Week 4 VO2&3: autonoom zenuwstelsel en hersenzenuwen Flashcards

1
Q

op welke 3 manieren is het zenuwstelsel in te delen?

A

NAAR LIGGING

  • centraal zenuwstelsel
  • perifeer zenuwstelsel

NAAR FUNCTIE

  • sensibel: somato- en viscero-sensibel
  • motorisch: somato- en viscero-motorisch

onder viscero-motorisch vallen: (ortho)sympatisch: fight or flight // parasympatisch: rest and digest

ANATOMISCH

  • visceraal
  • somatisch/autonoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een ganglion?

A

het cellichaam van een neuron buiten het centrale zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

noem de viscerale tracti

A
  • tractus digestivus
  • tractus respiratorius
  • tractus circulatorius
  • tractus urogenitalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn voorbeelden van autonoom gedrag?

A

zweten, blozen, speeksel, insulineproductie, ademfrequentie, hartslag, vasoconstrictie, vasodilatatie, vertering, pupilvernauwing etc., seksuele opwinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe activeer en rem je een dwarsgestreepte spier?

A

net als een gaspedaal: zowel sympatische als parasympatische activatie, harder of langzamer vuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het tegengestelde van autonoom?

A

somatisch. de somatische motor bevat geen ganglions.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe reageert de blaaswand bij sympatische activatie? en bij parasympatische activatie?

A

sympatisch: relaxatie
parasympatisch: constrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn symptomen van het Horner’s syndroom?

A
  • miosis: aanhoudend vernauwd pupil
  • verschil in pupilgrootte
  • ptosis: hangend ooglid
  • anhidrosis: weinig/geen zweet –> droog ooglid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de oorzaak van de symptomen van het Horner’s syndroom?

A
  • Uitval sympatische innervatie aan in dit geval de ipsilaterale kant (oculosympatische parese)
  • Onderliggende mogelijke oorzaken: neuroblastoom, clusterhoofdpijn, schildklier- of longcarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het verschil tussen het somato-sensibele en viscero-sensibele systeem?

A

somato: ontvangt gnostische informatie en vitale informatie. denk aan tast, aanraking, proprioceptie, temperatuur en pijn.
viscero: ontvangt info uit tractus digestivus, respiratorius en circulatorius. denk aan pO2, pCO2, pH, bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het verschil tussen somato-motorische en viscero-motorische systeem?

A

somato:
- dwarsgestreepte spier
- motorneuron bestuurd door primaire afferenten, interneuronen, supraspinale banen (piramidebaan)
- cellichaam motorneuron in CZS, uitloper naar spier
- acetylcholine als neurotransmitter
- motorneuronen liggen in ventrale hoorn

viscero:
- gladde spier
- sympatisch en parasympatisch systeem
- cellichaam preganglionaire neuron ligt in CZS en innerveert postganglionair neuron, die weer de gladde spier innerveert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het viscero-motorische systeem is te verdelen in 3 tracti die gladde spieren bevatten (digestivus, respiratorius en circulatorius). andere verdeling is sympatisch en parasympatisch.

wat is het verschil tussen sympatisch en parasympatisch systeem?

A

sympatisch:
- stimulerend, prikkelend
- neuron in grensstreng (truncus sympaticus)
- preganglionaire neuron heeft acetylcholine als NT
- postganglionaire neuron heeft noradrenaline als NT

parasympatisch:
- relaxerend, ontspannend
- neuron ligt dichtbij het te innerveren orgaan
- acetylcholine als NT
- sacraal en in hersenstam: parasympatische vezels verlaten ruggenmerg tussen de hersenstam en S2-S4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is kenmerkend aan het sensibele systeem?

A

altijd een ganglia (=groep ganglioncellen) op de afferent aanwezig buiten het centraal zenuwstelsel. ganglioncellen kunnen autonoom of sensibel zijn. verder wordt bij signaaloverdracht glutamaat gebruikt als neurotransmitter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke 2 zenuwen komen NIET uit de hersenstam?

A

1e: n. olfactorius
2e: n. opticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke spieren worden geinnerveerd door het somato-motorische systeem?

A

dwarsgestreepte spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

somato-sensibele vezels ontvangen informatie van buitenaf. waaronder wordt deze verdeeld?

A

gnostische informatie en vitale informatie

17
Q

waar gaat de somato-sensibele informatie naartoe?

A

naar de nucleus spinalis van de n. trigeminus (5e hersenzenuw), ofwel de nucleus princeps

18
Q

welke informatie ontvangen de viscero-sensibele vezels?

A

sensibele informatie over de tractus digestivus, respiratorius en circulatorius

19
Q

welke hersenzenuwen zijn betrokken bij de spijsvertering?

A

zenuwen 5, 7, 9, 10 en 12

20
Q

welke hersenzenuwen zijn betrokken bij de oogbeweging?

A

zenuwen 3, 4 en 6

21
Q

lees boron en boulpaep H14 blz 334-339 347-352

A

-

22
Q

hoe ordenen zich de sensibele en motorische systemen van lateraal naar mediaal?

A

(lateraal) somato-sensibel, viscero-motorisch, viscero-sensibel, somato-motorisch (mediaal)

23
Q

leer schema met de 12 hersenzenuwen

A

-