Week 6 Flashcards

1
Q

In welke niveaus kan lichaamssamenstelling gedeeld worden?

A

Naar toenemende complexiteit:
1. Atomen
2. Moleculen
3. Cellen
4. Weefsels
5. Lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit hoeveel elementen bestaat het lichaam?

A

-50 elementen
-5 elementen zorgen voor 98% lichaamsgewicht (zuurstof, koolstof, waterstof, nitraat, calcium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke moleculen bestaat het lichaam?

A

Eiwitten, koolhydraten, lipiden, mineralen, water enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat het cellulaire component van het lichaam?

A

Vetcellen + lichaamscellen + ICF/ECF + organische en anorganische EC stoffen
-10^14 cellen: variatie in vorm, grootte, samenstelling en verdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn weefsels?

A

Bevatten cellen die vergelijkbaar zijn qua uiterlijk, functie en embryonale herkomst
->Soorten: vet + spier + bot + bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom wordt lichaamssamenstelling gemeten?

A
  • Gezondheidsgevolgen
    -voorkom diabetes, CHD, BP, etc…
    -er is een ideale bet % voor gezondheidsredenen
  • Maken van BW recommendaties
    -hoeveel vet verliezen/aankomen
    -hoeveel spier aankomen
    -Athletic performance
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bereken je BMI?

A

Gewicht (kg)/Lengte (m) x Lengte (m)= kg/(m2)
Gebaseerd op Kaukasische populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekenen de waarden van BMI?

A

18,5 ondergewicht
18,5-24,9 gezond
25-29,9 overgewicht
30-39,9 obees
>40 ernstig obees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verband tussen BMI en mortaliteit?

A

U-vormig, weinig m/v verschil. Leeftijdsafhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is BMI onbetrouwbaar?

A

-Grote atleten kunnen als obees geclassificeerd worden
-Lichaamsgewicht wordt beinvloed door andere factoren dan vet )bot, plasmavolume, spiermassa)
-Verschillen tussen populaties
-Normaalwaarden hetzelfde voor alle leeftijden en geslachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de belangrijkste parameter bij de evaluatie van lichaamsamenstelling?

A

Proportie van vet tov het totale lichaamsgewicht (lichaamsvet %)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de gevolgen van te veel lichaamsvet?

A

Groter risico op:
-Cardiovasculaire aandoeningen
-Hypertensie
-Type 2 diabetes
-Kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de gevolgen van extreem lage lichaamsvet?

A

Kan leiden tot reproductie-, immuno- en vaatstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is het vet opgeslagen in het lichaam?

A

Vet depots:
-Subcutaan
-Intermusculair
-Intramosculair
-Abdominale en thoracale holte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen vetopslag bij mannen en vrouwen?

A

-M: meer in abdomen (appel)
-V: meer rond heupen, billen, onderbuik, borsten, schouders en triceps (peer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het voordeel van lichaamssamenstelling tov BMI?

A

Het is een betere indicator van fitness en een meer accurate weergave van gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke modellen voor lichaamssamenstelling zijn er?

A

-Vet + lean body mass (incl essentiele vet)
-Vet (incl essentieel) + fat-free mass

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het fat-free mass?

A

Lichaamsmassa minus alle vet, bestaand uit alle niet-vet weefsels incl bot, spier, organen en bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarui bestaat het FFM?

A

-60% lichaamsgewicht is water: 34% IC en 26% EC
-Eiwitten
-Glycogeen
-Mineralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat het vet massa?

A

Essentiele en niet-essentiele vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn essentiele vetten?

A

-Vetten noodzakelijk voor lichaamsfunctie: bescherming, insulatie, energie
-Minimum hoeveelheid
-Opgeslagen in organen, spieren en CZS (niet-essentieel vooral subcutaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de m/v verschillen in essentiele vet?

A

Man: 3-5% lichaamsgewicht
Vrouw: 8-12%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar hebben vrouwen meer essentiele vet?

A

Vrouwen hebben baby’s. menstruaties enz en hebben meer vet nodig voor de overleving van de soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is niet-essentiele vet?

A

-Storage fat/ adipose tissue (vooral als triglyceriden)
-Subcutaan opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe verandert de lichaamssamenstelling bij veroudering?
-Totale massa neemt toe -LBM neemt af -Vet massa neemt toe
26
Hoe kan je lichaamssamenstelling meten?
-Huidploien -Omtreksmetingen (WHR) -Bioelectric impendantie -Beeldvorming (DEXA, CT, MRI)
27
Wat is een huidplooidiktemeting?
Omdat 70-90% van het vetweefsel subcutaan ligt, kan de dikte van de huidplooien gebruikt worden om de totale hoeveelheid vet in het lichaam te meten -Veronderstelf dat het vet regelmatig over het lichaam verdeeld is
28
Wat zijn de voor- en nadelen van een huidploodiktemeting?
-Voor: geeft vrij goede schatting van lichaamsvet % -Tegen: afhankelijk van tester, geven geen goede info over de hoeveelheid visceraal vet (rond organen)
29
Wat zijn omtrekmetingen?
Heup/taille ratio: taille/heupen (WHR) -Beste anthropometrische parameter voor gezondheidsrisico -Dus vetverdeling is belangrijker dan hoeveelheid vet
30
Waarmee is de heuptaille ratio gecorreleerd?
*de mate van insuline resistentie omhoog *bloeddruk omhoog *HDL cholesterolspiegel in het bloed omlaag *incidentie diabetes mellitus omhoog *incidentie hart- en vaatziekten omhoog *overall mortaliteit omhoog
31
Welke heuptaille ratio's geven een significante gezondheidsrisico?
Man> >0,95 Vrouw: >0,80
32
Welke typen vetcellen zijn er?
-Male/ android: bovenlichaamsvetcellen, meer insuline resistent, meer afgifte vetzuren bij lipolytische stimuli -Female/ gynoid: onderlichaam, meer insuline gevoelig en lypolytisch stimuli resistent, minder vetzuur afgifte
33
Wat is het nadeel van omtrekmetingen?
Maakt geen onderscheid tussen viscerale en subcutane vet in het abdomen
34
Wat is bioelectrical impedance analysis (BIA)?
* Indirecte methode gebaseerd op de elektrische geleiding van een wisselstroom door het lichaam *Weefsels met veel water en elektrolyten, zoals bloed en spieren, geleiden stroom goed. Vetmassa, lucht of bot daarentegen geleiden nauwelijks stroom (hebben hoge weerstand). *Dus hoe groter de vetvrije massa, des te beter een stroom door het lichaam kan stromen.
35
Wat zijn de voordelen van BIA?
-Snelle, non-invasieve, indirecte, eenvoudige methode om lichaamssamenstelling te meten
36
Wat kan met de BIA berekend worden?
-BIA meet FFM -Lichaamsgewicht - FFM = FM
37
Wat zijn de nadelen van BIA?
Hydratie toestand zal de electrolyten concentraties en dus de grootte van de electrische stroom beinvloeden: -Bij uitdroging neemt de geleiding toe (en vermindert de weerstand) en daardoor lijkt het vetpercentage lager dan het in werkelijkheid is - teveel lichaamswater vermindert de geleiding (en verhoogt de weerstand en daardoor lijkt het vetpercentage hoger dan het is)
38
Wat zijn de beste methoden om lichaamssamenstelling te meten?
CT, MRI, DEXA (Dual Emission X-ray absorptiometry)
39
Wat is DEXA?
-Meet direct het absolute lichaamsvet -Is based on differential attenuation of a beam of photons at two, effective energy levels as it passes through the body. The ratio of the mass attenuation coefficients (R value) is used to estimate soft-tissue (lean body mass) and bone mineral masses and fat mass, respectively
40
Wat zijn de voordelen van CT/MRI?
Enige methoden om interne viscerale vetweefsel te meten
41
Wat is energiebalnd?
Energie inname - energieverbruik (=verandering in energie opslag) Voedsel inname - verbranding (=verandering in vet opslag)
42
Wat is nodig om het lichaamsgewicht met 1 kg te veranderen?
Voor elke ~7500 kcal teveel/teweinig energie inname neemt lichaamsgewicht met 1 kg toe/af
43
Hoe meet je energie inname?
Via energie inhoud van voedsel (atwater, bom calorimeter): -Koolhydraat: 4 kcal/g -Eiwit: 4 kcal/g -Vet: 9 kcal/g -Alcohol: 7 kcal/g -Soluble fiber: 1,5-2 kcal/g
44
Wat is de aanbevolen samenstelling van dieet tbv dekking energiebehoefte?
Energie % bij intake van 2000–2500 kcal: Koolhydraat : 40% (min. 20% ter voorkoming van ketose) Vet: max. 40% (verzadigd<10%) Eiwit : 10-25% Voedingsvezel: ~15 g/1000 kcal
45
Hoe wordt energie uit voedingsstoffen gehaald?
Verbranding: Brandstof + O2 -> CO2 + H2O + warmte
46
Hoe meet je energieverbruik (EE)?
1. Directe calorimetrie: warmteproductie 2. Indirecte calorimetrie: O2 verbruik 3. Double labelled water method (2H218O)
47
Hoe werkt de double labelled water method?
2H218O Verchil urine 2H versus 18O is de CO2 productie C18O2
48
Hoe werkt indirecte calorimetrie?
-Verschil in- en uitgeademde O2 EE= ~5 Vo2 EE= 3,9 Vo2 + 1,1 Vco2 Waarbij VO2= - dO2 L/uur/dag KH: 5,05 kcal/L O2 vet: 4,74 eiwit: 4,46
49
Wat is RQ?
Verhouding CO2 productie/ O2 verbruik KH: 1,0 vet: 0,7 eiwit: 0,8
50
Uit welke componenten bestaat het energieverbruik?
-Basaalmetabolisme ~60%. Benadering via het sleeping metabolic rate -Fysieke activiteit. Variabel -Adaptieve thermogenese ~10%
51
Wat is het basaal-/rustmetabolisme?
Energieverbruik nodig voor “body maintenance” (in rust; 12 uur na maaltijd). Dient o.a. voor: ->hartfunctie, ademhaling en bloedcirculatie ->voortgeleiding zenuwimpulsen, hersenfunctie ->reabsorptieprocessen in de nier ->groei en weefselregeneratie ->eiwit- en RNA synthese, iontransport, ->lichaamstemperatuur
52
Waardoor worden veranderingen in het BMR veroorzaakt?
Interne omstandigheden: ziekte, ondervoeding, infectie, schildklierafwijkingen, koorts, ernstige verwondingen, stress
53
Waarvan is het BMR vooral afhankelijk?
Vetvrije massa (FFM), vooral de spiermassa (belangrijkste energie hangt af van eiwit)
54
Waaruit bestaat het lean body mass (LBM)?
-Mineralen -Eiwitten= spiermassa -Water -Essentiele vetten -Koolhydraten (weinig)
55
Wat is adaptieve thermogenese?
Aanpassing aan omgevingsfactor: -Cold-induced (shivering en non-shivering) -Diet-induced
56
Wat is DIT/TEF?
Deel van de metabool beschikbare energie gaat verloren door opname, transport, metabolisme (en opslag): = Diet-Induced Thermogenesis (DIT) of Thermal Effect of Food (TEF)
57
Waaruit wordt het energie voor diet-induced thermogenese gehaald?
Koolhydraat : 5- 6% Eiwit : 20 - 30% Vet: 3 - 4% Specifiek Dynamische Werking (SDA)
58
Uit welke componenten bestaat fysieke activiteit?
Bewust en onbewust (NEAT= non-exercise activity thermogenese)
59
Waarom is het moelijk om af te vallen/ aan te komen?
Lichaamssamenstelling is sterk gereguleerd. Bij verandering van inname verandert bv het BMR
60
Wat zijn de gevolgen van een enzymdeficientie/-afwijking voor een metabool pad?
* stapeling van (toxische) metabolieten voor het enzym * tekorten van metabolieten na het enzym Beiden kunnen symptomen geven
61
Wat gebeurt met metabolieten in de cel?
Ze worden geioniseerd: zouten (-aat)
62
Hoe worden koolhydraten en eiwitten opgenomen?
Ze worden aan de vena portae afgegeven
63
Hoe worden vetten opgenomen?
In de enterocyt worden weer triglyceriden gemaakt die verpakt in chylomicronen aan de lymfevaten worden afgegeven
64
Wat is een normale bloedsuikerspiegel?
Glucose (5mM) in bloed  5 g
65
Wat gebeurt er met glucose na een nacht vasten?
130 mg glucose/min verlaat de circulatie Hersenen + ery’s: - 90 mg/min (enige energiebron!!) Spieren: - 25 mg/min Vetweefsel, nieren: - 15 mg/min
66
Hoeveel glucose hebben we minimaal per dag nodig?
200 g/dag
67
Wat gebeurt er als je te veel/ weinig glucose inneemt?
Te veel glucose-> vetstapeling Te weinig glucose-> spiereiwit afgebroken om glucose aanbod in stand te houden
68
Wat gebeurt er na een maaltijd met het bloedsuikerspiegel?
1. Bloedsuikerspiergel stijgt 2. Lever zet glucose om in glycogeen 3. Glycogeen wordt weer in glucose omgezet als het bloedsuikerspiegel daalt
69
Hoe lang gaat het lichaamsvoorraad KH mee?
Lichaamsvoorraad KH (lever glycogeen) slechts voor ~1 dag
70
Waarom is de glucose homeostase overheersend?
Tbv energievoorziening hersenen/ery's (hebben geet mitochondrien)
71
Waardoor wordt de insulinespiegel beinvloed?
1. Bloedsuikerspiegel stijgt 2. B-cellen geven meer insuline af 3. Lever haalt glucose uit de bloedbaan en zet het om in glycogeen (en vet bij een overdaad KH). Bij vasten is er juist een lage insuline spiegel
72
Wat gebeurt er als lever glycogeen op is?
Gluconeogenese uit aminozuren en melkzuur. Uit (evenketige) vetzuren kun je geen glucose maken (wel uit glycerol). Hersennen en ery's kunnen geen vetzuren verbranden
73
Welke metabole toestanden zijn er?
Storage mode vs production mode
74
Welke voedingstoestanden behoren tot storage mode?
- “well-fed” (goed-gevoed) - “early-refed” (maaltijd na periode van vasten)
75
Welke voedingstoestanden behoren tot production mode?
- “post-absorptive” (overnacht vasten: 4-12 h): glycogeen belangrijk - “early fasting” (vasten: 12-36 h): gluconeogenese - “late fasting” (langdurig vasten: > 36 h): vorming ketonen uit vet - “starvation” (hongerstaken: > 1 week): hersenen gebruiken ketonen als energie
76
Waardoor worden storage en production mode beinvloed?
Hormonenbalans: -Storage mode: insuline -Production mode: glucagon, adrenaline, cortisol, groeihormoon
77
Welke processen vinden plaats bij storage mode?
Opslag van glucose, vetzuren en aminozuren vanuit de circulatie: -Glycogenese -Lipogenese en TG synthese -Netto eiwitsynthese -(Meer glycolyse, minder vetzuuroxidatie)
78
Welke processen vinden plaats bij production mode?
Productie van glucose, vetzuren en aminozuren naar de circulatie: -Glycogenolyse -Gluconeogense -Lipolyse (=IC TG afbraak) -Ketogenese, ketonlochaam oxidatie -Netto eiwitafbraak -(Minder glycolyse, meer vetzuuroxidatie)
79
Wat is intermediaire stofwisseling???
80
Welke metabole processen zijn betrokken bij glucose homeostase?
Glycolyse: glucose-> pyruvaat Gluconeogenese: pyruvaat-> glucose Glycogenese: glycose-> glycogeen Glycogenolyse: glycogeen-> glucose-6P
81
Welke metabole processen zijn betrokken bij de verwerking van vetten?
B-oxidatie: vetzuur-> acetyl-CoA Ketogenese: acetyl-CoA-> ketonlichamen Ketonoxidatie: keton-> acetyl-CoA Citroenzuurcyclus Lipogenese
82
Welke regulatiemechanismen zijn er voor de activiteit van metabole paden?
Richting en flux (=snelheid) wordt bepaald door hormonen (o.a. insuline, glucagon) via: ->(de)fosforylering sleutelenzymen ->allosterie sleutelenzymen ->inductie/repressie sleutelenzymen ->rekrutering transporteiwit ->substraataanbod
83
Welke regulatiemechanismen van metabole paden treden snel op (0-30 min)?
-(De)fosforylering -Allosterie -Rekrutering transporteiwit
84
Welke regulatiemechanismen van metabole paden treden langzaam op (30 min- enkele uren)?
-Inductie/repressie -Substraatanbod?
85
Wat zijn sleutelenzymen?
Enzymen in het pad waar gereguleerd wordt. Ze hebben de laagste activiteit van het pad
86
Wat is het basis principe van regulatie van metabole paden?
Hormonen binden aan receptoren waardoor enzymen van de metabole paden meer/ minder actief worden. In dit proces kan ingegrepen worden
87
Wat dient als lange-termijn opslag van energie?
Vetzuren in de vorm van TG
88
Wat is de rol van eiwitten bij energievoorziening?
-Eiwit is geen energie-opslag -Netto eiwitafbraak is omdat aminozuren in glucose kunnen worden omgezet -Netto eiwitafbraak (=negatieve stikstofbalans) is levensbedreigend
89
Wat is intermediaire metabolisme?
-Alle reacties betrokken bij opslag en generatie van metabole energie -Metabole energie gebruiken bij cellulaire processen
90
Wat gebeurt er met de voedingsstoffen in een fed state?
-Glucose-> direct in spieren en hersenen gebruikt, overschot opgeslagen in lever (glycogeen) en vetweefsel -Aminozuren-> direct gebruikt voor eiwitsynthese in spieren, worden niet opgeslagen -Lipiden-> evt brandstof in spier, triglycerides in vetweefsel
91
Wat is anabolisme?
Metabolische reacties die leiden tot opslag van energie. Doel is preservatie van de energievoorraden ->Leiden tot netto toename van lean body mass en vetweefsel
92
Welke reacties vinden plaats in de anabole fase?
Aminozuren-> eiwitten KH-> glycogeen (eiwit synthese) Overschot KH-> triglycerides (lioneognese) Vetzuren-> triglycerides (lipide synthese)
93
Wat is katabolisme?
Metabolische reacties die leiden tot vrijmaken van energie (bij vasten) ->Energievoorraden verminderen, netto verlies van vetweefsel en lean body mass
94
Welke reacties vinden plaats in de katabole fase?
Eiwitten-> aminozuren (proteolyse) Aminozuren-> glucose (gluconeogenese) Glycogeen-> glucose (glycogenolyse) Triglyceriden-> vetzuren (lipolyse)
95
Wat is het resultaat van katabole reacties?
Generatie van glucose en vetzuren, substraten die makkelijk geoxideerd kunnen worden om energie te produceren Voorraden glycogeen, eiwit en vet worden kleiner
96
Welke processen vinden plaats bij katabolisme?
-Glycogenolyse + gluconeogenese uit aminozuren, glycerol en pyruvaat-lactaat in lever-> glucose naar het bloed-> CZS -Vetzuren uit vetweefsel-> via bloed naar lever-> ketogenese-> ketonen via bloed vooral naar niet CZS, bij langere katabole toestand ook naar CZS
97
Waar komen de glycerol en pyruvaat-lactaat voor de gluconeogenese vandaan?
-Glycerol: triglyceride afbraak -Pyruvaat-lactaat: spier glycogeen
98
Welk hormoon reguleert vooral anabolisme?
Insuline. Stimuleert anabole en remt katabole processen
99
Welke processen worden door insuline gestimuleerd?
-Glucose opname door cellen -Glycolyse -Glycogeen synthese -Eiwit synthese -Lipogenese -Opname ionen (vootal K+ en PO43-) -Onderhoudt en herstelt lean tissue en opslag van energie overschot als vet
100
Welke processen worden door insuline geremd?
-Glycogenolyse -Gluconeogenese -Lipolyse -Ketogenese -Proteolyse
101
Wat is glycolyse?
Verbranding glucose in cel-> ATP
102
Welk versterkend effect heeft remming van de lipolyse?
Remming ketogenese (minder vrije vetzuren beschikbaar voor de lever)
103
Welke hormonen stimuleren het katabolisme?
Contraregulerende hormonen: -Glucagon!! -(Nor)adrenaline -Cortisol -Groeihormoon -Schildklierhormoon
104
Welke processen worden door glucagon gestimuleerd?
-Glycogenolyse -Lipolyse -Proteolyse -Ketogenese
105
Bij welke metabole processen grijpt insuline in?
Stimuleert: -Glycogeen synthese uit plasma glucose -Gebruik van plasma glucose door spieren en vetweefsel (hersenen insuline onafhankelijk) Remt: -Hepatische glycogenolyse -Afbraak van spieren en vetweefsel tot aminozuren/lactaat/glycerol -Hepatische gluconeogenese
106
Bij welke metabole processen grijpen de contraregulerende hormonen in?
Stimuleert: -Hepatische glycogenolyse: glucagon en catecholamines -Proteolyse: catecholamines, glucocorticoiden -Lipolyse: glucagon, catecholamines, groeihormoon, glucocorticoiden -Gluconeogenese: glucagon, catecholamines, glucocorticoiden Remt: -Verbruik plasma glucose in spier en vetweefsel: catecholamines, glucocorticoiden
107
Wat zijn de stress hormonen?
-Cortisol -Catecholaminen (adrenaline en noradrenaline)
108
Uit welke delen bestaat de bijnier?
Het buitenste deel - de cortex Een binnenste deel - de medulla
109
Wat maakt de cortex van de bijnier?
* Mineralocorticoiden bv. aldosteron * Glucocorticoiden bv. cortisol * Sex hormonen bv. testosteron
110
Wat maakt de medulla van de bijnier?
Catecholaminen
111
Uit welke lagen bestaat de bijnier cortex?
Buiten naar binnen: -Glomerulosa: aldosteron -Fasciculata: cortisol -Reticularis: androgenen
112
Hoe wordt de productie van cortisol uit de cortex gereguleerd?
1. Hypothalamus geeft CRF af (corticotropine RF) 2. CRF stimuleert hypofyse voorkwab tot afgifte ACTH (adrenocortictropine hormoon) 3. ACTH via bloed naar bijnier cortex 4. Cortisol gemaakt-> geeft stijging plasma glucose, BD en proteolyse 5. Negatieve terygkoppeling aan hypothalamus
113
Wat is het ritme van (ACTH en) cortisol?
Dag- en nachtritme, veranderende stepoint: -8u cortisol piek -Middernacht cortisol dal Tekort meten om 8u, teveel om 12u
114
Wat voor stof is cortisol?
Een glucocorticoid
115
Wat doet cortisol?
Het stimuleert de proteolyse en lipolyse om zo de glucose spiegel in het bloed op peil te houden via gluconeogenese en mobiliseert bovendien de vrije vetzuren als brandstof voor de spieren en andere organen (oxidatie)
116
Hoe kan de activiteit van de hypofyse-cortisol bijnieras veranderd worden?
Stress verhoogt de activiteit
117
Hoe zorgt stress voor afgifte van catecholamines?
Stimulatie van het Sympatische ZS door stressprikkels vanuit de hersenen zorgt voor de afgifte van adrenaline en noradrenaline uit het bijniermerg (A uit NA)
118
Waar zorgen catecholamines voor?
-Vrijzetten glycogeen in de lever -Lipolyse -Remt glucose opname in spieren
119
Wat is homeostase?
Het vermogen van het lichaam om het interne milieu constant (=stabiel) te houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het lichaam zich bevindt
120
Wat is stress?
Elke lichamelijke verandering die de stabilitieit van het interne milieu (“homeostase”) van het lichaam dreigt te verstoren
121
Wat zijn voorbeelden van lichamelijke stress voor het lichaam?
* Verwondingen * Infecties * Septische shock * Hartinfarct * Chirurgische ingrepen
122
Wat is de stress respons van het lichaam?
Het lichaam geeft o.a. de stress hormonen catecholaminen en glucocorticoiden aan het bloed af
123
Hoe worden de stress hormonen afgegeven als stress respons?
Complexe reactie waarbij ook het AZS een belangrijke rol speelt, waarbij o.a.: 1] de adrenaline secretie uit het bijniermerg toeneemt 2] de afgifte van ACTH uit de voorkwab van de hypofyse wordt gestimuleerd, die op zijn beurt de afgifte van cortisol uit de bijnierschors stimuleert
124
Wat is de functie van afgifte van stress hormonen als stress respons?
O.a. om genoeg energie uit de energiedepots (vet, spieren, glycogeen) te mobiliseren (katabole toestand), en de hartfrequentie en bloeddruk te verhogen. Zo is er voldoende brandstof voor de “fight of flight” reactie beschikbaar om de oorzaak van de stress te bestrijden en de stressor te elimineren
125
Wat gebeurt er met de hormoonspiegels bij een stress respons?
Begin: stijging glucagon, catecholaminen en cortisol, daling insuline
126
Wat is het effect van een acute stress respons op de energie voorraad?
Afname van de energie voorraad (spier- en vetmassa) van het lichaam
127
Wat gebeurt er als het lichaam de oorzaak van de stress heeft geelimineerd?
1. De afgifte van de stresshormonen zal weer dalen, de homeostase wordt hersteld 2. Daarna zullen de energiedepots weer worden aangevuld, de hartfrequentie en de bloeddruk weer normaal worden (weer anabole toestand) De patient is aan het genezen
128
Wat gebeurt er met de hormoonspiegels bij herstel na een stress respons?
Insuline stijgt, glucagon, catecholaminen en cortisol dalen
129
Wat gebeurt er als de stress chronisch wordt?
-Langdurig hoge cortisol en adrenaline spiegels laten spier- en vetmassa afnemen -Dit kan het lichaam ernstig verzwakken
130
Wat is het effect van langdurig vasten op het lichaam?
Spiegel stress hormonen langdurig verhoogd (adrenaline, cortisol, glucagon, groeihormoon): * Gaan de vrije vetzuren en de ketonlichamen hoe langer hoe meer als belangrijkste energiebron van het lichaam fungeren * Probeert het lichaam zo een verdere afbraak van spieren (eiwitten) te voorkomen
131
Welke brandstof en hormonen zijn het belangrijkst 0-4h na een maaltijd?
Brandstof: glucose Hormonen: insuline
132
Welke brandstof en hormonen zijn het belangrijkst 4-12h na een maaltijd (fasted)?
Brandstof: glucose (brein) en vetzuren (spieren en lever) Hormonen: glucagon en NE stimuleren glycogenolyse en lipolyse, verlaagd insuline
133
Welke brandstof en hormonen zijn het belangrijkst 12h-16 dagen na een maaltijd (early starved)?
Brandstof: glucose en enkele ketonen (brein), vetzuren (lever), vetzuren en enkele ketonen (spier) Hormonen: glucagon en NE stimuleren TG hydrolyse en ketogenese, cortisol stimuleert proteolyse
134
Welke brandstof en hormonen zijn het belangrijkst >16d na een maaltijd (late starved)?
Brandstof: meer ketonen en minder glucose (brein), vetzuren (spieren) Hormonen: glucagon en NE
135
Wat zijn de belangrijkste bronnen van glucose in de stadia na een maaltijd?
Fed state: uit dieet Fasted: glycogenolyse, steeds meer uit gluconeogenese Starved: gluconeogenese
136
Wat is het gevolg van een chronisch gevaste toestand?
Uitputting van alle energie voorraad-depots van het lichaam zal leiden tot het verlies van de een goede werking van alle organen, die een vitale functie hebben. Hetgeen uiteindelijk de dood tot gevolg heeft
137
Wat gebeurt er met het opgenomen glucose?
Gaat naar: -Lever (deel opgeslagen als glycogeen) -Brein -Ery's. Gevormde lactaat naar spier -Hartspier -Spier (deel opgeslagen als glycogeen)
138
Wat gebeurt er met de opgenomen aminozuren?
Gaan naar: -Spier -Lever Proteosynthese + directe verbranding overschot
139
Wat is de cori-cyclus?
In gevaste toestand glucosevorming in de lever-> glucose naar lever-> lactaat uit ery's naar de lever om nieuw glucose te vormen
140
Hoe worden de brein en ery's van glucose voorzien 36 uur na de maaltijd?
Glucosevorming in de lever uit aminozuren, glycerol en lactaat. De vetzuuroxidatie levert hiervoor energie (+ energie in spieren)
141
Wat gebeurt er met het overschot vetzuren uit de lipolyse 36u na maaltijd?
Overschot in de lever half geoxideerd tot ketonlichamen. Dragen bij aan energievoorziening hart en skeletspier, nog nauwelijks beschikbaar voor de hersenen
142
Wat zijn de belangrijkste brandstoffen 0-4h na een maaltijd?
Voeding ->Spier: glucose + vetzuren ->Hersenen: glucose
143
Wat zijn de belangrijkste brandstoffen 4-18h na een maaltijd?
Spier: vetzuren uit TG (vetweefsel) Hersenen: glucose uit glycogenolyse (lever). Glucose sparing tbv hersenen
144
Wat zijn de belangrijkste brandstoffen 18-36h na een maaltijd?
Spier: vetzuren uit TG (vetw), ketonlichamen uit vetzuren (lever) Hersenen: glucose uit gluconeogenese
145
Wat is eiwitsparing?
>36u vasten is de concentratie ketonlichamen zodanig hoog dat het gaat bijdragen aan energievoorziening van de hersenen. Minder proteolyse nodig
146
Waar zit het meeste glycogeen?
In de spieren
147
Hoe verloopt de glycogenolyse?
1. Glycogeen + Pi-> glucose-6P oiv fosforylase 2. Glucose-6P->glucose + Pi oiv glucose-6P-ase
148
Waarom wordt het glycogeen uit de spier niet voor de bloedsuikerspiegel gebruikt?
Glucose-6-fosfatase zit niet in de spier (alleen in de lever). Glucose-6P kan alleen de glycolyse in, vorming pyruvaat
149
Wat is het verband tussen de activiteit van glycogenolyse en glycolyse in de spier en lever?
Spier: glycogenolyse _ glycolyse actief Lever: glycogenolyse actief, glycolyse inactief om te voorkomen dat G6P de glycolyse ingaat. Energie uit vetzuren
150
Waarom kan gluconeogenese alleen in de lever plaatsvinden?
1. Aminozuren/ lactaat/ glycerol-> G6P 2. G6P-> glucose + Pi oiv G6Pase (lever)
151
Wat is de rol van de nier bij gluconeogenese
Bij langer vasten kan de nier uit glutamine glucose vormen oiv oa G6Pase
152
Hoe verloopt de fluconeogenese uit lactaat?
Lactaat-> puruvaat-> oxaalacetaat-> PEP-> omgekeerde glycolyse. Enkele andere enzymen in gluconeogenese dan glycolyse waardoor de processen los van elkaar gereguleerd kunnen worden
153
Waar in het proces begint de gluconeogenese uit aminozuren?
Aminozuren via oxaalacetaat
154
Hoe verloopt de gluconeogenese uit glycerol?
1. Glycerol + ADP-> glycerol-3P + ADP oiv glycerolkinase 2. Glycerol-3P + NAD+-> dihydroxyactoonfosfaat + NADH,H+ oiv glycerol-3P dehydrogenase 3. Glucose
155
Waarom is de gluconeogenese uit glycerol gunstig?
Het kost netto geen energie
156
Waarom vindt gluconeogenese uit glycerol alleen in de lever plaats?
Glycerolkinase alleen in de lever
157
Wat zijn de belangrijkste enzymen van de gluconeogenese?
1. Pyruvaat-carboxylase: vorming oxaalacetaat 2. PEP-carboxykinase: vorming PEP 3. Fructose-1,6-bifosfatase: vorming fructose-6P 4. G6Pase: vorming glucose
158
Wat zijn de belangrijkste enzymen van de glycolyse?
1. Glucokinase: omzetting glucose 2. PFK1 (fosfofructokinase): omzetting fructose-6P 3. Pyruvaatkinase: omzetting PEP
159
Op welke manier beinvloeden de hormonen het metabolisme?
Ze zetten de enzymen van de gluconeogenese en glycolyse tegelijk aan/uit (tegengesteld effect)
160
Hoe worden aminozuren omgezet in glucose?
Citroenzuurcyclus centraal bij omzetting aminozuren-> glucose (via oxaalacetaat)
161
Wat zijn glucogene aminzouren?
Aminozuren waaruit glucose gemaakt kan worden. Sommigen via pyruvaat en sommigen via intermediaire stof via oxaalacetaat omgezet in glucose
162
Hoe heten de ketogene aminozuren?
Tryptophen Leucine Lysine
163
Wat zijn ketogene aminozuren?
Aminozuren die naar acetyl-CoA/ acetoacetaat worden omgezet. De C's uit acetyl-CoA (C2) verdwijnen uit de cyclus als CO2 en leveren dus geen C's voor glucose. -
164
Wat zijn de producten van de oxidatie van aminozuren?
Bij oxidatie van aminozuren ontstaat een C-skelet en -NH3+ groep -NH3+ onschadelijk gemaakt door omzetting naar ureum door de lever en uitscheiding via de urine
165
Hoe kan NH3+ naar de lever getransporteerd worden?
-Overzetten op ander aminozuur en dat naar de lever brengen: transaminering -Deaminering: vrij ammoniak
166
Hoe worden de aminogroepen uit aminozuren onschadelijk gemaakt?
Ureum bevat 2 aminogroepen: 1 uit vrij ammoniak en 1 uit aspartaat (aminozuur). Energie ureumcyclus uit de vetzuurocidatie
167
Wat gebeurt er na aminozuur mobilisatie vanuit spier tijdens vasten?
▪Netto eiwitafbraak ▪Spier gebruikt zelf vertakt-keten aminozuren als brandstof (leucine, isoleucine, valine) ▪Daarbij horende aminogroep wordt naar de lever getransporteerd in de vorm van alanine of glutamine ▪Andere aminozuren getransporteerd naar de lever
168
Wat zijn de functies van de vetzuuroxidatie?
1. Energievoorziening lever 2. Ketonlichamen om eiwitten te sparen
169
Hoe verloopt de vetzuuroxidatie?
1. Activering vetzuur-> acyl-CoA 2. B-oxidatie: 2 deoxidatie stappen in mitochondrium middels dehydrogenase. Levert FADH2, NADH en acetyl-CoA
170
Hoe is de vetzuuroxydatie gekoppeld aan ketogenese?
Regulatie door vetzuuraanbod in mito: -Bij veel vetzuuroxydatie veel NADH en FADH2 waardoor de citroenzuurcyclus geremd wordt. Acetyl-CoA wordt dan omgezet in ketonlichamen-> bloed
171
Hoe wordt uit een aminozuur glucose gevormd?
Aminozuur->pyruvaat, in mito-> oxaalacetaat-> malaat met NADH, over membraan waar het weer wordt omgezet in oxaalacetaat + NADH-> PEP-> glucose mbv NADH
172
Waarom is de vetzuuroxydatie noodzakelijk voor de gluconeogenese?
1. Levert NADH en ATP voor de gluconeogenese 2. Pyruvaatcarboxylase (pyruvaat->oxaalacetaat) wordt geactiveerd door acetyl-CoA
173
Welke 3 onderwerpen van voeding en volksgezondheid zijn er?
-Te veel (relatief recent) -Te weinig -Gevaarlijk
174
Sinds wanneer is er een toename in overgewicht?
Va jaren 80
175
Hoe werd in de middeleeuwen gekeken naar overgewicht?
Prestige/ status van zwaar zijn, algemene bevolking had te weinig eten. Maar.. religieuze connotatie van je kunnen beheersen stond hiertegenover
176
Hoe werd in de 19e eeuw gekeken naar overgewicht?
->Voor sommige groepen nog steeds geassocieerd met status (de burgerlijke buik). Intersectionaliteit van rijk, wit en man zijn ->Bij vrouwelijke prostituees slechte connotatie ->Slankheidsideaal mn voor vrouwen in opkomst
177
Hoe werd rond 1900 gekeken naar overgewicht?
->Dik-zijn gezien als medisch probleem/ ziekte ->Initiatie door patienten en industrie: slankheidsideaal ->Artsen gingen behandelen: leefstijladviezen, soms medicatie
178
Waarom is het gebruik van BMI als statistiek voor overgewicht niet vanelfsprekend?
->Statistieken: correlaties tussen lichaamsvet en ziekte ->Gewicht: indirecte maat voor lichaamsvet
179
Waarom kwam statistiek voor overgewicht op gang?
->Rond 1900: (Amerikaanse) levensverzekeringsmaatschappijen zagen statistische correlaties tussen over- en ondergewicht en sterfte
180
Hoe ontwikkelde het gebruik van gewicht als medisch middel?
->Tot 1900 nauwelijks gewicht ->Artsen diagnosticeerden op het oog ->Levensverzekeringsmaatschappijen brachten verandering ->1920-1930 opkomst personenweegschaal MAAR gewicht nog steeds indirecte maat voor lichaamsvet
181
Hoe werd lichaamsgewicht in de 20e eeuw gecorreleerd aan gezondheid?
Variatie in standaarden gewicht-lengte tot ver in 20e eeuw geeft variatie in getallen
182
Hoe is BMI als standaard genomen?
->Groei statistisch-epidemiologisch onderzoek ->Dus: roep om standaard-standaard ->Jaren 70: Amerikaanse epidemiologen voorstel body mass index ->Jaren 80: groei populariteit ->Jaren 90: WHO neemt de standaard over MAAR nog steeds niet perfecte maat voor meten lichaamsvet!
183
Wat zijn de maatschappelijke problemen van het zien van obesitas als medisch probleem?
1. Stigmatisering: vgl. intersectionaliteit 2. Gezondheidsongelijkheid: probleem overgewicht vaker in armere wijken, gezond voedsel wordt duurder 3. Individuele verantwoordelijkheid? Nieuwe vormen moralisme 4. Correlaties met andere ziektes
184
Waar kan een huidplooimeting het beste uitgevoerd worden?
-Buik -Subscapularis -Biceps -Triceps
185
Hoeveel energie zit opgeslagen in glycogeen?
Spier: 1200 kcal, 0,3 kg Lever: 400 kcal, 0,1 kg
186
Hoeveel energie zit opgeslagen in vetweefsel?
108.000 kcal, 12 kg
187
Hoeveel energie zit opgeslagen in spiereiwit?
24.000 kcal, 12 kg
188
Wat is het effect van een leptine receptor verlagend mutatie?
-Meer energieinname: eetlust niet onderdrukt door toegenomen vetmassa -BMR: lager (of normaal), leptine kan bij toegenomen energieintake geen verhoging van het energieverbruik induceren
189
Van welke lipoproteinen is het aantal het grootst 1 uur na een vetrijke maaltijd?
HDL
190
5
191
Op welke deeltjes zit apoB100?
LDL, IDL, VLDL
192
Op welke deeltjes zit apoB48?
Chylomicron, chylomicronremnant
193
Op welke deeltjes zit apoA?
HDL, chylomicron, pre-HDL
194
Op welke deeltjes zit apoC?
HDL, VLDL, chylomicron, chylomicronremnant,
195
Op welke deeltjes zit apoE?
hdl, vldl, idl, cmr, cm