week 7 HC's pt.5 Flashcards

1
Q

Uit welke 3 lagen is een vat opgebouwd?

A
  • tunica intima
  • tunica media
  • tunica adventitia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat de tunica intima?

A
  • 1lagig endotheel
  • bindweefsel
  • membrana elastica interna
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat de tunica media? (2)

A
  • glad spierweefsel
  • membrana elastica externa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat een capilair?

A

1lagig endotheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarin verschilt een dunne arterie met een dikke arterie qua bouw?

A

Dunne arterie:
- minder elastische vezels
- meer glad spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de elastische vezels in grote arteriën?

A

de grote drukverschillen opvangen die ontstaan bij het pompen van het hart (windketelfunctie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is compliantie en hoe bereken je dit?

A
  • de mate van rekbaarheid
  • C = delta V / delta P
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voor welk type vaten is de compliantie groter?

A

venen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe loopt de microcirculatie?

A

arterie > (terminaal) arteriole > capillair > (postcapillaire) venule > vene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk type vaten worden ook wel capaciteitsvaten genoemd en waarom?

A
  • venen
  • bevatten het meeste bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt er gemeten bij de polsdruk?

A

het verschil tussen de diastolische en systolische druk in arteriën van de grote circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt de polsdruk berekend?

A

2/3 Pdiastole x 1/3 Psystole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welk type vaten vindt de grootste drukafname plaats en wat is de oorzaak hiervan?

A
  • arteriolen
  • klein lumen/oppervlak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de algemene stromingsformule?

A

delta P = F x R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de invloed van een kleine diameter op het drukverschil en de weerstand?

A
  • grotere delta P
  • grotere R
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke 3 manieren kan bloed tegen de Fz in door venen stromen?

A
  • kleppen in venen houden terugstroom tegen
  • contractie spieren verhogen druk waardoor bloed door kleppen wordt geduwd
  • aanzuigkracht hart
17
Q

Wat is de oorzaak van trombose?

A

weinig beweging, waardoor spieren niet contraheren en het bloed niet omhoog wordt geduwd

18
Q

Waar bevinden zich de baroreceptoren?

A
  • arcus aortae (n. X)
  • sinus caroticus (n. IX)
19
Q

In welke 3 stappen wordt door een baroreceptor informatie over de bloeddruk aan de hersenen gegeven?

A
  • vrije zenuweindigingen (baroreceptor) nemen rek waar
  • mechanosensitive kanalen openen
  • actiepotentiaal naar hersenen
20
Q

Wat zijn de 2 gevolgen van activatie van de baroreceptoren?
Wat doet dit met de bloeddruk?

A
  • vasodilatatie
  • lagere hart frequentie
  • verlaagt de bloeddruk
21
Q

Is het verlagen van de bloeddruk een vorm van positieve of negatieve feedback?
Door welk autonomisch systeem wordt dit gereguleerd?

A
  • negatief
  • parasympatisch
22
Q

Hoe wordt de sympatische tonus en het HMV verlaagd?

A

via nucleus tractus solitarius worden vasomotorische neuronen in het verlengde merg geremd.