HC7: neuronale netwerken Flashcards
een reflexboog bestaat uit een afferent, centraal en efferent deel. in welke richtingen gaan het afferente en efferente deel?
afferent: naar CZS toe
efferent: van CZS af naar spier toe
het centrale deel bestaat uit interneuronen
de kniepeesreflex wordt ook wel myotatische (spierrekkings-) reflex genoemd. hoe verloopt deze?
als je op de kniepees slaat, rekt de m. quadriceps femoris een beetje uit. spierspoeltjes voelen dit en sturen via de Ia-axon een impuls naar het ruggenmerg (afferent). de verhoogde activiteit in de afferente vezels leidt tot activatie alfa-motorische neuronen die de m. quadriceps femoris innerveren. het actiepotentiaal schakelt direct over van het sensorische gedeelte op de motorische neuronen. de m. quadriceps femoris contracteert, terwijl interneuronen de antagonist van deze spier remmen.
waarom is de kniepeesreflex ook een monosynaptische reflex en een proprioceptieve reflex?
monosynaptische reflex: omdat er maar 1 synaps in het circuit zit en het daarom spier eigen is
proprioceptieve reflex: omdat het betrekking heeft op de stand vh lichaam
wat is de functie van reflexen?
corrigeren van je lichaam door bv. de spierlengte hetzelfde te houden. ook val je niet als je struikelt (kniepeesreflex).
wat zijn spierspoeltjes?
lengte/rekkingsreceptoren, mechanosensorische receptoren. ze hebben zowel een mechanische als sensibele functie. ze verschaffen het CZS informatie over de stand en veranderingen van het bewegingsapparaat, door de spierlengte te meten. ze bestaan uit intrafusale spiervezels. ze zijn parallel geschakeld.
waar liggen de spierspoeltjes?
in vrijwel alle skeletspieren (grote spieren, extrafusale vezels)
naast intrafusale spiervezels bevatten spierspoeltjes ook gamma-motorische vezels. wat is hun functie?
deze innerveren efferent de spierspoeltjes en dienen voor contractie. zij regelen ook het meetbereik (lengte) van de spierspoeltjes. de activatie van gamma-motorische neuronen leidt tot verhoging vd spiertonus.
hoe vindt afferente innervatie vanspierspoeltjes plaats?
door type Ia (fasische = kortdurend) en type II (tonische = heel vaak info over de rekkingsgraad afgegeven) vezels.
waar bestaan peeslichaampjes uit?
een netwerk van collageenvezels met daartussen type Ib vezels (zenuweindigingen). ze zijn in serie geschakeld met de spier.
golgi-peeslichaampjes hebben een tegengestelde werking in vergelijking met spierspoeltjes. wat doen de golgi-peeslichaampjes?
- remmen alfa-motorische neuronen van de eigen spier via remmend interneuron
- exciteren de motorische neuronen van de antagonisten
- spelen een rol in de omgekeerde spierrekkingsreflex
wat houdt de gekruiste strekreflex in?
-
wat houdt synaptische plasticiteit in?
het vermogen van de verbinding (aka synaps) tussen 2 neuronen om van sterkte te veranderen. er wordt dan specifiek de sterktevariatie van de membraanpotentiaal in de postsynaptische cel bedoeld. met dit mechanisme leren we.
wat betekenen de termen facilitatie en potentiatie?
Facilitatie (vind plaats binnen enkele milliseconde) en potentiatie (vind plaats binnen minuten): korte termijn sensitisatie, oftwel gevoeliger worden voor een stimulus op korte termijn, veroorzaakt door een toename van presynaptisch calcium.
wat betekent lange termijn potentiatie (LTP)?
LTP kan ervoor zorgen dat na lange tijd de transmissie van een synaps nog steeds verhoogd is. een korte, sterke stimulatie van een verbinding tussen 2 neuronen leidt tot een permanente versterking van deze connectie en dat is essentieel voor de vorming van het geheugen.
bij veel gebruik van de synaps gaat de [Ca+] omhoog –> Ca+ zorgt dat er een enzym geactiveerd wordt in het postsynaptisch membraan –> enzym fosforyleert allerlei eiwitten en zorgt dat er meer glutamaatreceptoren worden ingebouwd in de postsynaptische verdikking. als er de volgende keer weer glutamaat wordt afgegeven, worden er meer receptoren gebonden en vergroot de EPSP.
wat betekent lange termijn depressie (LTD)?
LTD is het tegengestelde van LTP. een continue milde activering van een connectie tussen neuronen resulteert in een verzwakking van deze verbinding. over het algemeen geldt: als de synaps veel gebruikt wordt, wordt hij sterker, en andersom.