Week 5 Flashcards

1
Q

Wat is de Golden S sign?

A

Bij de Golden S sign drukt de tumor de bronchus dicht waardoor het bovenste gedeelte van de long dichtvalt en er minder lucht is en dus lichter is op de X-thorax.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn CT indicaties?

A
  • FU: - recidief / metastase
    - respons metastase op therapie
  • Complicaties
  • CT geleidende punctie voor PA
  • Virtuele colonografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer je een weefsel hebt, via welke 6 stappen kan je een weefseldiagnose verkrijgen?

A
  1. De standaard workflow weefseldiagnose:
    - uitpakken op het pathologie laboratorium
    - excisie of biopt moet ‘verwerkt’ worden (dwz fixeren, solvent verandering, selecteren, inbedden, …)
  2. De standaard workflow pathologie:
    - De meeste kleine weefsels zijn bij aankomst al gefixeerd; grote preparaten na operatie eerst fixeren.
    - Solvent verwisselen: hydrofiel -> hydrofoob. Meestal enige uren -> inbedden.
  3. De standaard workflow pathologie:
    - Paraffine stolt op in een foedraaltje en plakt vast aan de onderkant van een zgn. cassette -> cassette bevat nu met formaline gefixeerd paraffine ingebed weefsel (FFPE).
  4. De standaard workflow pathologie:
    - cassette met paraffine blok erop -> snijden op microtoom
    -> dunne plakjes paraffine met stukje van biopt -> lintjes van plakjes worden zo gemaakt.
  5. De standaard workflow pathologie:
    De paraffine plakjes met stukje biopt op gaasjes plakken
    -> vastbakken op warme plaat
    -> kleurmachine: HE kleuring
  6. En dan kleuren…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de belangrijkste bestanddelen van het basaalmembraan?

A

collageen IV en laminine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke verschillende onderliggende hechtingen hebben epitheliale cellen?

A
  • Tight junctions: maken een sterke verbinding tussen twee cellen waardoor en geen moleculen waaronder water langs de cellen kunnen gaan.
  • Adherens junctions (belt desmosomen): zitten vast aan actine vezels waardoor ze een soort riem om de cel vormen
  • Gap junctions: kanalen waardoor ionen kunnen; communicatie tussen cellen.
  • Desmosomen: zitten vast aan de intermediaire filamenten (keratine)
  • Hemidesmosomen: verbinding tussen cel en basaalmembraan via intermediaire filamenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf de functie van E-cadherine.

A

Een cadherine molecuul maakt verbinding met het celmembraan. Het deel van e-cadherine dat buiten de cel ligt bindt aan een andere e-cadherine (van een naburige cel). homophilic binding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de eigenschappen van integrine?

A
  • Verbindt epitheelcel met BM en ECM
  • Dimeer opgebouwd uit een alfa en bèta keten
  • Samenstelling dimeer bepaald specificiteit voor ECM eiwit
  • Binden RGD sequenties (arginine, glycine, asparaat zuur)
  • Signaal transductie (groei regulatie)
  • Gekoppeld aan cytoskelet
  • Onderdeel hemidesmosomen
  • Heterotypische of heterofiele adhesie: verschillende moleculen binden aan elkaar (bijv integrine aan ECM eiwit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stappen ondergaat een cel bij invasie?

A
  • Begint met losmaken van intercellulaire junctions o.a. door verlies van E-cadherine.
  • Daarna begin van migratie door basaalmembraan (‘detachment’) met proteolyse.
  • Begin met matrix afbraak waarin metalloprotease (MMP-9) een hoofdrol heeft. Protease heeft hoge expressie in maligne tumoren; klieft collageen IV.
  • Voltooien afbraak van ECM met proteases, vrijkomen van angiogenese-, chemotactische en groei bevorderende factoren.
  • Verplaatsing van tumorcellen door ECM (locomotion) en manipulatie van ECM tbv tumorvorming (ECM exploitatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee lymfoïde neoplasieën zijn er?

A

Hodgkin en Non-Hodgkin lymfomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de eigenschappen van een plaveiselcelcarcinoom in de long?

A
  • Hoog in de bronchus
  • 98% rokers
  • p16 inactivatie
  • p53 mutatie vaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is LET?

A

Lineair energy transfer (LET) is de dichtheid van energie afgifte langs het spoor van een ioniserend deeltje. Low-LET bij gamma straling en High-LET bij protonen en neutronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vormen van systemische therapie zijn er?

A
  • cytotoxische chemotherapie (cel-killers)
  • Kankercel specifieke therapie: receptoren of targets
  • (anti) hormonale therapie (is meestal ongelooflijk kankerspecifiek)
  • immunotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly