week 5 Flashcards

1
Q

wat zijn de 3 niveau van de model van Cott ?

A
  • Preferred Movement Capacity
  • Current Movement Capacity
  • Maximal Achievable Movement potential
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de 3 vragen die je moet beandwoorden in de model van Cott ?

A
  1. Welke interne factoren hebben mogelijk invloed?
  2. Welke externe factoren hebben mogelijk invloed?
  3. Wat is het instapniveau van de patiënt op het
    Movement Continuüm?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de belastbaarheid tijdens het herstel ?

A
  • Fysieke belastbaarheid
  • Eigen beleving van belasting en belastbaarheid
  • Sociale adaptatiemogelijkheden
  • Motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de conservatieve behandeling bij tibaiplateu fractuur ?

A

Niet of nauwelijks (<3 mm) gedislokeerde fracturen
• 6 weken immobilisatie d.m.v. gipskoker (van malleoli tot aan de lies).
• Knie in 15 graden flexie
• 12 weken NIET belasten (gehele onderste extremiteit van hiel tot en met heup mag niet op asdruk belast worden)
• Enkel en heup volledige bewegingsvrijheid in open keten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waneer is er een operatieve behandeling bij tibiaplateau fractuur ?

A
  • Gedislokeerde (>3-5 mm) fracturen
  • Ernstig comminutieve fracturen
  • Eminentia fracturen (voorste kruisband aanhechting)
  • Avulsie fracturen van de achterrand van het plateau (achterste kruisband aanhechting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de gevolgen van het niet belasten bij een tibiaplateau fractuur beschrijven.

A
  • Atrofie musculatuur
  • Adhesies (verklevingen)
  • Bewegingsbeperking
  • Osteoporose
  • Afname conditie (aerobe uithoudingvermogen)
  • Artrose (op lange termijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke weefsels zijn o.a. betrokken bij breuk?

A
  • Spongieus bot
  • Hyalien kraakbeen
  • Vezelig kraakbeen
  • Kapsel (collagene weefsel van -)
  • Ligamenten (evt. kruisbanden)
  • Synovia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de verschillende typen proximale fractuur ?

A
  • Pertrochantere femurfractuur
  • Mediale collum fractuur
  • Laterale collum fractuur
  • Subtrochantere femur fractuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welk proximale femur fractuur behoort tot de intracapsulaire fractuur ?

A

Mediale collumfractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welk proximale femur fractuur behoort tot de intracapsulaire fractuur ?

A

o Laterale collumfractuur (intertrochantere)
o Pertrochantere femurfractuur
o Subtrochantere femurfractuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Classificatie mediale collumfractuur volgens Garden :

type 1

A

onvolledige, geinclaveerde fractuur met lichte valgusstand; de inclavatie bespoedigt de revascularisatie en derhalve genezing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Classificatie mediale collumfractuur volgens Garden :

type 2

A

Volledige fractuur zonder dislocatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Classificatie mediale collumfractuur volgens Garden :

type 3

A

Volledige fractuur met partiële dislocatie met varusstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Classificatie mediale collumfractuur volgens Garden :

type 4

A

volledige fractuur met volledige dislocatie met varusstand; nagenoeg geen contact meer tussen caput en collum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Indeling intracapsulaire heupfractuur naar Pauwels.

Pauwels 1

A

horizontaal verlopend fractuurvlak (0-30°) bij belasten vooral met compressie in het fractuurvlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Indeling intracapsulaire heupfractuur naar Pauwels.

Pauwels 2

A

schuin verlopend fractuurvlak (30-50°) bij belasten compressie en schuifkrachten.

17
Q

Indeling intracapsulaire heupfractuur naar Pauwels.

Pauwels 3

A

verticaal verlopend fractuurvlak (>50°) bij belasten uitsluitend schuifkrachten.

18
Q

AO-Classificatie extracapsulaire trochantere fracturen:

A1

A

fractuurverloop in het pertrochantere vlak ligt en een niet complexe fractuur met twee fractuurfragmenten.

19
Q

AO-Classificatie extracapsulaire trochantere fracturen:

A2

A

pertrochantere verlopende fractuur met tenminste een derde fractuurfragment, dat de trochanter minor separeert van de andere twee fragmenten.

20
Q

AO-Classificatie extracapsulaire trochantere fracturen:

A3

A

fractuurverloop distaal van het pertrochantere niveau

21
Q

wat is de behandeling van proximale femur fractuur afhankelijk van ?

A

– Biologische leeftijd – Type fractuur

– Mate van dislocatie

22
Q

wat is de Patiëntenprofiel en keuze klinische behandeling afhankelijk van:

A
  • Co morbiditeit
  • Algemene lichamelijke conditie
  • Woonsituatie
  • Functioneren voor de fractuur (barthel index)
  • Aanwezige en beschikbare mantelzorg
  • Indicatie osteoporose
  • Valrisico
23
Q

wat zijn de meest betroffen structuren bij een inversietrauma van de enkel benoemen.

A
  • Enkelbanddistorsie
  • Laterale enkelbandruptuur
  • Enkelfracturen
  • Functionele instabiliteit
  • Lig. Talofiburale anterior
  • Lig. Calcaneofibulare
  • Lig. Talofibulare posterior
  • Syndesmose
24
Q

wt is de centrale doelstelling van het fysiotherapeutische diagnostische proces bij een enkelletsel benoemen

A

Binnen 0-5 dagen na trauma kan met de functiescore de Bie een behandelbeleid vastgesteld worden.
Functiescore ≤ 40 punten en afwijkend herstel dient de behandelfrequentie worden aangepast.
Functiescore > 40 punten = licht letsel.
• In het algemeen, bij normaal beloop en herstel, is geen specifieke
fysiotherapeutische behandeling noodzakelijk; eventueel tapen en een
controleafspraak maken.
• In het geval van sportspecifieke revalidatie kan behandeling tot terugkeer
naar competitie geindiceerd zijn.

Na 4-7 dagen kan de diagnose enkelbandruptuur vastgesteld worden door hematoomverkleuring (hoe minimaal ook) in combinatie met pijn bij palpatie voorste enkelband (90% kans op gescheurde laterale enkelband).
Als hierbij de voorste schuifladetest ook positief is is dit bijna 100% kans.

25
Q

wat zijn de behandeldoelen na een enkelletsel in de proliferatiefase benoemen.

A

Herstel van functies en activiteiten en opbouw van de belasting.
- Adviseren
- Oefenen van functies en activiteiten
- Tape/brace zodra zwelling voldoende verminderd is.
De mate waarin de doelstellingen zullen worden bereikt, hangt onder andere af van de geïnventariseerde belemmerende factoren voor een ‘normaal’ herstelproces