Week 5 Staatsrecht Flashcards

1
Q

Monisme

A

Open systeem, er is een rechtsorde. Het internationale recht maakt deel uit van de nationale rechtsorde en heeft voorrang boven nationaal recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dualisme

A

Gesloten systeem, gescheiden nationale en internationale rechtsorde. Het internationaal recht moet als het ware worden getransformeerd naar het nationale recht, voor het geldig wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Interne werking

A

Na ratificatie door regering heeft het verdrag volkenrechtelijke binding. Naleving van het verdrag kan door burger niet worden afgedwongen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rechtstreekse werking

A

Hoe beoordeelt de rechter of verdragsbepalingen een ieder verbindend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Europese Raad

A

Bestaat uit alle regeringsleiders plus een voorzitter en voorzitter van de commissie. Worden alle belangrijke beslissingen genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Europees Parlement

A

Bestaat uit 735 parlementariërs die het Europese volk vertegenwoordigen. Stelt wetten samen met de raad van ministers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Raad van ministers

A

De raad wisselt afhankelijk van welk onderwerp er wordt besproken. De verantwoordelijke ministers komen bijeen als het over hun portefeuille gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Europese Commissie

A

Vertegenwoordigen zelfstandig de Europese Unie. Het is het enige orgaan dat wetsvoorstellen kan indienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Raad van Europa

A

Valt niet onder de Europese Unie. Heeft 46 lidstaten die samen het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens hebben getekend. Juridisch geen grote betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ratificeren

A

Regering bekrachtigt een verdrag en dan geldt het verdrag in het land zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reflexwerking

A

Bepaling heeft wel interne werking, maar geen rechtstreekse werking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Art. 93 Gw.

A

Een bepaling van een verdrag kan een ieder verbinden. Rechtstreekse werking en HR Arrest Rookverbod.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Art. 94 Gw.

A

Eenieder verbindend. Rechtstreekse werking, HR Rookverbod, verdrag gaat boven wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Intergouvernementele organisatie

A

Tussen regeringen. Besluiten worden uitsluitend door nationale regeringen samen genomen en dus niet door een instelling die boven de lidstaten staat. Landen werken samen, maar dragen geen bevoegdheden over aan een internationale instelling. Besluitvorming vindt plaats op basis van unamiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Superanationale organisatie

A

Boven de staat. Besluitvorming is vaak op basis van de meerderheid in plaats van unamiteit. Landen hebben een deel van hun soevereiniteit overgedragen aan een instelling die boven aangesloten landen staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly