Week 7 Flashcards

1
Q

Wat is het doel v/d behandeling bij diabetes? Welke waardes wil je?

A
  • Normaliseren bloedsuikerspiegel → behandelen symptomen
  • Voorkomen chronische complicaties
  • Geen hyper/hypo’s
  • Normaal leven
  • HbA1C <53/7%
  • Postprandiaal bloedglucose <10
  • Nuchter bloedsuiker 4,4-7,2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke mogelijkheden zijn er voor de behandeling van DM?

A
  • dieet: geen vers, weinig snelle suikers
  • voldoende lichamelijke activiteit: verhoogd insulinegevoeligheid, betere lange termijn uitkomst
  • tabletten
  • injecties: insuline of GLP1-agonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor orale medicatie is er bij DM?

A
  • Eerste lijn: metformine remt gluconeogenese en glucagon in lever → meer insulinegevoeligheid, gewichtsverlies
  • Sulphonylureum derivaten(meglinitide): stimuleren endogene insuline secretie b-cel
    • Gewichtstoename, hypoglycaemie
  • DPP-4(dipeptidyl peptidase) remmers: remmen afbraak GLP-1
  • SGLT2-remmers: remt resorptie glucose in PCT → glucosurie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt het inspuiten van insuline?

A
  • In subcutaan vet, locatie: buik > been
  • Absorptie recombinant humane insuline vertraagd: vormt hexameren → 5-8h werkend
  • Opnamesnelheid oiv veel factoren(locatie, temp) → grote intra- en interindividuele variatie werking
  • Insuline analogen
  • Nabootsen fysiologisch secretie profiel: gedurende dag constant, na maaltijd piek
    • Basale injectie: glucose uit lever controleren, opname perifere weefsels als nuchter
    • Bolus= 3x kortwerkend insuline voor maaltijd → voorkomt schommeling
  • lagere concentratie in poortader dan bij gezonde persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt de behandeling van DM-I?

A
  • Diabetes dieet + bewegingsadvies
  • Insuline
    • MTI(meal time dose) is 50% tot insuline, 50% basaal
    • Titreren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt de behandeling van DM-II?

A
  • Gecombineerd levenstijladvies
  • medicatie: metformine
  • HbA1C verhoogd: sulfonylureum derivaat, andere medicatie
  • Atherosclerose, hart- of nierfalen: GLP1 remmer, SGLT1/2 remmer
  • Progressief → uiteindelijk toch insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen DM type I en II?

A

Type 1
- <30-35jr
- Absoluut insuline deficiëntie
- Ketoacidose
- Compleet insulineafh: sterfte
- Mager
- Autoimmuun: b-cel vernietigd
- Plots symptomen

Type 2
- >30-35jr
- Relatieve insuline deficiëntie
- Geen ketoacidose: later wel
- Niet insulineafh: controle hyperglycaemie
- Overgewicht
- Insulineresistentie en relatieve deficientie
- Vaak asymptomatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke symptomen horen bij DM?

A
  • Glucosurie
  • Polyurie: osmotische diurese
  • Polydipsie
  • Polyphagie
  • Gewichtsverlies
  • Slapte, moeheid
  • Type 1: plots symptomen
  • Type 2: geen of subtiel
    • Vaak ten onrechte andere oorzaak toegeschreven
  • Niet altijd typische symptomen, 1/3 onbekend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werkt diagnostiek bij DM?

A
  • Nuchter bloedsuiker >7,0
  • Willekeurig bloedsuiker >11,1
    • Symptomen: 1 waarde, asymptomatisch 2
    • 1 mmol/L = 18mg/dl
  • HbA1C >48/6,5%
  • Kans diabetische retinopathie neemt sterk toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt een OGTT?

A
  • alleen grensgevallen/zwangerschapsdiabetes
  • 75gr glucose: nuchter en na 120min bloedglucose
    • Normaal: nuchter <7, 2h <7,8
    • Impaired glucose tolerance: 2h 7,8-11,0
      • Verhoogde kans DM2 en HVZ, geen microvasculaire complicaties
      • Nuchter glucose 6,1-6,9: impaired fasting glucose(IFG)
    • DM: nuchter >7,0, 2H >11,0
  • Matige overlap obv nuchter glucose en 2h OGTT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is HbA1C?

A
  • geglycosyleerd Hb: glucose bind N-eindstandig aminozuur b-keten, als glucose concentratie lang hoog irreversibel
  • Als ery levensduur 2-3mnd(120 dg)
  • percentage ery waarvan Hb geglycosyleerd → gem bloedglucose laatste 6-8wk
  • Normaal: 20-42 mmol/mol(4-6%)
    • Vers 1% = 11 mmol/mol, 7% = 53
  • Effect behandeling
  • Nu ook diagnostiek: >48(6,5%), geen uitsluitsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voor welke complicaties moet je testen bij DM-I en II?

A
  • microvasculair: schade kleine vaten
    • Retinopathie: funduscopie/fundusfoto
      • Type 1: >5jr na onset, na 20jr meer
      • Type 2: vaak asymptmatisch, soms al bij diagnose
    • Nefropathie
      • Microalbuminurie= blijvend verhoogd 30-300 → ontstaan beginnend
      • Type 1: 5-15jr na ontstaan
      • Type 2: microalbuminurie niet per se nefropathie → andere nierziekte, atherosclerose
    • Neuropathie: voet bekijken elk jaar
  • Macrovasculair: atherosclerose cardiovasculair, cerebrovasculair of perifeer
  • Ketoacidose ook bij type 2: uitzondering, bv ernstige infectie, MI
  • Type 2: complicaties bij diagnose mogelijk al aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden incretinen afgegeven?

A
  • Afgegeven door darmen bij eten → versterken insuline reactie
  • L-cel: ileum en proximaal colon → GLP-1
  • K-cel: duodenum → GIP
  • In capillair dipeptyl petidase(DPP4): snelle afbraak, korte t1/2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werken GLP-1(analogen) en DDP4 remmers?

A
  • GLP1: stimuleert insuline secretie, remt glucagon afgifte, maagleging vertraagd, verminderd eetlust → betere inuslinegevoeligheid, b-cel in stand
  • Na maaltijd minder GLP1 bij DM2, effect loopt in tijd terug
  • Behandeling: effect blijft, verbeterd insulinegevoeligheid, gewichtsverlies
    • Veel bijwerking: braken, misselijk, diarree, minder eetlust → vooral begin
  • DPP4 remmers: oraal, minder snelle inactivatie
    • Geen risico hypoglycemie → betere compliantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt bariatrische chirurgie bij DM?

A
  • Roux and Y bypass: blijvend effect gewicht
  • Ghreline omlaag, GLP1, PYY, en insuline omhoog
  • Minder eetlust en meer verzadiging
  • Betere insulinegevoeligheid en minder calorieinname → complicaties voorkomen, DM genezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een hypoglycemie? Wat veroorzaakt het en welke symptomen horen erbij?

A

Een te laag bloedsuiker, vaak bij DM, vaak pt niet aanspreekbaar.
Oorzaken
- fout voedselinname, insuline spuiten
- exercises induced hypoglycemie
- alcoholgebruik: remt gluconeogenese
- b-blokkers: remt adrenaline -> geen awareness
Afgifte glucagon, als verder omlaag meer symptomen, cognitieve dysfunctie en coma.
Symptomen
- autonoom(adrenaline): zweten, trillen, hartklopping, angst, honger
- neurogylcopenisch: verwardheid, concentratieproblemen
- slap, duizelig, hoofdpijn, parasthesie(tinteling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe werkt de behandeling van een hypoglycemie?

A
  • Aanspreekbaar: 10-25 g glucose/os(suikerklontje, dextropur)
  • Bewusteloos: 50ml 50% glucose oplossing(25g) iv / 1 mg glucagon injectie(als <45min + geen leverproblemen)
    • Let op: pt vaak aan naald bij, maak handen vast zodat als schrikken hand niet wegtrekken
18
Q

Wat is C-peptide? Hoe kan dit bij de diagnostiek van hypoglycemie gebruikt worden?

A
  • Proinsuline: insuline + C-peptide(1:1) in v. portae
    • Nauwelijks leverklaring: maat endogene insulineprod
  • Exogeen insuline(spuiten): insuline hoog, C-peptide laag
  • Endogeen(sulfonylureum derivaat): hoog c-peptide en insuline
19
Q

Wat is een diabetische ketoacidose?

A

Bij DM(vooral 1) ketonprod omdat te weinig insuline.
Symptomen: braken/misselijk, tachycardie, uitdroging, verminder bewustzijn, hyperventilatie
Diagnose: klinisch beeld + hyperglycemie, ketonurie/-aemie, acidose + laag HCO3-
Triggers: infectie, MI, zwangerschap, insuline onvoeldoende/stop
Behandeling: insuline, vocht en elektrolyten geven; oorzaak behandelen

20
Q

Wat is de pathofysiologie van chronische complicaties bij DM?

A
  • hoog bloedsuiker, exact mechanisme onbekend
  • oxidatieve stress, stimulering pathways
  • vooral organen niet insulinafh glucose opanme -> retina, zenuwen, nieren en endotheel
21
Q

Hoe onstaat diabetische retinopathie?

A
  • belangrijkste oorzaak blindheid in westen
  • Eerst non-proliferatief(background): microaneurysmata, exudaten en bloedingen
    • Na 25jr bijna iedereen, 50% verder tot proliferatief
      • Type 2: minder uitgesproken
  • Proliferatief: nieuwe vaten(hypoxie) → blindheid
22
Q

Hoe ontstaat diabetische nefropathie?

A
  • Nierbeschadiging
    • Glomerulus beschadigd
    • Ischemie agv hypertrofie a-/efferente arteriolen
    • Opstijgende bacteriele infecties
  • Vroeg opsporing: microalbuminurie, 15jr tot afname GFR en toename BD
  • type 1: regelmatig controle → ACE-remmers
  • Natuurlijk beloop type 2 overeenkomsten, vers d leeftijd diagnose, klein deel microalbuminurie bij diagnose, niet specifiek diabetische nierziekte(atherosclerose)
23
Q

Hoe ontstaat diabetische neuropathie?

A
  • vasculaire hypothese: minder doorbloeding
  • Metabole hypothese: hoog glucose beschadigt zenuw
  • Type 1 binnen 2-3jr na ontstaan diabetes, bij type 2 al langer aanwezig
  • typen
    • Pijn
    • Verminderd gevoel
    • Geisoleerd
    • Amytrophie= bovenbeenspieren → atrofie
  • Ulcera, charcot’s arthropathy(voet zakt door) → amputaties
  • Voelen AP niet, orthostase
  • Hypoglycemia unawereness, geen reactie
24
Q

Wat zijn risicofactoren voor complicaties bij DM?

A
  • mannen
  • Chroniciteit
  • Hyperglycemie
  • Microalbuminurie
  • Roken
  • HT
    Type 2: leeftijd, hyperlipidemie
25
Q

Wat is het effect van behandeling van DM op complicaties?

A
  • vroeg goed reguleren bloedsuiker geeft snel verminderd risico microvasculaire complicaties(legacy effect/metabolic memory), ook andersom
  • langer voordat minder macrovasculaire complicaties en matig effect maar relevant
  • dus andere risicofactoren al vanaf begin behandelen
26
Q

Wat is insulineresistentie?

A

=normale insuline kan glucosepsiegel niet voldoende laten dalen
- HESC: arbeidsintensief, gouden standaard-> insuline en glucose infuus → steady state
- DM: lagere opname glucose in cel bij zelfde insuline
- OGTT: ook IGT
- geen DM → pancreas maakt voldoende insuline
- omgekeerd evenredig verband fasting glucose en insuline gevoeligheid

27
Q

Hoe ontstaat insuline resistentie?

A
  • Pre-receptor: antilichaam t insuline
  • Receptor: verlaagd aantal/affiniteit
  • Postreceptor: abnormale signaaltransductie, vaakst
  • Glucose transporter: minder GLUT4
  • Glucose metabolisme: receptor signalering uit balans → ander effect in vers weefsels(welk enzym meeste)
    Factoren
  • Meer met ouder: minder spiermassa, minder bewegen
  • Obesitas: minder insulinegevoelig
  • Viscerale vetmassa: onafh BMI, hoe meer des te minder insuline gevoelig
  • Hyperinsulinemie: downregulatie
28
Q

Wat is het metabool syndroom?

A

3/5 kenmerken
- verhoogde buikomvang
- Verhoogde TG
- Verlaagde HDL-C
- Verhoogde BD
- Nuchter bloedglucose >5,6
Insuline resistentie veroorzaakt cluster factoren, waardoor verhoogd risico DM2, HVZ(ook als geen DM) en bep soorten kanker
Mechanisme onbekend

29
Q

Hoe werkt de behandeling van metabool syndroom?

A
  • Onderliggende oorzaak behandelen
  • CV risicofactoren behandelen(als lifestyle niet helpt)
  • Medicatie: metformine, SGLT1 remmers en GLP1 analogen → geen hard bewijs
  • Verschuiving criteria DM: nuchter bloedsuiker >5,6?
30
Q

Wat gebeurt er met het gewicht bij alcoholmisbruik?

A
  • Matig gebruik: gewichtstoename → meer calorieën, meteen verband
  • Chronische gebruik: gewichtsverlies
    • Alcohol remt eetlust
    • Loze calorieën: geen synthese
    • schade → minder efficientie vertering
31
Q

Hoe word alcohol in de lever afgebroken?

A

Ethanol + NAD+ —alcohol dehydrogenase→ acetaldehyde + NADH + H+
Acetaldehyde + NAD+ —acetaldehyde dehydrogenase→ acetaat + NADH + H+
- Acetaat naar bloed, in spier d acetyl-CoA transferase afgebroken
- nulde-orde: 10g/h

32
Q

Waarom verandert bij alcoholmisbruik ruw ER in SER? Hoe beïnvloed alcohol geneesmiddelenwerking?

A
  • Bevat cytochroom P450 reductatses
  • Oxideren z NAD+: NADP+ en O2
  • Blootstelling toxische stof(oa alcohol): enzyminductie → extra capaciteit
  • Invloed geneesmiddelenwerking bij alcohol
    • Nuchter: versnelde afbraak → minder werking
    • Alcohol: preferentiële afbraak alcohol ipv geneesmideel → stekere werking, overdosering
33
Q

Hoe werken acetaldehyde dehydrogenase remmers?

A
  • Disulfiram: aversietherapie
  • Na consumptie alcohol(ook weinig): acetaldehyde hoopt op -> misselijk, hartkloppingen, rood worden
  • Niet emotionele drinker: aritmie
34
Q

Hoe veroorzaakt alcohol ketoacidose, hypoglycemie en leververvetting?

A
  • NADH/NAD+ ratio verhoogd
  • reacties lopen omgekeerd zodat NAD+
  • Hypoglycemie: alcohol verminder veodselinname, leverglycogeen op maar gluconeogenese geremd
  • Leververvetting: vetzuren niet verbrand, glycerol-3-fosfaat uit DHAP gevormd → TG synthese, stapeling
  • Acidose: lactaat uit ery’s niet verwerkt en lactaat uit pyruvaat gemaakt
  • ketoacidose: veel acetyl-CoA, citroenzuurcyclus niet actief
35
Q

Wat voor tumoren v/d eilandjes v Langerhans zijn er?

A
  • Differentiatie: bloedsuikerspiegel
    • Insulinoma(a-cel): hypoglycmeie
    • Glucagonoma(b-cel): hyperglycemie, mildere symptomen → andere hormonen compenseren
  • Groter dan normaal eilandje, beningne en geen metastase → verwijderen: gevaarlijk op lange termijn
  • Symptomen: dorst, polyurie
36
Q

Wat is massive amyloid deposition?

A
  • amyline word samen m insuline uitgescheiden, klontert buiten cel
  • DM2: oorzaak(minder doorbloeding) of gevolg(hyperinsulinemie)
  • b-cel gaat uiteindelijk kapot: insuline spuiten
37
Q

Waarom duurt het bij destructie van eilandjes lang voordat er symptomen zijn?

A

Pancreas heeft grote overcapaciteit, 80% weg voordat insuline niet meer compenseren. Dit is pathologisch niet meer zichtbaar omdat ontstekingsproces al klaar.

38
Q

Hoe zien de eilandjes van Langerhans eruit?

A
  • veel meer acini dan eilandjes in pancreas
  • goed doorbloed, van buiten naar binnen
  • opslag in secretiegranula bij bloedvaten
  • meer b-cellen(insuline) centraal, a-cellen(glucagon) perifeer
  • heel weinig g-cellen(somatostatine)
39
Q

Hoe werkt de glucose gemedieerde insulinesecretie? Hoe werkt sulfunylureum?

A

Opname glucose via GLUT2 → fosforylering mbv glucokinase → verbranding G6P in aerobe glycolyse → verhoging ATP/ADP verhouding → sluiting ATP-gevoelige K-kanalen → membraandepolarisatie → opening voltage-gevoelig Ca-kanaal → verhoging intracel Ca2+ → versmelting secretiegranula m plasmamembraan → inhoud vrij
Sluit ATP-gevoelige K-kanaal

40
Q

Wat is het verschil tussen glucokinase en hexokinase? Waar komen deze voor?

A

Glucose + ATP → glucose-6-fosfaat + ADP
- Glucokinase: Km rond bloedsuikerspiegel → veel verandering activiteit bij kleine variatie -> lever, b-cel, lagere affiniteit glucose
- Hexokinase: Km=0,1 → alle andere cellen
- Geremd d G6P: als geen energie nodig geen glycolyse, G6P stapelt en hexokinase geremd → geen omzetting glucose, intracel glucose stijgt → geen opname

41
Q

Hoe remt de afgifte van insuline de afgifte van glucagon?

A

B-cel geeft GABA af aan a-cel -> opening Cl-kanaal -> hyperpolarisatie.
Hierdoor is de bloedsuikerspiegel bij DM1 hoger dan bij DM2.