Week 5 Flashcards

1
Q

Wat houdt koliekpijn in?

A
  • Heftig in rechter bovenbuik
  • Uitstraling rug/schouders
  • 30 min -24 uur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 4 F’s van galstenen?

A
  • Female
  • Fat
  • Fourty
  • Fertile
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de indicentie van choledocholithiasis?

A

6:100.000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij hoeveel procent van de mensen met cholelithiasis komt choledocholithiasis voor?

A

15-20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar worden de meeste galwegstenen gevormd?

A

In de galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel procent van de mensen met choledocholithiasis heeft geen cholecystolithiasis?

A

5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel procent van de mensen met een cholecystectomie houdt recidiverende galstenen over?

A

5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de symptomen van choledocholithiasis?

A
  • Koliekpijn (met name in jongere patiënten)
  • Icterus
  • Cholangitis
  • (biliaire) pancreatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de incidentie en mortaliteit van (biliaire) pancreatitis bij patiënten met galblaasstenen?

A
  • Incidentie +/- 0,3-1% bij patiënten met galblaasstenen
  • Mortaliteit +/- 10%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 5 middelen zijn er ter diagnostiek van choledocholithiasis?

A
  • Labwaarden
  • Abdominale echo
  • ERCP
  • MRCP
  • EUS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke labwaarden zul je vinden bij iemand met choledocholithiasis?

A
  • Verhoogd alkalisch fosfatase
  • Verhoogd gamma glutayl transferase
  • Soms verhoogde transaminen (ALAT>ASAT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de normale galwegdilatatie op een echo?

A

<7mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is bij MRCP de specificiteit iets lager?

A

Vooral door lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer wordt percutane transhepatische cholangiopathie ingezet?

A

Alleen bij patiënten die niet in aanmerking komen voor chirurgische of endoscopische benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt MRCP bij galstenen in?

A

Sfincterotomie (papillotomie) eventueel gevolgd door ballondilatatie van de papil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan worden gebruikt als bij ERCP de geimpacteerde stenen niet verwijderd kunnen worden?

A

Laser lithotripsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  • Wat zijn de 3 belangrijkste complicaties bij ERCP?
A
  1. Pancreatitis
  2. Bloeding
  3. Retroperitoneale perforatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de risicofactoren voor post-ERCP pancreatitis?

A
  • Jonge leeftijd
  • Vrouwelijk geslacht
  • Oddi sfincter dysfunctie
  • Normaal bilirubine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom zijn vrijwel alle pasgeborenen kort geel?

A

Door de onrijpheid van de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het maximum ongeconjugeerd bilirubine voor een fysiologische icterus bij een baby op de 3e-4e dag?

A

80-150 micromol /L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer ontstaat pathologische icterus bij baby’s?

A

Binnen 24 uur

22
Q

Bij een voldragen baby met pathologische icterus, wat is de bilirubineconcentratie na 24 uur?

A

> 220 micromol/L

23
Q

Wanneer is er pathologische icterus bij een pasgeborene?

A
  • Ontstaan binnen 24 uur
  • Bilirubine >220 micromol/L na 24 uur bij een voldragen baby
  • Stijging met meer van 100 micromol/L per 24 uur
24
Q

Wat voor symptomen heeft een pasgeborene met pathologische icterus?

A
  • Sufheid
  • Slecht drinken
  • Dehydratie
  • Geelzucht
25
Q

Wanneer is het bilirubine bij een pasgeborene zeer schadelijk voor de hersenen?

A

Wanneer het totaal bilirubine >360 micromol/L is bij dag 7

26
Q

Wat zijn redenen voor een teveel aan bilirubine bij pasgeborenen?

A
  • Hemolyse
  • Onvoldoende bilirubineconjugatie (Gilbert, crigler najjar)
  • Verhoogde enterohepatische kringloop (darmpassage probleem)
27
Q

Waardoor kan er verhoogde hemolyse zijn bij pasgeborenen?

A
  • Hematoom/bloeding
  • Polycythemie
  • Infectie
  • Bloedgroepantagonisme
  • G6PD deficiëntie
28
Q

Wat zijn 4 redenen waarom er een te trage omzetting van bilirubine zou kunnen zijn bij pasgeborenen?

A
  • Leverenzymrijping (fysiologisch)
  • Borstvoedingsicterus
  • Leverenzymdeficiëntie
  • Congenitale infecties
29
Q

Wat zijn tekenen van een acute kernicterus?

A
  • Slecht drinken
  • Sloomheid
  • Slapheid of juist hypertonie
  • Hoog-huilen
  • Koorts
30
Q

Hoe kan kernicterus voor overlijden zorgen?

A

stupor → convulsies → coma → overlijden

31
Q

Wat zijn de drie fases van kernicterus?

A

Fase 1: kalm, minder goed drinken

Fase 2: hoge schrei, afwisselend slaperig en prikkelbaar,koorts, convulsies, etc

Fase 3: Hypotonie

32
Q

Wat zijn de chronische gevolgen van kernicterus?

A
  • Chorea athetose (spastisch)
  • Doofheid
  • Verticale blikparese
  • Tansverkleuringen
  • Meestal IQ gespaard
33
Q

Wat is de therapie om kernicterus te voorkomen?

A

Fototherapie

34
Q

Wat kun je doen als fototherapie niet werkt?

A

Een wisseltransfusie

35
Q

Wat doet fototherapie?

A

Het zet ongeconjugeerd bilirubine om tot lumirubine

36
Q

Wat zijn 3 redenen voor extrahepatische cholestase?

A
  • Galstenen
  • Stricturen galwegen
  • Maligne obstructie
37
Q

Wat zijn 2 oorzaken voor stricturen van de galwegen?

A
  1. PSC
  2. Chronische pancreatitis
38
Q

Wat zijn 4 soorten maligne obstructies die kunnen zorgen voor extrahepatische cholestase?

A
  1. Pancreascarcinoom
  2. Cholangiocarcinoom
  3. Papil van Vater
  4. Lymfadenopathie
39
Q

Wat zijn 4 redenen voor intrahepatische holestase?

A
  1. Genetisch
  2. Virussen
  3. Toxisch-medicamenteus
  4. Auto-immuun
40
Q

Welke maligniteiten komen het meeste voor die te maken hebben met cholestase?

A
  • Pancreaskopcarcinoom: 13.5:100.000
  • Levermetastasen: 5-100:100.00
41
Q

Welke tumormarker is te gebruiken voor pancreascarcinoom?

A

Ca19.9

42
Q

Welke tumormarkers zijn te gebruiken voor CCA?

A

Ca19.9 en CEA

43
Q

Welke tumormarker is te gebruiken voor HCC?

A

AFP

44
Q

Wat is neoadjuvante therapie en wat is het doel?

A

Neoadjuvante therapie kan bestaan uit chemotherapie, bestralingstherapie of een combinatie van beide. Het doel van de neoadjuvante therapie is om de grootte van de tumor te verkleinen, de tumor te stabiliseren of de verspreiding van de tumor te verminderen voordat de hoofdbehandeling, meestal chirurgie, wordt uitgevoerd.

45
Q

Wat is de verdeling van (borderline) resectable, LAPC en metastatisch bij pancreascarcinoom?

A

(Borderline) resectable: 10.20%

LAPC: 30%

Metastatisch: 50%

46
Q

Waar staat HISORT voor en wanneer wordt het gebruikt?

A

Histology, Imaging, Serology, Other organ involvement, Response to Therapy

Het wordt bij de diagnose van auto-immuun pancreatitis gebruikt

47
Q

Wat is de diagnose vaak bij stille icterus?

A

Maligniteit tot het tegendeel bewezen is

48
Q

Wat is de 5-jaars overleving van pancreascarcinoom?

A

10%

49
Q

Wat is de beste chemotherapie bij pancreascarcinoom?

A

FOLIRINOX

50
Q

Wat is het verschil tussen type 1 en type 2 auto-immuun pancreatitis?

A

Type 1: extrapancreatische manifestaties

Type 2: sterke associatie met IBD

51
Q

Wat is een goede behandeling voor allebei de soorten auto-immuun pancreatitis?

A

Prednison met nagenoeg een respons van 100% bij beide soorten