week 5 Flashcards
1
Q
waardoor wordt de kwaliteit van onderzoek bepaald?
A
- validiteit
- betrouwbaarheid
- transparantie
- bruikbaarheid
- representativiteit
2
Q
wat is validiteit?
A
in hoeverre je meet wat je wil meten
3
Q
wat is betrouwbaarheid?
A
mate waarin je meting onafhankelijk is van toeval
4
Q
wat is transparantie?
A
je omschrijft volledig en nauwkeurig op welke manier je tot de gevonden resultaten bent gekomen
5
Q
wat is bruikbaarheid?
A
in hoeverre je resultaten toepasbaar zijn
6
Q
wat is het verschil tussen representativiteit in kwalitatieve en in kwantitatieve zin?
A
- kwalitativiteit: alle mogelijke meningen, houdingen en gedragingen van de populatie komen in de onderzoekgesprekken naar voren
- kwantitatief: de resultaten van de steekproef zijn een afspiegeling van de hele populatie
7
Q
wat is het verschil tussen instrumentele validiteit, ecologische validiteit en externe validiteit?
A
- instrumenteel: meet je wat je wil meten
- ecologisch: komen de onderzoeksresultaten overeen met de alledaagse praktijk
- extern: in hoeverre zijn de onderzoeksresultaten uit de steekproef te generaliseren naar de hele populatie