Week 6: juris grensoverschrijdende arbeid Flashcards
HvJ EG 3 juli 1986, C-66/85 (Lawrie Blum)
Met overheidsbetrekkingen in de zin van artikel 45 lid 4 VWEU wordt bedoeld de betrekkingen die, al dan niet rechtstreeks, deelneming aan de uitoefening van overheidsgezag inhouden en die werkzaamheden
omvatten strekkende tot bescherming van de algemene belangen van de staat of van andere openbare lichamen, en die derhalve bij de betrokken functionaris een bijzondere band van solidariteit ten opzichte van de staat onderstellen, alsmede een wederkerigheid van rechten en plichten die de grondslag vormen van de nationaliteitsverhouding.
Uitgesloten zijn dus enkel die betrekkingen die, wegens de
ermee verbonden taken en verantwoordelijkheden, de kenmerken hebben van de specifieke taken van de administratie op de genoemde gebieden
HvJ EG 15 december 1995, C-415/93 (Bosman)
De transferregels leveren derhalve door artikel 48 van het Verdrag in beginsel verboden belemmeringen van het vrije verkeer van werknemers op. Dit zou slechts anders zijn, indien die regels een rechtmatig, met het Verdrag verenigbaar doel zouden nastreven en hun rechtvaardiging zouden vinden in dwingende redenen van algemeen belang. In een dergelijk geval zou de toepassing van die regels evenwel ook geschikt moeten zijn om de verwezenlijking van het betrokken doel te waarborgen en zou zij niet verder mogen gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel.
Dat is hier niet het geval.
HvJ EG 6 juni 2000, C-281/98 (Angonese)
De door een werkgever voor de toelating van een kandidaat tot een vergelijkend onderzoek voor
de aanwerving van personeel opgelegde verplichting, dat zijn talenkennis uitsluitend kan worden
bewezen door middel van één enkel diploma, zoals het attest, dat in één enkele provincie van een
lidstaat wordt afgegeven, moet dus als een met artikel 48 van het Verdrag strijdige discriminatie op
grond van nationaliteit worden beschouwd.
HvJ EG 7 september 2004, C-456/02 (Trojani)
Zoals het Hof heeft geoordeeld, heeft het begrip „werknemer” in de zin van artikel 39 EG een
communautaire inhoud en mag het niet eng worden uitgelegd. „Werknemer” is eenieder die reële en
daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter
marginaal en bijkomstig zijn. Volgens deze rechtspraak is het kenmerk van de arbeidsverhouding, dat
iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag prestaties verricht tegen
beloning (zie met name arresten van 3 juli 1986, Lawrie-Blum, 66/85, Jurispr. blz. 2121, punten 16 en 17,
en 23 maart 2004, Collins, C-138/02, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 26).
Bovendien kan het feit dat de arbeidsverhouding naar nationaal recht een rechtskarakter sui generis heeft,
evenmin overigens als de meer of minder grote productiviteit van de betrokkene of de herkomst van de
middelen waaruit het loon wordt betaald dan wel de geringe hoogte van dit loon, gevolgen hebben voor de
hoedanigheid van werknemer in de zin van het gemeenschapsrecht
HvJ EU 10 september 2014, C-270/13 (Haralambidis)
-werknemersbegrip en 45 lid 4 VWEU
Restrictieve uitleg: bijkomstige uitoefening van overheidsgezag ≠ voldoende.
Aard rechtsbetrekking (privaat/publiek) doet niet ter zake.
Eenmaal toegang tot de arbeid, dan geen discriminatie op het gebied van beloning en andere arbeidsvoorwaarden, zaak 152/73, Sotgiu, r.o. 4.
Voor het werknemersbegrip geldt dat de beloning voorzienbaar en regelmatig moet zijn.
HvJ EU 15 december 2011, C-384/10 (Voogsgeerd)
8 lid 2 Rome 1: land waar arbeid gewoonlijk wordt verricht
In een dergelijk geval moet het criterium van het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht aldus worden opgevat dat het verwijst naar de plaats waar of van waaruit de werknemer daadwerkelijk zijn beroepswerkzaamheden verricht, en bij gebreke van een centrum van de werkzaamheden naar de plaats waar hij het grootste deel van zijn werkzaamheden verricht
Uitvalsbasis: in welke staat zich de plaats bevindt van waaruit de werknemer zijn opdrachten verricht, instructies voor zijn opdrachten ontvangt en zijn werk organiseert, alsmede de plaats waar zich de arbeidsinstrumenten bevinden (r.o 38)
Je moet echt de volgorde van art. 8 lid 2 aanhouden (r.o. 47)
HvJ EU 12 september 2013, C-64/12 (Schlecker)
De nationale rechter moet de aanknopingscriteria van art. 6 lid 2 sub a en b EVO buiten toepassing laten als uit het geheel van omstandigheden blijkt dat de arbeidsovereenkomst nauwer verbonden is met een ander land, r.o. 36.`
De verwijzende rechter moet rekening houden met alle factoren die de arbeidsbetrekking kenmerken en moet bepalen welke factor of welke factoren daarvan volgens hem het zwaarste wegen, r.o. 40.
Onder die belangrijke factoren vallen onder meer: het land waar de werknemer belastingen en heffingen op inkomsten uit arbeid betaalt en het land waar hij is aangesloten bij de sociale zekerheid en de verschillende pensioen-, ziektekostenverzekerings-, en invaliditeitsregelingen. Bovendien moet de nationale rechter rekening houden met alle omstandigheden van de zaak, zoals met name criteria betreffende de vaststelling van het salaris en andere arbeidsvoorwaarden, r.o. 41.
HvJ EU 25 februari 2021, C-804/19 (BU)
-gewoon arbeid=beoogde plaats
- maximumharmonisatie
- vestiging ex 7 lid 5 Brussel 1-BIS
Afdeling 5 is ook van toepassing als de arbeidsovereenkomst niet is uitgevoerd (r.o. 27-28 en r.o. 36 e.v.). Maar: bedoeling van partijen m.b.t. plaats van tewerkstelling is dan leidend (r.o. 41).
Ook als nationale regels gunstiger zijn gaat de Verordening voor (r.o. 34-35). Lees ook r.o. 30: doel is eenvormige regels voor de internationale rechterlijke bevoegdheid
Ontsnappingsmogelijkheid om aan te sluiten bij de ‘vestiging’ waar BU in dienst is genomen (Oostenrijk)? Art. 7 lid 5 biedt een mogelijkheid, als de ‘vestiging’ daadwerkelijk genoeg om het lijf heeft.
Vereist is dat er een centrum van werkzaamheid bestaat dat zich naar buiten toe duurzaam manifesteert als het verlengstuk van een moederbedrijf. Dat centrum moet beschikken over een eigen directie en materiële uitrusting, zodat het zaken kan doen met derden zonder dat die zich rechtstreeks tot het moederbedrijf hoeven te wenden. Verder is de bepaling alleen van toepassing als het geschil betrekking heeft op a) handelingen die verband houden met de exploitatie van die entiteiten of b) verbintenissen die deze zijn aangegaan namens het moederbedrijf, wanneer die moeten worden uitgevoerd in de staat waar de entiteiten gelegen zijn, r.o. 47-48.
Welke stappen moeten gevolgd worden bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van strijd met artikek 45 VWEU?
Stap 1: Unieburger of niet? Indien geen Unieburger dan geen beroep op 45 VWEU mogelijk. In art. 20 VWEU zie je definitie Unieburger.
Stap 2: grensoverschrijdende situatie? Indien geen grensoverschrijdend element zit, dan is art. 45 niet van toepassing.
Stap 3: het moet een werknemer/werkzoekende zijn. Elementen: arbeid, loon en gezag.
Stap 4: Discriminatie of belemmering op grond van nationaliteit.