Week 8 Flashcards
Uit hoeveel lobi bestaan kindernieren?
18
Waarvoor dient het retroperitoneale vet (vet op de nier)?
Ter bescherming
Wat zijn de functies van de nier?
- Filtratie en secretie van afvalstoffen uit het bloed.
- Regulatie van water- en zouthuishouding: bloeddruk van zuur-base balans.
- Hormoonproductie: renine, erytropoëtine, activatie van vitamine D3.
Wat is de functie van de macula densa?
Meet de hoeveelheid NaCl in de geproduceerde urine.
Waarvoor zorgen de endotheelcellen aan de binnenkant van de capillairen in de nier?
- Bevatten fenestrae waar kleinere cellen doorheen kunnen.
- Zijn negatief geladen zodat negatieve deeltjes moeilijker door het basaal membraan kunnen.
Wat zijn de functies van mesangiale cellen?
- Houdt capillair lusjes bij elkaar.
- Reguleert de hydrostatischedruk van capillairlusjes d.m.v. contraheren (reactie op angiotensine).
- Produceren endotheline.
Waarvoor zorgt endotheline?
Dat afferente en efferente arteiolen kunnen verkleinen→ minder filtratie.
Hoe heet het epitheelcel rondom de capillairen en hoe zien ze eruit?
- Podocyt
- Grote kern met tentakels die de glomerulaire basaalmembraan bekleed→ tussen tentakels: slit diaphragma (voorkomt dat grotere eiwitten in de urine komen).
Wat is de functie van het basaal membraan en waaruit bestaat het?
- Belangrijk voor de selectiviteit.
- Type IV collageen + lamine (fysieke barrière) en proteoglycanen (geven basaal membraan negatieve lading).
Wat zijn de functies van de proximale tubulus?
- Reabsorptie: 60% van alle H2O
- Secretie van choline en creatinine
- Metabolisme van vitamine D
Waarom is de proximale tubulus cel zo donker gekleurd?
Veel mitochondriën
Wat gebeurt er in het dalende- en stijgende deel van de lis van Henle?
- Dalend: H2O reabsorptie
- Stijgend: NaCl reabsorptie
Wat zijn de functies van de distale tubulus en waaraan herken je hem?
- Reabsorptie NaCl→ regulatie waterbalans.
- Secretie H en NH4
- In doorsnede lijken ze op een kralen ketting.
Wat gebeurt er in de verzamelbuis en hoe herken je hem?
- Reabsorptie H2O en NaCl
- Secretie HCO3
- Duidelijke celmembraan
Waaruit bestaat het juxta-glomerulaire apparaat (JGA)?
- Macula densa (distale tubulus)
- Arteriole
- Juxtaglomerulaire cellen
Wat is de functie van de juxtaglomerulaire cellen?
- Regulatie glomerulaire filtratie druk.
- Productie renine.
- Regulatie renale doorstroming en glomerulaire filtratie.
Uit welke lagen (binnen-buiten) bestaat de ureter?
- Mucosa: is bekleed met urotheel
- Muscularis: pulserende werking
- Adventitia: bevat vaten en zeuwen
Uit welke lagen bestaat de urineblaas?
- Urotheel: hierop paraplucellen ter bescherming van zuur in urine.
- Lamina propria: bevat losmazelig bindweefsel met vaatjes en soms spiervezels.
- Muscularis detrusor (m. propria): zorgt voor de lediging van de blaas.
- Perivesicaal vetweefsel.
Met welke stof wordt de nierfunctie gemeten?
Creatinine→ via creatinineklaring GFR bepalen.
Wat komt er kijken bij de volume regulatie?
- Via RAAS: renine→angiotensine→aldosteron
- Na reabsorptie
- BD verhogen
- Sensor: baroreceptoren en rekreceptoren
Wat komt er kijken bij de osmose regulatie?
- Antidiuretisch hormoon (vasopressine)
- Doorlaatbaarheid van de tubulus aanpassen.
- Reguleert [Na] middels water.
- Sensor: rekcellen onderin de hersenen.
Welke stof zorgt voor relaxatie van de afferente arteiole?
Prostaglandines
Welke stof zorgt voor vasoconstrictie van de efferente arteiole?
Angiotensine II
Waaruit is de filtratie barrière opgebouwd (binnen-buiten)?
- Endotheelcellen
- Basaalmembraan
- Epitheelcellen→ pariëtaal en visceraal (podocyten)
Wat betekent klaring?
De snelheid waarmee een bepaalde stof door het lichaam uit het bloed wordt verwijderd (mL/min).
Wanneer is de klaring gelijk aan de GFR?
Als de stof gefiltreerd wordt.
Wat is de formule voor de klaring van stof x?
(U * V)/ P
- U: urine concentratie
- V: urine volume per tijdseenheid
- P: plasma concentratie
Waarvoor staat GFR * P en U * V?
GFR * P=U * V
- GFR * P= totale hoeveelheid gefiltreerde stof.
- U * V= totale hoeveelheid uitgescheiden stof.
Waarvan is er sprake bij een steady state?
De totale hoeveelheid uitgescheiden stof is constant.
→creatinine blijft constant.
Welk verband is er tussen creatinine en GFR?
- Omgekeerd evenredig.
- Hoe hoger GFR, hoe lager creatinine.
Wat is de tubuloglomerulaire feedback?
Omgekeerde van RAAS.
→ zorgen voor daling bloeddruk.
Welke stof zorgt voor vasoconstrictie van de afferente arteiole?
Adenosine
Wat is paracellulair transport?
Transport tussen de cellen door en dus ook tussen tight junctions door.
Wat is transcellulair transport?
Transport dwars door 2 membranen van de cel heen
Wat is de functie van de peritubulaire capillaire netwerk?
- Om de proximale tubulaire cellen van bloed te voorzien.
- Vocht van proximale tubulus afvoeren.
Hoe vindt de reabsorptie van glucose plaats?
Na gebonden:
1. Via de Na/K-pomp aan de basolaterale kant wordt Na naar het interstitium gepompt → in de cel lage Na concentratie.
2. Na gaat de cel in en neemt glucose mee (symporter: SGLT2).
3. Via glucose carrier (GLUT2) aan de basolaterale kant gaat glucose naar het interstitium.
4. K wordt via kanalen weer de cel uit gepompt naar interstitium.
Hoe vindt de reabsorptie van water plaats?
Water volgt de glucose reabsorptie passief paracellulair en transcellulair.
Welke natrium glucose symporters (apicaal) kennen we?
- SGLT1: transporteert 2 Na, 1 glucose
- SGLT2: transporteert 1 Na, 1 glucose
Welke glucose transportes (basolateraal) kennen we?
GLUT1 en GLUT2
Waar bevinden zich de SGLT1, SGLT2, GLUT1 en GLUT2?
- SGLT2 en GLUT2: eerste deel proximale tubulus.
- SGLT1en GLUT1: laatste deel proximale tubulus.
Wat wordt er bedoelt met het verschijnsel splay?
Het effect van de variabiliteit tussen de verschillende nefronen.
Drempelwaarde voor excretie glucose.
Wat gebeurt er als de transport maximum (Tm) is bereikt?
Er zal excretie plaatsvinden.
Hoe vindt de reabsorptie van bicarbonaat plaats?
Na gekoppeld:
1. Apicale zijde: Via Na/H-exchanger (NHE3) wordt Na naar binnen gepompt en H naar buiten het filtraat in.
2. M.b.v. CA(IV): H + HCO3 → H2O + CO2
3. CO2 kan over het membraan de cel in.
4. M.b.v. CA(II) in de cel: CO2 → H + HCO3
5. Na-carbonaat cotransporter (NBCe1) transporteert 1 Na met 3 HCO3 naar interstitium.
Hoe vindt de reabsorptie van chloride plaats?
- Vroege proximale tubulus: paracellulair + d.m.v. solvent drag mee met water.
- Late proximale tubulus: Na gekoppeld, transcellulair en paracellulair, concentratiegradiënt als drijvende kracht.
Hoe vindt de reabsorptie van eiwitten plaats?
Vooral in de proximale tubulus
- Deel via opname voorurine.
- Meeste d.m.v. endocytose en lysosomale afbraak → aminozuren opnemen.
Wanneer is er sprake van proteïnurie?
Wanneer er meer dan 0,03 g/dag eiwit in de urine zit.
Wat wordt er bedoeld met overloop?
Wanneer er teveel eiwit wordt geproduceerde dat excretie plaatsvindt.
Wat zijn oorzaken van abnormale excretie van metabolieten?
- Verhoogde plasmaspiegels
- Verhoogd SN GRF
- Genetische afwijkingen in transporteiwitten
- Fanconi’s syndrome: functie proximale tubulus aangedaan
Waar en via welke 2 manieren vindt tubulaire secretie plaats?
Laat proximiale tubulus (S3)
1. Organische anionen (AO-)
2. Organische kationen (OC+)
Wat is het gevolg van de beperkte aantal (verschillende) AOT’s en OCT’s (transporters)?
Competitie tussen de organische verbindingen.
→ verhoging biologische werkzaamheid van geneesmiddelen.
→ geneesmiddelentoxiciteit
→ maskeren van dopinggebruik