week 3 Flashcards

1
Q

wat is het verschil tussen een populatie en een steekproef?

A
  • populatie zijn alle eenheden

- steekproef is een deel van de populatie dat representatief is voor heel de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het verschil tussen een selecte en een aselecte steekproef

A

bij een aselecte steekproef trek je de steekproef volledig willekeurig en hebben de eenheden uit de gehele populatie een gelijke kans

bij een selecte steekproef kies je de eenheden zelf uit en hebben de eenheden uit de gehele populatie geen gelijke kans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is er nodig voor een zuivere aselecte steekproef?

A

een steekproefkader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een steekproefkader?

A

een lijst met alle onderzoekseenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom is er in de praktijk zelden sprake van een zuivere aselecte steekproef?

A

je hebt vaak geen volledige steekproefkader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 4 soorten aselecte steekproeven zijn er?

A
  • enkelvoudig aselect
  • systematisch aselect
  • gestratificeerd
  • getrapte steekproef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke 4 soorten selecte steekproeven zijn er?

A
  • verlegenheids- of gemakssteekproef
  • quotasteekproef
  • doelgerichte steekproef
  • sneeuwbalsteekproef
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is er belangrijk bij een kwantitatieve steekproef?

A
  1. steekproef is representatief
  2. er is voldoende respons
  3. steekproef is groot genoeg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is saturatie?

A

je gaat bij een kwalitatieve steekproef net zolang door totdat er geen nieuwe informatie meer is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar hangt de grote van de steekproef vanaf?

A

mate van heterogeniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke 2 soorten surveys bestaan er?

A
  • eenmalige survey

- longitudinale survey

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een casestudie?

A

je kiest 1 of enkele gevallen om een probleem/ situatie diepgaand te beschrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een focusgroeponderzoek?

A

groepsgesprekken o.b.v. 1 specifiek onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is delphi-onderzoek?

A

het verzamelen van meningen van deskundigen. die verschillende data wordt weer voorgelegd aan dezelfde deskundigen zodat er een gesprek ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het verschil tussen correlatie en causaliteit?

A

bij correlatie is er een verband. bij causaliteit is er een oorzakelijk verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly