Week 2 - Politietaken Flashcards

1
Q

Welke taken heeft de politie?

A
  1. Hulpverlening
  2. Opsporing
  3. Handhaving openbare orde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 4 functies hebben de basisteams?

A
  1. Noodhulp
  2. Wijkwerk
  3. Opsporing
  4. Intake
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen fictional en factional policing?

A

Bij fictional policing gaat het over de massacultuur, dus hoe het in films gaat etc.
Bij factional policing gaat het over het daadwerkelijke functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 5 kerndoelen van opsporing?

A
  1. Opsporen van criminele activiteiten
  2. Ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel
  3. Opwerpen barrières tegen criminaliteit
  4. Ondersteunen andere opsporingsdiensten
  5. Openbaar maken van bevindingen uit opsporingsonderzoeken
    Deze doelen hebben geleid tot verandering in aanpak van opsporing; doelgerichte opsporing naar pragmatische opsporing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie behoort tot de opsporing?

A
  1. OvJ; opsporing staat onder zijn gezag
  2. Politie; er zijn verschillende functies en teams
  3. Burgers; burgeropsporing (burger onderneemt zelf actie) en burgerparticipatie (politie neemt initiatief, maar betrekt de burger). Ook cocreatie valt onder het laatste.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom ligt sinds de multichannelaanpak de intakefunctie onder vuur?

A

Volgens deze aanpak moeten aangiftes online worden gedaan, maar dit heeft enkele nadelen:

  1. Gebrek aan informatiedichtheid
  2. Sommige groepen zijn niet gedigitaliseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 manieren om verschillende soorten criminaliteit aan te pakken zijn er?

A
  1. Incidentgericht; focus op één incident
  2. Probleemgericht; er wordt systematisch naar meerdere incidenten gekeken die steeds terugkeren
  3. Programmagericht; het aanpakken van grootschalige problematiek (georganiseerde misdaad)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 soorten criminaliteit worden er onderscheiden?

A
  1. VVC; de hoge frequentie hiervan vergroot het onveiligheidsgevoel
  2. HIC; grote impact op slachtoffer en omgeving
  3. Ondermijnende criminaliteit; legaliteit van samenleving wordt verzwakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke 3 manieren kan de legaliteit van de samenleving worden verzwakt?

A
  1. Verzwakking van de rechtsorde/rechtsstaat
  2. Verwevenheid van onder- en bovenwereld
  3. Het aantasten van vertrouwen van de burger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is kenmerkend voor de opsporing?

A

Het is routinematig werken, waarbij protocollen belangrijk zijn. Er ontstaat een spanningsveld tussen snel resultaat willen leveren en groeiende confrontatie met gedetailleerde protocollering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 indicatoren kunnen invloed hebben op de effectiviteit van opsporing?

A
  1. Snelheid van reactie
  2. Informatie moet snel en efficiënt verwerkt worden
  3. Vermogen om alle informatie met elkaar in verband te brengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke middelen kunnen er bij opsporing worden ingezet?

A
  • Dwangmiddelen; bijv. aanhouding (zichtbare actie)
  • Bijzondere opsporingsbevoegdheden; heimelijk karakter en zijn vastgelegd in BOB
  • Sommige bevoegdheden vallen hiertussen, zoals verhoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt openbare orde gedefinieerd en waar moet op gelet worden?

A

Het is de normale gang van zaken op openbare plaatsen. Dit is subjectief, omdat iedereen een andere perceptie heeft van wat ‘normaal’ is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wie zijn er betrokken bij de openbare orde handhaving?

A
  1. Politie en gemeenten

2. Andere partijen, zoals gemeentelijke handhavers, burgers etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Bittner’s visie op de handhaving?

A

Hij vindt dat probleemsituaties waar nu iets aan gedaan moet worden beheersbaar moeten worden gemaakt (nauwe benadering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 benaderingen zijn er binnen de kleinschalige handhaving?

A
  1. Nauwe (reactief); er gebeurt iets en politie moet meteen reageren
  2. Brede (preventief); voorkomen dat iets escaleert en dus niet alleen reageren als iets is gebeurd.
17
Q

Hoe wordt de grootschalige handhaving geregeld?

A
  1. Public order management; systematische planning voor en sturing geven aan openbare gebeurtenissen waarbij risico bestaat voor verstoren van openbare orde
  2. Crowd management; systematische planning voor sturing die plaatsvindt tijdens ordelijke verloop van gebeurtenis waarbij veel mensen aanwezig zijn
  3. Crowd control; gebeurt tijdens evenement zelf/ handhaven van gemaakte afspraken
  4. Riot control; incident is geweest en politie moet gaan handhaven
18
Q

Welke 2 typen ordeverstoorders zijn er?`

A
  1. Gelegenheidsverstoorders; zijn incidenteel betrokken bij ordeverstoringen
  2. Notoire ordeverstoorders; zijn stelselmatig betrokken bij ordeverstoringen
19
Q

Wat is de escalated-force benadering?

A

Dit is de eenzijdige aandacht voor riot control, dus hard en repressief

20
Q

Wat is negotiated management?

A

Hierbij is aandacht voor de samenleving en communicatie tussen politie en betrokkenen

21
Q

Wat is de kerntakendiscussie?

A

Dit is een discussie die constant weer opkomt over de vraag welke taak nou belangrijker is.

22
Q

Welke argumenten liggen ten grondslag, waardoor de discussie steeds weer opkomt?

A
  1. Er waren weinig effecten wat betreft de aanpak van jeugdcriminaliteit; meer repressief handelen en opsporing werd belangrijker
  2. IRT-affaire; ging over feit dat er gebruik gemaakt werd van bevoegdheden die niet waren opgeschreven. Dit zorgde voor crisis en opsporing kreeg meer aandacht
  3. Ongunstige beeldvorming gebiedsgebonden politiewerk
  4. Bedrijfsmatig denken
  5. Politieke klimaat in het land
23
Q

Wat is het verschil tussen de smalle en brede taakopvatting?

A
  1. Breed; bevat de minder belangrijke taken

2. Smal; dit betreft alleen noodhulpfunctie, ernstige verstoringen etc.

24
Q

Wat is het initiatie/escalatiemodel?

A

Dit model gaat over ontstaan collectief geweld en maakt onderscheid tussen situationele en interactionele factoren die een rol spelen bij het ontstaan van collectief geweld

25
Q

Welke 4 punten benoemd Reicher om de openbare ordehandhaving succesvol te maken?

A
  1. Kennis
  2. Communicatie
  3. Faciliteren binnen grenzen
  4. Differentiatie