week 7 HC's pt.2 Flashcards

1
Q

Hoe sluiten de SL-kleppen?
Is dit een actieif of passief proces?

A
  • doordat de druk na de kleppen, dus in de aorta, hoger is dan voor de kleppen (ventrikels)
  • passief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 fases doorgaat het hart tijdens de systole?

A
  • isovolumische contractie
  • ejectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 fases doorgaat het hart tijdens de diastole?

A
  • isovolumische relaxatie
  • ventriculaire vulling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem de 4 fases van hartcontractie in de juiste volgorde

A
  1. ventriculaire vulling
  2. isovolumische contractie
  3. ejectie
  4. isovolumische relaxatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tussen welke fasen sluit de mitralis klep?
Wat doet dit met de druk in de linkerkamer?

A
  • Na de ventriculaire vulling en voor de isovolumische contractie
  • druk gaat omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tussen welke fasen opent de mitralis klep?

A

Na de isovolumische relaxatie en voor de ventriculaire vulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tussen welke fasen opent de aortaklep?

A

Na de isovolumische contractie en voor de ejectiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tussen welke fasen sluit de aortaklep?

A

Na de ejectiefase en voor de isovolumische relaxatiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de dicrotic notch?
Wat doet dit met de druk in de aorta?

A
  • de terugstroom in de aorta van het bloed dat de aorta in wordt gepompt
  • de druk neemt toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welk harthelft is het slagvolume groter en wat is de oorzaak hiervan?

A
  • links
  • de a. bronchialis vasculeert de longen waarna het gelijk mee gaat met de v.pulmonalis. Het gaat dus van links naar link en is altijd zuurstofrijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de formule voor hartminuutvolume?
Wat is dit gemiddeld in rust?

A
  • HMV = SV x HF
  • 4 of 5 L/min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat verandert er in de werking van het hart tijdens inspanning? (2)
Door welk systeem wordt dit geinnerveerd?

A
  • hartfrequentie wordt hoger
  • contractiekracht wordt sterker
  • sympaticus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er respectievelijk bij de PQRST bij een ECG?

A
  • P: contractie atria
  • QRS: depolarisatie ventrikels
  • T: repolarisatie ventrikels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke 4 onderdelen bestaat het geleidingssysteem van het hart?

A
  1. sinoatriale knoop
  2. atrioventriculare knoop
  3. bundel van His + takken
  4. netwerk van Purkinje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van de sinoatriale knoop?

A
  • het autonomisch genereren van een elektrische prikkel (primaire pacemaker)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor vindt respectievelijk depolarisatie en repolarisatie plaats in de SA-knoop?

A
  • depolarisatie: openen Ca-kanalen
  • repolarisatie: openen K-kanalen
17
Q

Wat gebeurt er in de diastolische depolarisatie?
Wanneer vindt dit plaats?

A
  • kationkanalen zoals Na-kanalen gaan open
  • hyperpolarisatie (door K)
18
Q

Waar bevindt zich de SA- knoop?
En de AV-knoop?

A
  • boven het atrium dexter en naast v. cava superior
  • tussen atria en ventrikels
19
Q

Waarom wordt de AV-knoop de secundaire pacemaker genoemd? (2)

A
  • Het heeft een lagere spontane frequentie
  • het volgt het ritme van de SA-knoop
20
Q

Wat zijn de functies van de AV-knoop? (3)

A
  • elektrische prikkel geleiden
  • vertragen van de prikkel waardoor de ventrikels gevuld kunnen worden door de atria
  • lange refractaire periode waardoor de HF niet te hoog wordt
21
Q

Door welke cel-cel verbinding is elektrische geleiding mogelijk?

A
  • gap junctions bestaande uit connexines in connexons
22
Q

Door welk ion contracteert het myocard (hartspierwand)?

A

Ca

23
Q

Uit welke fases bestaat de signaaltransductie in het myocard?
Welke ionkanalen zijn hierbij betrokken?

A
  • depolarisatie: Na instroom
  • plateaufase: Ca instroom = K uitstroom
  • repolarisatie: K uitstroom
24
Q

Wat wordt er gemeten bij een ECG?

A

de elektrische stroom in de extracellulaire ruimte, veroorzaakt door noodzakelijke sluiting van de stroomkring

25
Q

Wat is de bron van het Ca?

A
  • bij plateaufase Ca instroom
  • Ca-induced-Ca-release: binding aan ryanodine receptoren waardoor Ca van het sarcoplasmatisch reticulum naar het sarcoplasma.