Week 7 - 11 oktober tm 15 oktober Flashcards

1
Q

Wat is hypothermie?

A

Situatie waarbij warmteafgifte groter is dan warmteproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is hyperthermie?

A

Situatie waarbij de warmteproductie groter is dan de warmteafgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke mechanismen zijn er ten behoeve van warmteafgifte?

A
  • Straling/radiatie: met voorwerpen op afstand
  • Geleiding/conductie: door contact met stilstaand medium
  • Stroming/convectie: door contact met bewegend medium
  • Verdamping/evaporatie: door onttrekking van warmte via vocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke mechanismen zijn er ten behoeve van warmteproductie?

A
  • Verhoogde spiertonus (y-lus via formatio reticularis in hersenstam)
  • Klappertanden, rillen (spieren tot verbranding aanzetten)
  • Onnodige/willekeurige bewegingen (spieren tot verbranding aanzetten)
  • Verbranding van bruin vetweefsel (via sympatische activiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke compartimenten is het mediastinum te verdelen?

A
  • Mediastinum superior (ruimte boven het hart)
  • Mediastinum anterior (ruimte voor het hart)
  • Mediastinum medium (ruimte waarin hart ligt)
  • Mediastinum posterior (ruimte achter het hart)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat het pericard?

A
  1. (Fibreuze) pericard: aan buitenzijde, bestaat uit collagene vezels
  2. Serieuze pericard: aan binnenzijde
    - Pariëtaal blad, vergroeid aan fibreuze pericard
    - Visceraal blad, vergroeid met hartspier (epicard)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe heten de kleppen tussen het rechteratrium en het rechter ventrikel?

A

Valva tricuspidalis / valva atrioventricularis dextra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heten de kleppen tussen linkeratrium en linker ventrikel?

A

Valva mitralis / valva atrioventricularis sinus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar bestaat het lub-dubgeluid van het hart uit?

A
  • Lub-toon: wordt veroorzaakt door sluiten van atrioventriculaire kleppen, valva tricuspidalis en valva mitralis (einde diastole)
  • Dub-toon: veroorzaakt door wervelingen die optreden bij sluiten van valva aortae en valva truncipulmonalis (einde systole)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de instroomkleppen?

A

Valva tricuspidalis en valva mitralis: maken mogelijk dat bloed uit atria en in ventrikels kan stromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn uitstroomkleppen?

A

Valva pulmonalis en valva aortae: zorgen dat bloed alleen ventrikels uit kan en niet via arteriën terug erin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat het verloop van diastole (ventrikels in rust en contractie van atria)?

A
  • Isovolumetrische relaxatiefase
  • Snelle ventriculaire vullingsfase
  • Atriale systole (contractie atria)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat de systole (contractie van ventrikels en atria in rust)?

A
  • Isovolumetrische contractiefase
  • Snelle ejectiefase
  • Langzame ejectiefase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat geeft de P-top weer?

A

Contractie van atrium, einde van diastole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat geeft het QRS-complex weer?

A

Contractie van ventrikels, begin van systole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat geeft de T-top weer?

A

Repolarisatie van ventrikels, einde systole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waardoor kunnen veranderingen in interne milieu optreden?

A
  • Interne veranderende waarden (pH of temperatuur)
  • Prikkels, beschadigingen of micro-organismen
  • Interne voedingsstoffen- en afvalstoffen concentraties
  • Interne communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke soorten vaten bestaan er?

A
  1. Arteriën: gespierde wand –> kunnen drukbewegingen vanuit hart doorgeven
  2. Venen: hebben kleppen die terugstroom verhinderen
  3. Capillairen: endotheelwand bestaande uit 1 cellaag waardoor stofwisseling kan plaatsvinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke soorten capillairen bestaan er?

A
  • Continue capillairen: kleine gaatjes voor kleine stoffen
  • Gefenestreerde capillairen: met dunnere gedeeltes (bijvoorbeeld in darm(
  • Sinusoïdale capillairen: grote gaatjes (beenmerg en lever)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe fagocyteren en doden neutrofiele granulocyten een bacterie?

A
  • Collagenase: om door bindweefsel te kunnen dringen
  • Lycozym: om bacteriële celwand door te knippen
  • Lactoferine: binding groeifactor aan bacterie –> barst
21
Q

Hoe komen de componenten van bindweefsel terug in bloed?

A
  • Cellen: trombocyten, leukocyten en erytrocyten
  • Vezels: fibrinogeen
  • Amorfe tussenstof: eiwitten + stollingsfactoren
  • Weefselvloeistof: plasma
22
Q

Wat zijn de functies van de thoraxwand?

A
  • Ademhaling
  • Bescherming
  • Passages
23
Q

Welke storingen in ademhaling zijn mogelijk?

A
  • Dyspneu: ademnood
  • Apneu: ademstilstand
  • Apneusis: lange diepe inademing, korte uitademing
24
Q

Op welke systemen berust het ademhalingsstelsel?

A
  • Ventilatie: in- en uitademen
  • Diffusie: O2 en CO2 overdracht
  • Perfusie: uitwisselen van O2-rijk bloed aan organen
  • Transport: moleculen
25
Welke sensoren zijn betrokken bij regulatie van ademhaling?
- Temperatuur - Standen van gewrichten - Staat van de longen
26
Welke soorten witte bloedcellen zijn er?
- Neutrofiele granulocyten: bij acute reactie op ontstekingsprikkel door fagocyteren en doden van bacterie - Eosinofiele granulocyten: bij parasitaire infecties, allergische reacties, remming van acute ontstekingen - Basofiele granulocyten: zetten IgE-respons in gang, hierdoor histamine gevormd - Lymfocyten: B- en T-cellen - Monocyten: bij zowel acute als chronische ontstekingen --> kunnen pathogenen fagocyteren en doden middels enzymen of radicalen micro-organismen
27
Welke spieren maken inademing mogelijk?
Mm. intercostales externi (buitenste tussenribspieren)
28
Welke spieren maken uitademing mogelijk?
Mm. intercostales interni (binnenste tussenribspieren)
29
Welke twee ruimten zitten rondom de longen?
- Recessus costomediastinus | - Recessus costodiaphragmaticus
30
Welke soort sensoren zijn er?
- Perifere chemosensoren: in aorta en in a. carotis communis, meten met name pO2 - Centrale chemosensoren: in hersenstam tegen medulla, meten met name pCO2 - Mechanoreceptoren: in longen en luchtwegen - Spierspoeltjes: in tussenribspieren en diafragma
31
Wat gebeurt er bij hyperventilatie?
Er is een te snelle ademhaling --> daling pCO2 in bloed --> bloed basischer --> alkalose
32
Wat gebeurt er bij hypoventilatie?
Er is een te langzame ademhaling --> te hoge pCO2 --> bloed zuurder --> acidose
33
Welke twee celgroepen zijn er binnen de expiratie- en inspiratiegroepen?
- Dorsal respiratory group DRG: sensorisch en in kernen voor inspiratie - Ventral respiratory group VRG: sensorisch en motorisch en zowel inspiratie en expiratie
34
Waar vertakt de a. carotis externa in?
- A. facialis - A. maxillaris - A. temporalis superficialis
35
Welke sinussen bevinden zich in de hersenen waaruit veneus bloed via ankervenen kan worden afgevoerd?
- Sinus sagittalis superior - Sinus transversus (afsplitsing van sinus sagittalis superior) - Sinus sigmoideus
36
Via welke drie ongepaarde arteriën vasculariseert de aorta de organen van het abdomen?
1. Truncus coeliacus 2. A. mesenterica superior: dunne darm en bovenste deel colon 3. A. mesenterica inferior: tweede deel van colon
37
Waar vertakt de a. iliaca communis tot?
- A. iliaca interna: kleine bekken - A. iliaca externa: passeert liesband en komt in been (na liesband: a. femoralis)
38
Welke drie venen zijn belangrijk voor de afvoer van het veneuze bloed van het been?
- V. saphena magna - V. saphena parva: kuit en achterzijde - V. femoralis: diepe vene
39
Welke drie mechanismen zijn belangrijk voor venen (waar bloeddruk laag is) om bloed tegen de zwaartekracht in naar het hart te krijgen?
- Veneuze kleppen: voorkomt terugstroming bloed - Spierpomp: door beweging worden spieren afwisselend samengetrokken --> zo wordt bloed in vene tussen spieren elke keer beetje omhoog geduwd - Zuigkracht van het hart
40
Uit welke drie lagen bestaan bloedvaten?
- Tunica adventitia: endotheliale buitenbekleding van vat (bestaat uit bindweefsel) - Tunica media: glad spierweefsel met elastische bindweefsellaag. Geïnnerveerd door autonome zs met zenuwuiteinden die noradrenaline afgeven - Tunica intima: binnenlaag, bekleed met endotheel, met elastische vezelige bindweefsellaag
41
Hoe worden bloedvaten gevormd?
- Vasculogenese: ontstaan van bloedvaatjes via vorming van bloedeilandjes --> hieruit endotheelblaasjes die fuseren tot vaatjes - Angiogenese: ontstaan van nieuwe uit bestaande vaten
42
Wat zijn de belangrijkste vaten in het vroege embryo (4 weken)?
- Primitieve navelstreng: hechtsteel - Arterieel systeem met dorsale aorta, verbonden met hart via kieuwboogarteriën en ventrale aorta - Veneus systeem met v. cardinalis anterior, communis en posterior
43
Uit welke drie lagen bestaat de primaire hartbuis?
- Endocard - Endocardgelei - Myocard
44
Uit welke 5 delen bestaat de hartbuis?
- IFT: instroomkanaal - ERA en ELA: embryonale atria - AVC: atrio-ventriculaire kanaal - ELV en ERV: embryonale ventriculi - OFT: uitstroomkanaal
45
Welke veranderingen vinden er plaats na de geboorte?
- Foramen ovale gaat dicht door lagere druk in rechter arterie - Ductus arteriosus (Botalli) sluit snel oiv O2 - Ductus venosus sluit 3-7 dagen na geboorte en vormt lig. venosus - V. umbilicalis: wordt lig. hepatis teres - A. umbilicalis: wordt lig. umbilicalis medialis
46
In welke twee groepen kunnen regelsystemen worden ingedeeld?
- Regulateursystemen: houden bepaalde fysisiche grootheden constant - Servosystemen: laten veranderde waarden volgen door fysische grootheden
47
Wat is de functie van een comparator binnen een gesloten regelsysteem?
Vergelijkt de te regelen grootheid met het setpoint en geeft een (fout)signaal af wat evenredig is met verschil (ligt in het reflexcentrum)
48
Hoe worden erytrocyten genoemd bij respectievelijk een te hoge en een te lage osmotische druk?
Microcyten en macrocyten
49
Alle bloedcellen worden gevormd uit hemopoïetische stamcellen. Tussen welke soorten wordt onderscheid gemaakt bij de daaruit afgeleide voorlopercellen?
- Progenitors (niet morfologisch herkenbaar) | - Precursors (morfologisch herkenbaar)