Week 5 - Beslissingen, sturing en cultuur Flashcards

1
Q

Waarom is het belangrijk om te weten dat politieagenten als street-level bureaucraten worden gezien?

A

Hierdoor kun je beter begrijpen hoe politieagenten beslissingen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de discretionaire ruimte?

A

Dit is de ruimte om binnen een bepaald wettelijk kader vrij te kiezen tussen verschillende handelingsalternatieven. Deze ruimte verschilt per taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zeggen voorstanders over de discretionaire ruimte?

A
  1. Dat alles vastleggen in formats onmogelijk is
  2. Maatwerk is nodig en belangrijk om per situatie te kijken
  3. De ruimte is ook belangrijk voor de burgerrelatie
  4. Er is geen supervisie op straat
  5. Er is een gebrek aan middelen
  6. De doelen zijn ambigu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zeggen tegenstanders over de discretionaire ruimte?

A
  1. Er kan misbruik van bevoegdheden worden gemaakt
  2. Het zorgt voor een onvoorspelbaar politieoptreden
  3. Het zorgt voor een ongelijke behandeling
  4. Het kan gevoel geven van discriminatie en etnisch profileren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soorten beslissingen zijn er?

A
  1. Straatoptreden (geen interactie)
    - Bestemmingsbeslissing; waar ga ik naar toe?
    - Interventiebeslissing; wat doe ik met wat ik zie?
  2. Situatieoptreden (wel interactie)
    - Bejegeningsbeslissing; hoe behandel ik de burger?
    - Afhandelbeslissing; hoe handel ik de situatie af?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom mogen agenten niet zelf bepalen welke beslissingen zij nemen, ondanks discretionaire ruimte?

A

Agenten moeten zich houden aan allerlei wetten, regels en protocollen. Verplichtsverzuim is dan ook erg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op straat moet je bepaalde betekenis geven aan wat je ziet. Wat zijn patronen van betekenisgeving bij straatoptreden?

A
  1. Oriënteren (bestemming)

2. Signaleren (interventie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de patronen van betekenisgeving bij situatieoptreden?

A
  1. Diagnosticeren (bejegening)
  2. Oordelen (bejegening)
  3. Formaliseren (afhandeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn dirty harry problems?

A

Je weet dat iemand iets heeft gedaan, maar er is een gebrek aan bewijs. Agenten kunnen dan besluiten om iemand te laten gaan, maar ook om alternatieve beslissingen gebruiken die tegen de wet ingaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke manieren kan een agent creatief gebruik maken van zijn bevoegdheden?

A
  1. Dirty harry problems
  2. Dienen van de goede zaak
  3. Niet inzetten van bevoegdheden
  4. Misbruik van bevoegdheden
  5. Oneigenlijk gebruik van bevoegdheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke factoren kunnen bepalen om over te gaan tot een bepaalde handeling?

A
  1. Daders
  2. Politiemensen; overtuigingen
  3. Organisatorische factoren; werkdruk, regels
  4. Situationele factoren; omstanders, juridische factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke manieren kan sturing plaatsvinden?

A
  1. Externe sturing; beleidsplannen die worden opgesteld waarvan verwacht wordt dat de politie die volgt
  2. Interne sturing; bijv. briefing met punten waar meer op gelet moet worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer gaat sturing makkelijker?

A
  1. Wanneer beleidsprioriteiten bestaand werk/opvattingen, normen en voorkeuren op één lijn liggen
  2. In specialistische teams
  3. Wanneer lokale partners bepaalde prioriteiten stellen
  4. Een zinnige werkwijze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een politiecultuur?

A

Er is geen eenduidige definitie. Meeste komen neer op het benadrukken van rol van normen en waarden die functioneren als omschreven regels en op die manier beïnvloeden wat wordt gezien als goed politiewerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke kenmerken uit onderzoek van Reiner zijn in lijn met Nederland?

A
  • Bijzondere missie van agenten
  • Actiegericht
  • Cynisme en pessimisme
  • Wantrouwen ten opzichte van buitenstaanders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke kenmerken zijn niet in lijn met Nederland?

A
  • Conservatisme
  • Machokarakter
  • Pragmatisme
  • Onderlinge solidariteit
17
Q

Welke kritiek kwam er op de politiecultuur/ kenmerken politie?

A
  1. Er wordt een negatieve invalshoek gebruikt richting de politie
  2. Is de politiecultuur wel universeel?
  3. Bestaat DE politie wel? Politie is namelijk veel breder dan alleen noodhulp
18
Q

Welke 3 werkstijlen benoemt Wilson?

A
  1. Legalistic style; crime fighter; bestrijding criminaliteit
  2. Watchman; ordehandhaver; zichtbaar aanwezig zijn
  3. Service style; dienstverlener; verstrekking van hulp en informatie
19
Q

Wat speelt bij proactief optreden een rol?

A

Beslissingen nemen en discretionaire ruimte

20
Q

Welke maatschappelijke ontwikkelingen liggen ten grondslag van een meer reactief naar proactief optreden?

A
  1. Fundamentele veranderingen
  2. Moderne - laatmoderne - postmoderne samenleving
  3. Risicojustitie; meer bevoegdheden om proactief op te treden
21
Q

Wat is een risico van proactief optreden?

A

Etnisch profileren kan hierbij ontstaan

22
Q

Welke kanttekeningen kunnen geplaatst worden bij onderzoek naar etnisch profileren?

A
  1. Veel kwantitatieve studies (internationaal)
  2. Benchmarkprobleem; met welke groep moet je het vergelijken?
  3. Nederlands onderzoek geeft gemengd beeld