Wat is de beste methode om insuline resistentie t emeten?

A

Hyperinsulinemic euglycemic clamp stydy (HECS), kan niet op grote schaal
->Insuline infuus en glucose infuus. In steady state: glucose in = glucose uit weefsels. Bij diabetes veel minder glucose opgenomen

141
Q

Wat betekenen de uitkomsten van een 2-uurs OGTT?

A

Normaal: <7,8 mmol/L
Impaired glucose tolerance: 7,8-11,1
Diabetes: >11,1

142
Q

Hoe vaak komt insuline resistentie voor?

A

Meerderheid IGT en DM2
25% non-obees met normale OGT

143
Q

Waarom hebben niet alle mensen met insuline resistentie diabetes?

A

De eilandjes van langerhans functioneren goed genoeg om de insuline spiegels erop aan te passen

144
Q

Hoe is de insuline receptor opgebouwd?

A

-2 a-subunits die vastzitten aan een transmembrane b-subunit
-Insuline bindt aan de a-subunits-> b-subunit geeft signaal door-> fosforylering receptors eiwitkinase

145
Q

Welke oorzaken van insuline resistentie zijn er?

A
  1. Pre-receptor: antilichaam insuline
  2. Receptor: minder affiniteit of aantal
  3. Post-receptor: abnormale signaal transductie, glucose minder opgenomen
  4. Glucose transporter: minder GLUT 4 dus minder insuline afh glucose opname
146
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van insuline resistentie?

A

Post-receptor

147
Q

Waarom zijn mensen met DM2 insuline resistent?

A

IRS-1 activeert P13 kinase niet meer, maar wel versterkt MAP kinase waardoor er ontsteking, proliferatie en atherosclerose ontstaat

148
Q

Welke processen worden vooral door insuline resistentie beinvloed?

A

Vooral glucose metabolisme maar niet de mitogene effecten van insuline. Disbalans van signalering door insuline receptor kan verslechterde glucose homeostase veroorzaken in insuline gerichte weefsels als lever, spier en vet maar zal celproliferatie stimuleren in andere weefsels door hyperinsulinemie

149
Q

Welk proces wordt door insuline resistentie versterkt gestimuleerd?

A

De novo lipogenese

150
Q

Welke factoren kunnen invloed hebben op insuline resistentie?

A
  1. Leeftijd (oa minder bewegen)
  2. Obesitas
  3. Viscerale vetmassa
  4. Hyperinsulinemie
151
Q

Wat zijn de risicofactoren voor HT en HVZ?

A

-Hyperinsulinemie
-IGT
-Hoger plasma TG
-Lager HDL

152
Q

Bij welke ziektes speelt insuline resistentie emn hyperinsulinemie een rol?

A

-DM2
-Coronary artery disease (CAD)
-Andere vaatziekten

153
Q

Vanaf wanneer bestaat het metabool syndroom?

A

Lang voor de criteria van diabetes al verhoogd risico op HVZ. 30-40% Westerse samenleving

154
Q

Wat zijn de criteria voor het metabool syndroom?

A

Als 3+ afwijkende bevindingen:
- Verhoogde buikomvang. Verschillen tussen landen
- Verhoogde TG of ervoor behandeld worden: >=1,7 mmol/l
- Verlaagd HDL of ervoor behandeld: <1,0 mmol/l m, 1,3 mmol/l v
- Verhoogde BD of ervoor behandeld: >130/85
- Nuchtere bloedsuiker boven. 5,6 mmol/l

155
Q

Waarom worden regionale cut-offs gebruikt voor buikomvang?

A

Omdat de relatie met buikomvang (waist circumference) en de kans op cardiovasculaire ziekten en diabetes niet over de hele wereld hetzelfde is

156
Q

Wat zijn de (mogelijke) consequenties wanneer iemand de kenmerken van het metabool syndroom heeft ontwikkeld?

A

-2x risico HVZ binnen 5-10 jaar, totale risico hoger
-5x risico DM2
-1,5x all-cause mortaliteit
-Grotere kans op kans

157
Q

Wat zijn mogelijke verklaringen voor de pathogenese van complicaties bij het metabool syndroom?

A
  1. Bij hyperinsulemie/ insuline resistentie vindt er meer perifere vasoconstrictie en Na+ retentie plaats waardoor de BD daalt
  2. Door hyperinsulemie versterkte vorming van VLDL->atherosclerose
  3. Hyperinsulinemie draagt bij aan versterkte stollingsneiging en ontsteking in de vaten-> protrombotische en -inflammatoire staat
158
Q

Hoe kun je het metabolse syndroom behandelen?

A
  1. Onderliggende oorzaken verminderen
  2. Cardiovasculaire risicofactoren behandelen
159
Q

Hoe kunnen de onderliggende oorzaken van het metabool syndroom verminderd worden?

A

Lifestyle risicofactoren verbeteren:
-Gewichtsverlies: 7-10 kg in 1 jaar, daarna tot BMI <25
-Lichamelijke activiteit
-Anti-atherogene dieet: minder vet en cholesterol

160
Q

Hoe kunnen cardiovasculaire risicofactoren verminderd worden?

A

-Dyslipidemie (verminderd HDL-C) tegengaan door gewichtsreductie en beweging
-BD verlagen: minstens <140/90
-Glucose verlagen door gewichtsverlies en beweging

161
Q

Is er een rol voor medicatie bij de behandeling van insuline resistentie bij het metabolic syndrome?

A

Geneesmiddelen die insuline gevoeligheid/ hyperinsulinemie verbeteren als:
-Metformine
-Thiazolidinediones
-SGLT remmers
-GLP-1 analogen
Effect nog niet bewezen