Week 6 Staatsrecht Flashcards

1
Q

Internationale grondrechtenbescherming

A

De VN (niet bindend), de Raad van Europa en de Europese Unie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nationale grondrechtenbescherming

A

De wetgever toetst wetsvoorstellen aan de Grondwet, de rechter toetst lagere regelgeving aan de Grondwet, de rechter toetst alle regelgeving aan art. 93 Gw en het college voor de rechten van de mens oordeelt over individuele discriminatieklachten (oordeel niet bindend).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mensenrechten

A

Komen je toe omdat je een mens bent. Woorden als ‘allen’, ‘een ieder’, ‘mannen en vrouwen’ en ‘elk kind’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Burgerrechten

A

Komen je toe omdat je inwoner van een land bent. Woorden als ‘iedere Nederlander’ en ‘elke burger’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klassieke grondrechten

A

Rechten die eisen dat de overheid zich niet met burgers bemoeit op grond van die rechten. Overheidsonthouding, directe rechtswerking, afweerfunctie en democratische functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociale grondrechten

A

Grondrechten die de positieve vrijheid beschermen. Overheidsoptreden, indirecte rechtswerking en presterende functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Absolute grondrechten

A

Er zijn geen uitzonderingen op het recht, je mag ze niet inperken art. 3 EVRM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Relatieve grondrechten

A

Rechten die beperkt kunnen worden art. 10 EVRM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reikwijdte

A

Zegt wanneer iets onder een grondrecht valt of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het grondwettelijke beperkingssysteem

A

Competentievoorschrift, doelcriterium en procedurevoorschriften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Competentievoorschrift

A

De formele wetgever mag beperkingen opleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Doelcriterium

A

In het belang van de openbare orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Procedurevoorschriften

A

Er moet een procedure gevolgd worden om beperkingen op te leggen art. 12 Gw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beperking EVRM

A

Bij de wet voorzien, legitiem doel en de beperking moet proportioneel zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beperking moet proportioneel zijn

A

Het moet een acute noodzaak zijn in een democratische samenleving met een geschikt middel, dat het minst vergaand ingrijpt in het grondrecht, waarbij doel en middel in verhouding staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar mag de rechter aan toetsen?

A

Internationale mensenrechten, rondrechten van de Europese Unie en het ‘gaatje’ van de Harmonisatiewetarrest.