week 6 Flashcards

1
Q

Voor hoeveel kcal teveel/weinig energie inname neemt het lichaamsgewicht 1 kg toe/af

A

7500 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke 3 manieren kan energieverbruik gemeten worden?

A
  • directe calorimetrie: warmteafgifte van het lichaam meten (proefpersoon moet in kamer arbeid verrichten met thermometer. Nadeel: ingewikkeld en duur)
  • indirecte calorimetrie: door de zuurstofconsumptie te meten
  • double labelled water methode: hierbij moet iemand dubbel gelabeld water drinken, gekeken naar verhouding 2H: 18O
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt de double labelled water methode?

A
  • iemand moet dubbel gelabeld water drinken
  • er wordt gekeken naar de verhouding 2H : 18O in urine
  • het 18O komt niet alleen in urine maar ook in C18O2 via adem
  • hoe eerder 18O op is, hoe meer metabolisme heeft plaatsgevonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is je basaal metabolisme?

A
  • energie die nodig is voor body maintenance
  • hartfunctie, ademhaling, bloedcirculatie, voortgeleiding zenuwimpulsen, groei, regeneratie.
  • is afhankelijk van de hoeveelheid vetvrije massa (water, eiwitten, mineralen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het basaal metabolisme bij obese mensen?

A
  • basaal metabolisme is hoger
  • want: ze moeten meer massa (vet) ronddragen, hiervoor wordt er meer spiermassa aangemaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat voor basaal metabolisme hebben mensen met MEER spiermassa in de FFM?

A
  • ze hebben een hoger basaal metabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat ‘fysieke arbeid’?

A
  • bewuste arbeid
  • onbewuste dagelijkse handelingen (NEAT)
  • NEAT is afhankelijk van de hoeveelheid lichaamsvet
  • NEAT neemt af bij meer lichaamsvet en andersom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is adaptieve thermogenese?

A
  • bestaat uit 2 vormen: omgevingstemperatuur geïnduceerde thermogenese, voedsel geïndiceerde thermogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is specifiek dynamische werking (SDA)?

A

20-30% van de energie afkomstig uit eiwitten is nodig om diezelfde eiwitten te metaboliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een typisch voorbeeld van non-skivering thermogenese?

A
  • bruin vet
  • in het mitochondrion is de ATP-productie ontkoppeld, waardoor er alleen warmte wordt geproduceerd (en geen ATP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom werkt sporten om af te vallen?

A
  • doordat het meer spiermassa (eiwit) aanmaakt in de FFM en niet doordat het bewegen zelf veel energie kost
  • want: eiwitten kosten veel energie om te metaboliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is het moeilijk om gewicht te verliezen en val je veel minder af dan in de theorie als je minder eet?

A
  • je NEAT wordt minder omdat je minder weegt
  • spiermassa neemt af dus je basaal metabolisme gaat naar beneden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan je gewichtsverlies vergroten?

A
  • je wil vetmassa kwijtraken
  • bewegen, spiermassa laten toenemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

op welke niveaus kan lichaamssamenstelling worden bekeken?

A
  • atoomniveau: 50 verschillende, 98%=zuurstof, waterstof, koolstof, stikstof, calcium
  • molecuulniveau: eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen, DNA etc.
  • celniveau: moleculen zijn bouwstenen van de cel
  • tissues/ weefsels
  • het gehele lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn alternatieven om bij iemand met weinig spiermassa de nierfunctie te bepalen? (want kan dus niet met kreatinine)

A
  • 24h urine kreatinine klaring berekenen
  • eGFR obv cystatine C
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil in etniciteit en BMI?

A

aziaten hebben met zelfde BMI als afrikanen en caucasianen meer vetpercentage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het gevolg van een te laag vetpercentage?

A
  • problemen met hormonen (worden gemaakt van vet)
  • hogere kans op auto immuun ziektes
  • slechtere afweer. alle belangrijke componenten in immuunsysteem hebben vet nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar zitten je vet deposities?

A
  • subcutaan (gezonde vet)
  • intermusculair
  • intramusculair
  • abdominale en thoracale ruimte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke 2 modellen voor lichaamssamenstelling bestaan er?

A

model body composition 1:
- vrije vetmassa (niet-essentieel vet+ opslagvet)
- lean body mass (essentieel vet)
model body composition 2:
- vetmassa (incl essentieel vet)
- vetvrije massa (overig weefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom hebben vrouwen meer essentieel vet nodig dan mannen?

A
  • voor overgang,
  • vrouwelijke hormonen
  • babys
  • menstruatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de verschillende meetmethodes voor lichaamssamenstelling?

A
  • huidplooidikte meting
  • Waist to hip ratio
  • bio-elektrische impedantie analyse
  • beeldvormende technieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe werkt een huidplooidikte meting?

A
  • dikte vd huidplooien gebruikt om totale hoeveelheid vet te meten
  • gebaseerd op de veronderstelling dat vet regelmatig verdeeld is over het lichaam en de dikte daarom een maat is
  • 70-90% van het vetweefsel ligt subbutaan
  • nadelen: moeilijk reproduceerbaar, en zegt niks over vet om ingewanden/ visceraal vet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werkt een Waist to hip ratio? Waarmee is het gecorreleerd

A
  • geeft indicatie voor visceraal vet
  • waist/ hip
    gecorreleerd met:
  • mate insuline resistentie
  • bloeddruk
  • HDL cholesterolspiegel bloed
  • incidentie diabetes
  • incidentie hart en vaatziekten
  • overall mortaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe komt het dat visceraal vet zo gecorreleerd is met al die slechte dingen?

A
  • gezond visceraal vet, goed doorbloed
  • te veel visceraal vet: vetcellen worden hypertrofisch en niet meer genoeg doorbloed en voorzien van zuurstof
  • hierdoor kan er necrose van vetcellen plaatsvinden, er komen macrofagen die ontstekingsstoffen produceren
  • vet in de buik zorgt in tegenstelling tot vet wat lager zit tot meer insuline resistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe werkt Bioelektrische impedantie analyse? BIA
- elektroden op voeten en handen - sturen elektrische signalen - weefsels met veel water etc, geleiden goed - vet, bot, lucht hebben hoge weerstand, geleiden nauwelijks - hoe groter de vetvrije massa hoe beter de stroom geleid - snel, non-invasie, makkelijk, geen straling - nadeel: niet heel betrouwbaar. anders als iemand uitgedroogd is neemt geleiding toe
26
Wat zijn beeldvormmethodes voor lichaamssamenstelling bepaling?
- DEXA: gouden standaard haalbaar, zeer betrouwbaar - relatief duur - wel enige straling, maar heel weinig - bestraald met fotonen, vet laat minder door dan bot en spier - je kan ook verhoudingen meten met het resultaat - nadeel: kan geen onderscheid maken tussen subcutaan en visceraal vet - CT en MRI kan ook maar veel nadelen: duur, CT heeft straling, MRI kleine capaciteit, beoordeling is moeilijk, - voordeel CT en MRI is dat visceraal vet wel goed in kaart gebracht kan worden
27
Wat is het effect van een niet werkend enzym in de stofwisseling?
- stapeling van toxische metabolieten aan voorkant (metaboliet= onderdelen van het metabolisme) - tekorten aan metabolieten aan achterkant - beide kunnen aanleiding geven tot symtomen
28
Waarom zou het erg zijn als je bloedsuikerspiegel na de maaltijd heel erg verhoogd zou worden?
- eiwitten zouden makkelijker geoxideerd worden waardoor de functionaliteit verloren zou gaan in ECM - nieren gaan bij te hoge bloedsuiker glucose uitscheiden
29
Hoe zorgt je lichaam ervoor dat je bloedsuikerspiegel niet enorm stijgt (meer dan 7 mM) na een maaltijd?
- glucose wordt actief opgenomen door cellen - meeste glucose opgenomen door levercellen en omgezet in glycogeen
30
Welk deel in het lichaam levert de glucose na een nacht vasten, en waarom?
- de lever, met leverglycogeen voert de lever dit aan als er geen glucose uit de darmen komt. - ookal zit er meer glycogeen opgeslagen in de spieren, maar dit wordt enkel gebruikt voor bewegingsenergie en niet voor de handhaving van de bloedsuikerspiegel
31
Wat als je per dag meer KH eet? dus 300 g
- overige wordt omgezet in vet - ook worden koolhydraten gebruikt om energie te winnen in plaats van de vetzuren - dus ook vettoename veroorzaakt door het niet gebruiken van het vet voor de energievoorziening
32
Wat als je te weinig KH eet per dag? dus 120 g
- eerste reserve is leverglycogeen - je gaat je eiwit afbreken, dus je spieren - met deze aminozuren kan je glucose maken namelijk= gluconeogenese - als er eiwit tekort is kan lichaam ketonlichamen gaan gebruiken
33
Hoe zorgt de lever ervoor dat de bloedsuikerspiegel zo min mogelijk varieert?
- tijdens de maaltijden wordt glycogeen opgebouwd - tussen maaltijden in wordt glycogeen afgebroken - gereguleerd door insuline: bij dalen van bloedsuikerspiegel, daalt insuline, en glucose zal vrijkomen uit leverglycogeen
34
Wat gebeurt er met glucose als iemand lang vast?
- leverglycogeen zal na 12-24h op zijn - hierna wordt gluconeogenese uit eiwitten ingezet - niet goed want alle eiwitten hebben een functie en zijn niet bedoeld voor energie winning
35
Wat gebeurt er als iemand opeens heel veel glucose consumeert?
- meer dan dat kan omgezet worden in glycogeen - glucose opgeslagen in de vorm van vet - vet kan niet worden omgezet in glucose
36
In welke 2 onderdelen kan je het metabolisme indelen?
- storage mode: well-fed, early-refed - production mode: post-absorptive, early fasting, late fasting, starvation
37
Hoe krijg je de 9 enzymstappen om van glucose naar pyruvaat te gaan in activiteit versneld? (de glycolyse)
- sommige enzymstappen zijn niet beperkend, hebben hoge activiteit maar worden beperkt door beperkte aanwezigheid van aanbod (substraat) - andere zijn wel beperkend, hebben normaliter lage activiteit. - als je deze laatste enzymen in activiteit verhoogd dan gaat het gehele metabole pad harder - dit noemen we sleutelenzymen (met lage activiteit normaliter dus)
38
Hoe worden alle processen in de verschillende organen op elkaar afgestemd zodat je brein kan blijven functioneren zelfs na langere periode van vasten?
- gebeurt op niveau van die keyenzymes/ sleutelenzymen - gereguleerd door hormonen: fosfoleryring, allosterie, inductie, rekrutering transporteiwit, substraataanbod
39
Wat is rekrutering?
bijv door insuline: glucose transporters zitten in blaasjes onder de celmembraan, insuline zorgt voor versmelting van blaasjes met membraan waardoor de transporteur gebruikt kan worden.
40
Wat gebeurt er met opgenomen glucose?
- wordt gebruikt voor spierfuncties en hersenfuncties - wat over blijft wordt als glycogeen opgeslagen in de lever en spieren - overige wordt opgeslagen als triglyceriden in vet
41
Waarom worden aminozuren meteen gebruikt voor de eiwitsynthese?
het lichaam kan aminozuren niet opslaan in de vorm van een bepaald molecuul
42
Wanneer is je lichaam in anabole toestand en wat zijn anabole reacties?
- het lichaam is in anabole toestand tijdens en direct na de maaltijd - het dieet vormt de belangrijkste energiebron - de lean body mass neemt toe - metabolische reacties die leiden tot de opslag van energie - reacties: glycogenese, eiwitsynthese, lipogenese, liponeogenese
43
Wanneer is het lichaam in katabole toestand en wat zijn katabole reacties?
- het lichaam is in katabole toestand wanneer het effect van de maaltijd is uitgewerkt en het andere energiebronnen moet gaan gebruiken - energie wordt vrijgemaakt uit energievoorraden - netto verlies van lean body mass en vetweefsel - eerst glycogeen afgebroken, daarna het vet - in de lever vindt ketogenese plaats waardoor ketonen ontstaan - reacties: proteolyse, gluconeogenese, glycogenolyse, lipolyse
44
Wat is het belangrijkste hormoon voor de anabolistische fase? Hoe werkt het?
- insuline - gemaakt door pancreas - zorgt ervoor dat het lichaam in anabole toestand terechtkomt - stimuleert de glucose opname van spieren vet en lever - insuline onderdrukt de katabole processen
45
Hoe worden ketonen gevormd?
- vetweefsel afbraak zorgt voor vrije vetzuren - deze worden vervolgens in de lever geoxideerd - hierbij komen ketonen vrij die worden afgegeven aan bloed en competitie kunnen hebben met glucose
46
Wat is het belangrijkste hormoon voor de katabole fase? Hoe werkt het?
- glucagon - stimuleert de glycogenolyse, lipolyse, proteolyse en ketogenese - verder hormonen die insuline tegenwerken: cortisol, adrenaline, noradrenaline, groeihormoon, schildklierhormoon
47
uit welke 2 delen bestaat de bijnier?
- cortex (schors): bestaat uit drie delen - medulla (binnenste deel): maakt noradrenaline en adrenaline aan
48
uit welke 3 delen bestaat de cortex van de bijnier en welke hormonen maken ze aan?
- zona glomerulosa: buitenste laag, maakt mineralcortioiden, aldosteron - zona fasciculata: middelste laag, maakt glucocorticoiden, cortisol - zona reticularis: binnenste laag, maakt sekshormonen, testosteron
49
Hoe wordt de bijnier aangezet tot het maken van cortisol?
- hypothalamus geeft CRF af - dit gaat naar voorkwab van de hypofyse - deze maakt ACTH en dit gaat naar de bijnier
50
Hoe werkt cortisol?
- gaat naar het bloed vanuit bijnier en heeft effect op de glucose en bloeddruk en geeft negatieve feedback op de hypothalamus - cortisol zorgt voor dag en nachtritme - maakt glucose en vet vrij om te gebruiken als brandstof
51
Wat gebeurt er bij pancreasinsufficientie/ geen insuline?
- je krijgt diabetes - er kan geen glucose meer worden opgenomen door cellen - teveel glucose in het bloed
52
wat zijn de stresshormonen?
cortisol en catecholaminen (noradrenaline en adrenaline - komen uit de bijnier
53
Wanneer is het cortisol het hoogst?
net voor het wakkerworden gaat het heel erg stijgen, met een piek in de ochtend
54
Waarom is cortisol een glucocoticoid?
omdat het een hele belangrijke rol in de glucose homeostase heeft
55
Wat gebeurt er als het sympathische zenuwstelsel wordt geactiveerd door stress?
- wordt geactiveerd door bijv, lage bloedsuiker, temperatuur of volumedepletie - hierdoor bijnier en bijniermerg gestimuleerd; adrenaline afgegeven - noradrenaline en adrenaline zorgen ervoor dat afbraak van glycogeen wordt gestimuleerd en blokkeren de glucose opname in de spieren - bedoeling is dat brandstof beschikbaar komt voor de fight en flight reactie - katabole response (als stressprikkel weer weg is wordt dit hersteld naar de anabole setting)
56
Wat gebeurt er als de acute stress chronisch wordt?
- kan het lichaam ernstig verzwakken door het langdurig blijven bestaan van spierafbraak - door hoge cortisol kan het herstel bemoeilijkt en zelfs onmogelijk worden
57
Wat is het globale effect van langdurig vasten?
- is een stress voor het lichaam - zal de bloedspiegel van stress hormonen verhogen: adrenaline, cortisol, glucagon, groeihormoon - dit heeft verschillende effecten op het intermediair metabolisme
58
Wat gebeurt er specifiek in het lichaam bij langdurig vasten?
- de vrije vetzuren en de ketonlichamen gaan als belangrijkste energiebron van het lichaam fungeren - op deze manier probeert het lichaam een verdere afbraak van spieren te voorkomen
59
waardoor ga je dood als je te lang vast?
- je eiwitten raken op - je gaat belangrijke eiwitten afbreken: DNA, enzymen, anti immuun stoffen etc
60
wat zijn oorzaken van ondervoeding?
- onvoldoende intake - malabsorptie - verlies - toegenomen behoefte (door bijv ziekte)
61
wat zijn de gevolgen van ondervoeding?
- verminderde wondgenezing - meer kans op infecties (verminderde darmwerking en verlaagde weerstand) - langere opnameduur - meer kans op complicaties - hogere behandelingskosten - hogere mortaliteit
62
Wat zijn uiterlijke kenmerken van ondervoeding?
- lage BMI - spieratrofie - oedemen (want door ondervoeding te weinig albumine en dit is normaal belangrijk om het vocht in je bloedvaten te houden) - geen
63
Wat is het gevaar van het refeeding na ernstige ondervoeding?
- elektrolietstoornissen door afgifte insuline - glucose snel opgenomen in cellen en hierdoor elektrolieten ook waardoor elektroliet tekort in bloed - oplossing: elektrolyten in grote hoeveelheden aanvullen en patient langzaam meer voeden
64
Waarom neemt de concentratie ureum af na lange tijd vasten?
ureum is een afbraakproduct van eiwitten en het lichaam probeert het afbreken van eiwitten te voorkomen
65
Waarom wordt iemand ondanks lang vasten niet ketoacidosisch?
omdat ondanks dit persoon veel ketonen in het bloed heeft de insuline spiegels altijd een beetje in stand worden gehouden en de vetogenese zo blijft controleren
66
Wat doet een erytrocyt met glucose
Cori-cylcus: maakt er lactaat van wat teruggevoerd wordt naar de lever, de lever zet het weer om in glucose (36 uur na maaltijd)
67
wat is het belangrijkste effect van ketonverbranding?
- eiwitsparing - want ketonlichamen concurreren met glucose waardoor de lever minder glucose hoeft te maken en minder spiereiwitten hoeft af te breken
68
Wat is glucosesparing?
- wanneer er geen glucose meer vanuit het darmkanaal komt en de concentratie insuline daalt, wordt de toegang van glucose to de spier afgesloten zodat glucose gespaard wordt voor de hersenen - de vetzuren zijn beschikbaar als alternatieve energiebron voor de spier
69
Wat is de sleutel voor het omzetten van aminozuren in glucose?
oxaalacetaat
70
Wat zijn ketogene aminozuren?
- zoals leucine, lysine en tryptofaan - hieruit kan geen glucose worden gevormd - ketogene aminozuren leveren acetyl-CoA, wat later omgezet kan worden in betonlichamen
71
Wat zijn glucogene aminozuren?
- zoals alanine, cystenine, glycine, serine, aspartaat, valine - leveren wel oxaalacetaat op, hieruit kan glucose worden gemaakt
72
Hoe verloopt de ureumcyclus?
- als je van aminozuren glucose maakt dan gaat de aminogroep er vanaf - ammoniak is schadelijk en wordt in lever onschadelijk gemaakt via de ureumcyclus - uit 2 stikstofatomen, 1 afkomstig van ammoniak en 1 van een aminozuur. wordt omgezet in ureum - eigenlijk een ornithine cyclus, want rest verlaat het lichaam
73
Wat gebeurt er met de aminozuren in de spier tijdens het vasten?
- spierafbraak neemt toe oiv cortisol en verlaagd insuline - spier gebruikt zelf als brandstof vertakt-keten aminozuren - de aminogroep die in de spier vrijkomt moet naar de lever worden vervoerd: dit gebeurt gekoppeld aan alanine of glutamine (tijdens vasten hoge concentratie)
74
Wat gebeurt er als de lever te veel vetzuur aangeboden krijgt en dus te veel Acetyl-CoA?
- acetyl-CoA gaat niet meer de citroenzuurcyclus in - lever gaat dan ketonlichamen vormen - andere organen kunnen deze lichamen weer gebruiken om acetylcoa vrij te maken en de cintroenzuurcyclys in te laten gaan
75
Uit welke stappen bestaat de vetzuuroxidatie?
Stadium 0: activatiestap vetzuur 1: er komt een co-enzym-A ester aan. vervolgens betaoxidatie vanaf carboxylkant: steeds twee C-atomen en er ontstaat NADH en FADH2 en acetyl-CoA 2: acetyl-CoA kan citroenzuurcyclus ingaan, nog meer NADH en FADH2 3: elektronen in NADH en FADH2 gaan ademhalingsketen in waardoor ATP vrijkomt
76
Hoe wordt de vetzuuroxydatie gereguleerd?
- door vetzuuraanbod in het mitochondrion - dus aanbod aan levercel vanuit vetweefsel - en vervolgens moeten de vetzuren vanuit het cytosol naar het mitochondrion
77
Waarom is de vetzuuroxidatie essentieel voor de gluconeogenese?
- de beta oxidatie zorgt in het mitochondrion voor een hele hoge NADH en atp - zo kan oxaalacetaat met NADH omgezet worden tot malaat waardoor het over het membraan het cytosol in kan - zo heb je en NADH en oxaalacetaat buiten het mitochondrion en kan glucose gevormd worden - daarnaast kan de reactie van pyruvaat naar oxaalacetaat alleen verlopen met acetylCoA (vetzuuroxidatie zorgt ervoor dat hier veel van aanwezig is) - Kortom: vetzuuroxidatie levert NADH, FADH2, acetylCoA voor de gluconeogenese
78
Wanneer werd obesitas een maatschappelijk probleem?
- na de 2e wereldoorlog - rond 1970 al gezegd/ realisatie dat in rijke landen vetzucht de ergste ziekte is