week 2 Flashcards

1
Q

wat is de definitie van pijn ?

A

Onplezierige sensorische en emotionele ervaring, geassocieerd met actuele of potentiele weefselschade, of beschreven in termen van dergelijke schade. Pijn wordt chronisch genoemd, wanneer deze minimaal drie maanden aanwezig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de definitie van neuropatische pijn ?

A

= Pijn ontstaan of veroorzaakt door een laesie of disfunctie in het zenuwstelsel. Hier is er sprake van twee groepen, namelijk: centrale neuropathische pijn en perifere neuropathische pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is sensitisatie ?

A

Overmatig gevoelig worden van weefsel. Sensitisatie na een letsel (met nociceptieve prikkeling) wordt al lang onderkend als een belangrijk aspect bij pijn. Deze vorm van sensitisatie is gerelateerd aan veranderingen in de kenmerken van primaire nociceptieve afferenten: perifere sensitisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat betekend perifere sensitisatie van nociceptoren ?

A

betekent dat de zenuwuiteinden versterkte responsiviteit vertonen. Perifere sensitisatie treedt altijd op bij weefselbeschadiging en kan beschouwd worden als een normaal fysiologisch proces
Dit
sensitisatiemechanisme treedt op na elke beschadiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welk neurotransmitters komen vrij als gevolg van een beschadiging ?

A

serotonine, bradykinine, histamine, prostaglandines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doen de neurotransmitters die vrij komen als gevolg van een beschadiging bij perifere sensitisatie ?

A

de nociceptoren prikkelen om nog responsiever te worden dan normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe heet het proces waar pijn wordt versterkt gevoeld in het aangedane gebied ?

A

primaire hyperalgesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de doel van primaire hyperalgesie ?

A

beschermingsreactie van ons lichaam op te roepen die de belasting van het aangedane weefsel tijdelijk laag houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar zijn de wide dynamic range neurons ? (WDR)

A

in de achterhorn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de rol van de wdr-neuronen ?

A

wdr neuronen krijgen signalen van nociceptieve en non-nociceptieve neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een hyperalgesie ?

A

verhoogte gevoeligheid voor pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een primaire hyperlagesie ?

A

pijn wordt versterkt op het aangedane gebied, is een

beschermingsmechanisme voor het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een secundaire hyperalgesie ?

A

: waarbij er een verhoogde prikkel-responsrelatie is in alle weefsels die vanuit het betrokken segment geïnnerveerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de caracteristique van de A-delta vezels ?

A
  • snel geleidende, gemyeliniseerde vezels
  • scherpe pijn (via tractus neospinothalamicus)
  • eindigen in de dorsale hoornen (lamina 1)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de caracteristique van de c-vezels ?

A
  • langzaam geleidende , gemyeliniseerde vezels
  • doffe pijn t.h.v huid, diepe weefsels en organen (via tractus paleo spinothalamicus)
  • eindigen in dorsale hoornen (lamina 2 en 3)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de hersen gebieden die behoren bij de stijgende/ascenderende/spinothalimische banen ?

A
	Thalamus
	Somatosensorische cortex
	Anterieure cingulate gyrus
	Amygdala
	Delen van de insula
17
Q

wat zijn de hersengebieden die horen bij de dalende/ descenderende banen ?

A
	Prefrontale cortex
	Periaquaductale grijze gebied (PAG)
	Hypothalamus
	Anterieure cingulate cortex
	Anterieure insula
	Amygdala
18
Q

wat is een wind up ?

A

Abnormale temporele summatie, waarbij na een initiële pijnlijke stimulus de daaropvolgende identieke stimuli als nog pijnlijker worden aangevoerd.

19
Q

wat zijnde sensorich- discriminatieve componenten ?

A

bestaat uit de locatie, duur en intensiteit van de nociceptieve prikkels:
 Vanuit welk deel van ons lichaam is de nociceptieve prikkel afkomstig?
 Hoe lang blijft die prikkel aanwezig?
 Hoe intens is deze prikkel?

20
Q

wat is de rol van de anterieure cingulate gyrus

A

Betrokken bij verwerking van pijn, bevindt zich in de prefrontale cortex.

21
Q

wat is de amygdala ?

A

Onderdeel van het limbisch systeem, voor de aansturing en verwerking van verschillende emoties.

22
Q

wat is de insula ?

A

Een deel van de hersenen dat ligt aan het laterale oppervlak van de grote hersenhelften. Insula anterior lijkt gerelateerd aan reuk, smaak, visceraal-autonoom en limbische functies en insula posterior aan geluid, tast en propriocepsis.

23
Q

wat is de rostroventrale medulla ?

A

Hier zijn de raphekernen gelegen. Van hieruit is er een serotoninerge projectie naar de dorsale hoorn van het ruggenmerg, waar inhibitie van de nociceptieve transmissie plaatsvindt.

24
Q

wat is de locus caeruleus ?

A

Blauwe kern die betrokken is bij de regulatie van emoties, de activatietoestand van de hersenen en slaap-waakritme.

25
Q

wat is de hypothalamus ?

A

Onderdeel van het limbisch systeem (in de hersenen). Speelt cruciale rol bij de organisatie van gedragingen die zorgen voor de overleving van het individu en de soort: eten, vechten, vluchten en paren.

26
Q

wat is een allodynie ?

A

Pijn als gevolg van een prikkel, die niet normaal gesproken niet pijnlijk is. Belangrijke aanwijzing voor sensitisatie, wanneer nociceptie is uitgesloten.

27
Q

wat is een endogene opioide ?

A

Neuropeptiden die in het lichaam geproduceerd worden en aan opioïde-receptoren binden. Zijn onderverdeeld in: endorfines, enkefalines, dynorfines en endomorfines.

28
Q

wat zijn de prognostische factoren voor een afwijkend beloop en vertraad herstel bij een patient met acute en subacute lage rugpijn, in de domein Aan rugpijn gerelateerde factoren ?

A

 Hoge mate van beperkingen in activiteiten.
 Duur van de rugpijn
 Uitstralende pijn
 Wijdverbreide pijn

29
Q

wat zijn de prognostische factoren voor een afwijkend beloop en vertraad herstel bij een patient met acute en subacute lage rugpijn, in de domein individuele factoren ?

A

 Oudere leeftijd

 Slechte algemene gezondheid

30
Q

wat zijn de prognostische factoren voor een afwijkend beloop en vertraad herstel bij een patient met acute en subacute lage rugpijn, in de domein psychosociale factoren ?

A

 Psychologische en psychosociale stress
 Pijngerelateerde angsten
 Somatisatie
 Depressieve klachten

31
Q

wat zijn de prognostische factoren voor een afwijkend beloop en vertraad herstel bij een patient met acute en subacute lage rugpijn, in de domein werk gerelateerde factoren ?

A

 Slechte relaties met collega’s

 Zware fysieke taakeisen

32
Q

wat zijn de psychosociale items die bij de anamnese bij lage rugpijn aan bod moeten komen ?

A

• Stress
• Pijn gerelateerde angst:
▫ Angst voor pijn.
▫ Angst dat pijn weer optreedt na activiteiten of dat de activiteiten (nieuwe) schade aanricht.
• Catastroferen (vorm van attributie):
▫ Het toekennen van al wat mogelijk is dat zou kunnen gebeuren, aan een situatie
• Bewegingsangst (Kinesiofobie):
▫ Door de gedachte dat er nieuwe weefschade kan ontstaan is er een overdreven, irrationele, gekmakende angst voor beweging en het uitvoeren van activiteiten
• Angst-vermijdingsgedachten:
▫ Door de verwachting dat uitvoeren van activiteiten pijn zullen doen, de activiteiten niet meer uitvoeren.
• Coping:
▫ Wijze waarop we als mensen omgaan met problemen in onze omgeving.
• Somatisatie: beleving van een psychische toestand in de vorm van lichamelijke gewaarwording.

33
Q

wat zijn de FT behandeldoelen bij aspecifieke lage rugpijn profiel 3 ?

A
  • Advies: blijven bewegen en informeer PT dat bewegen geen kwaad kan en zelfs leidt tot sneller herstel.
  • Leg PT uit dat stress, depressieve gevoelens, kinesiofobie etc. een negatieve invloed hebben op het herstel van de klachten.
  • Adviseer multidisciplinaire behandeling.
  • Behandel tijd contigent.
34
Q

wat zjin de EBM interventies bij aspecifieke lage rugpijn Profiel 3?

A
  • Adviseren/informeren
  • Coachen en gedragsveranderingen
  • Multidisciplinaire behandeling
  • Graded activity.
35
Q

beschrijf de “Common Sense Model of Selfregulation of Health and Illness

A

kijken naar het plaatije kut !!!

36
Q

beschijf het Model of patient compliance

A

kijken naar het plaatje kut !!!!