Week 10 Flashcards

1
Q

Welke 3 vormen van acute nierinsufficiëntie kennen we?

A
  • Pre-renaal: Tubuli functioneren goed, geen structurele afwijkingen, geen eiwit in de urine.
  • Renaal: bij structurele beschadiging van de nier, bij eiwit in de urine.
  • Post-renaal: meestal verlaagde urine productie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er met het plasma kalium bij hypo- en hyperkaliëmie?

A
  • Hypo: te laag
  • Hyper: te hoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de symptomen bij hypokaliëmie?

A
  • Spierkramp/-zwakte
  • Paralyse
  • ECG veranderingen→ U-golf te zien (na QRST-complex), hartritmestoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de oorzaken van hypokaliëmie?

A
  • Shift (K de cel in)
  • Gastro-intestinaal K verlies (diarree)
  • Renaal K verlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de oorzaken van metabole acidose?

A
  • Toegenomen zuur productie (in de vorm van lactaat, ketonen, etc.). Bij buffering lactaat → HCO3 concentratie omlaag.
  • Verlies HCO3 (in proximale tubulus of diarree)
  • Verminderde renale zuur productie → hierdoor te weinig HCO3 in interstitium.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly