week 7 HC's pt.3 Flashcards

1
Q

Waaruit is een bloedvat opgebouwd (histologisch gezien)?

A
  • 1 lagig endotheel
  • bindweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar bevinden zich gefenestreerde bloedvaten?

A
  • nier
  • darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar bevinden zich sinusoidale bloedvaten?

A
  • milt
  • beenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke 4 onderdelen bestaat bloedplasma globaal gezien?

A
  • water
  • zouten
  • organische moleculen
  • plasmaeiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van albumine?

A
  • universeel transport
  • zorgt voor osmotische druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar bevindt albumine zich bij elektroforese?

A

bovenaan, aan de pluspool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat alfa globuline? (2)

A
  • transporteiwitten
  • enzym inhibitoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat beta globuline? (2)

A
  • transferrine
  • LDL (cholesterol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat gamma globuline?

A

immunoglobulinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 typen bloedcellen bevat bloed?

A
  1. erytrocyten
  2. trombocyten
  3. leukocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heeft een erytrocyt een celkern?
Wat is de functie hiervan?

A
  • nee
  • flexibiliteit, kan gemakkelijk door capilair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vorm heeft een erytrocyt?
Wat is de functie hiervan?

A
  • biconclaaf
  • contactoppervlak vergroten waardoor gaswisseling geoptimaliseerd wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van een erytrocyt?

A

O2 en CO2 transport dmv. hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke antistof heeft een persoon met bloedgroep A?

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke doelgroep is de algemene donor en waarom is dit zo?

A
  • O
  • bevat allebei de antistoffen (AB) en geen antigenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke doelgroep is de algemene ontvanger en waarom is dit zo?

A
  • AB
  • bevat geen antistoffen, maar wel beide antigenen (AB)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaruit ontstaan trombocyten?

A

megakarocyten in het beenmerg

18
Q

Welke 2 stollingsfactoren activeren fibrine?

A
  • trombine
  • fibrinogeen
19
Q

Wat is de functie van een trombocyt?

A

bloedstolling

20
Q

Uit welke 3 groepen bestaan leukocyten globaal?

A
  • granulocyten
  • lymfocyten
  • monocyten
21
Q

Wat is de functie van een neutrofiele granulocyt?

A

Het acuut reageren op een ontstekingsprikkel door fagocytose en doding van bacteriën

22
Q

Wat is een uiterlijk kenmerk van een neutrofiele granulocyt?

A

Het is een polymorphonucleaire cel

23
Q

Welke type granulocyt is verantwoordelijk voor een allergische reactie?

A

eosinfiele granulocyt

24
Q

Benoem 3 voorbeelden van specifieke neutrofiele granulocyten

A
  • collagenase
  • lysozym
  • lactoferrine
25
Door o.a. welke stof wordt een acute ontsteking geremd? Tot welk type granulocyt behoort dit?
- histamine - eosinofiele granulocyt
26
Hoe werkt een igE respons en welk type granulocyt is hiervoor verantwoordelijk?
- IgE activeert histamine waardoor vasodilatatie plaatsvindt - basofiele granulocyt
27
Wat zijn de functies van een basofiele granulocyt?
- IgE respons - internalisatie Ag-As complex
28
Wat is het grootste uiterlijke verschil tussen een grote of kleine lymfocyt, of een plasmacel?
de kleine lymfocyt heeft geen cytoplasma, de grote iets meer en de plasmacel heeft erg veel cytoplasma.
29
Hoe circuleert een kleine lymfocyt?
bloed > lymfeklier > lymfe > bloed
30
Welk type lymfocyt bevat geactiveerde T- en B-cellen?
grote lymfocyten
31
Hoe migreert een grote lymfocyt?
van lymfeklier naar ontstekingsplaats
32
Welke 3 typen lymfocyten zijn er?
- klein - groot - plasmacel
33
Benoem 4 kenmerken van een plasmacel
- veel cytoplasma - voornamelijk in beenmerg - eindstadium van B-cel activatie - productie antistoffen
34
Welke 3 functies heeft een macrofaag?
- fagocytose - doding micro-organismen - Fe opslag voor hemoglobine
35
Welke 2 typen monocyten zijn er?
- dendritische cel - macrofaag
36
Wat is de functie van een dendritische cel?
brug tussen aangeboren en verworven immuunsysteem door stimulatie van een naieve T-cel zodat deze een APC wordt.
37
Waarom wordt bloed beschouwd als bindweefsel? Benoem de 4 kenmerken van BW passend bij bloed.
1. cellen: erytrocyt, leukocyt, trombocyt 2. tussenstof: stollingsfactoren, (plasma)eiwitten 3. vezels: fibrinogeen 4. weefselvloeistof: plasma (serum)
38
Wat is de globale functie van de thymus?
negatieve en positieve selectie van T-cellen.
39
Waar vindt bloedcelvorming plaats voor de geboorte?
in de milt en lever
40
Waar vindt bloedcelvorming plaats na de geboorte?
beenmerg (platte botten)
41
Uit welk type stamcel ontstaat een bloedcel?
pluripotente stamcellen
42
Wat is de oorzaak van leukemie?
kwaadaardige ontsporing va (witte) bloedcelvorming.