Week 4 - Cognitieve en Biologische Processen Flashcards

Lecture 4 + H5 + H7 + H10

1
Q

Wat doet de nervus vagus?

A

Het informeert het centrale zenuwstelsel over de toestand van je organen, en is een belangrijk onderdeel van het parasympathische zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat stelt de polyvagal theory?

A

Dat er 2 vagus systemen zijn: dorsaal en ventraal.
Dorsaal treedt op als we ons onveilig voelen
Ventraal treedt op als we ons veilig voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de vagale tonus?

A

De sterkte van de vagusreactie, hoe goed het parasympathische stelsel geactiveerd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kun je de vagale tonus meten?

A

Door te kijken naar de heart rate variability. Lagere variability is wanneer het sympathische systeem geactiveerd is, hogere variability is juist wanneer de vagus het goed doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de gevolgen van een goede vagale tonus?

A

Meer positieve emoties, betere executieve controle, meer kunnen genieten van sociale interacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat stelt de facial feedback theorie?

A

Dat activatie van spieren in je gezicht je emoties kunnen beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat stelt de somatic marker hypothesis?

A

Dat we informatie vanuit ons lichaam gebruiken om ons gedrag te sturen (embodiment)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk onderdeel van onze hersenen is actief bij walging?

A

De insula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk systeem is verantwoordelijk voor het limbische systeem?

A

Het limbische systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet de amygdala voor emoties?

A

Het geeft betekenis aan events

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welke 2 dingen is dopamine betrokken?

A

Motoriek en motivatie (beloning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de rol van de prefrontale cortex bij emoties?

A

Het zorgt voor controle over de emoties, en zorgt voor rationaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doen opioïden met emoties?

A

Ze induceren prettige emoties, maar zorgen er niet voor dat je meer wilt van die situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar spelen de ventrale striatum en de ventromediale prefrontale cortex een rol in?

A

Het beloningssysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke hersenstructuren spelen een rol bij empathie geïnduceerd door de waarneming fysieke pijn?

A

Anterior singula, anterior cingulate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke hersenstructuren spelen een rol bij empathie geïnduceerd door de waarneming van sociale pijn?

A

Mediale prefrontale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar is de periaqueductal grey area belangrijk voor?

A

Alle soorten empathie
Het laat opioïden vrij, waardoor je minder pijn voelt
Zorgt voor neiging om zorgzaam te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar is de orbitofrontale cortex belangrijk voor?

A

Conditionering, omdat het bijhoudt door welke context je beloningen krijgt
Gepaste emoties tonen
Keuzes maken aan de hand van social judgement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar is de dorsolaterale prefrontale cortex belangrijk voor?

A

Reappraisal van negatieve stimuli en planning

20
Q

Wat was de theorie van James over emotie?

A

Emotie komt voort uit de waarneming van lichamelijke reacties op een event. En als je die emotie-specifieke systemen activeert kun je dus ook emoties induceren

21
Q

Wat was de theorie van Cannon over emotie?

A

Emotie is te specifiek om alleen uit lichamelijke sensaties te ontstaan, dus emoties komen uit de hersenen

22
Q

Wat is de taak van het parasympathische autonome zenuwstelsel?

A

Het verlaagt de hartslag en bloeddruk, waardoor het belangrijk is voor sociale connectie en seks

23
Q

Wat is de taak van het sympathische autonome zenuwstelsel?

A

Het verhoogt de hartslag, bloeddruk, waardoor de spijsvertering vertraagt. Het zorgt voor meer energie om fight-or-flight te doen. Het zorgt ook voor spiersamentrekkingen, en dus ook orgasmes

24
Q

Wat is de directed facial action taak?

A

Wanneer participanten van een studie hun gezicht op een bepaalde manier moeten bewegen, om te kijken hoe hun autonome zenuwstelsel hierop reageerde

25
Q

Waarom blozen we?

A

Wanneer we ongewenste aandacht krijgen. Waarschijnlijk omdat het laat zien dat we bewust zijn van onze fouten, en het onze reputatie kan herstellen

26
Q

Wanneer komt er het meeste cortisol vrij bij een stressvolle taak?

A

Wanneer je het idee hebt dat je sociale identiteit in gevaar is

27
Q

Hoe is het immuunsysteem betrokken bij emoties?

A

Pro-inflammatoire cytokines worden vrijgelaten wanneer we een virus bestrijden, waardoor we ons ziek gaan gedragen. Deze cytokines worden ook vrijgelaten wanneer we sociale of fysieke stress ervaren

28
Q

Welk deel van de hersenen is beschadigd als je geen interoceptie hebt?

A

De ventromediale prefrontale cortex

29
Q

Wat doen neuromodulators?

A

Ze beïnvloeden de activatie van neurotransmitters

30
Q

Wat zijn de 7 basisemotiesystemen volgens Panksepp?

A

Zoeken, woede, angst, lust, zorg, paniek en spel

31
Q

Bij welke van de 7 basisemotiesystemen van Panksepp is oxytocine aanwezig?

A

Lust en zorg

32
Q

Welk deel van de amygdala detecteert angstige gezichtsuitdrukkingen?

A

De linker amygdala

33
Q

Welke neurotransmitter is belangrijk voor zoeken van Panksepp?

A

Dopamine

34
Q

Wat betekent het dat emoties lokaal rationeel zijn?

A

Emoties zijn vaak rationeel zijn in relatie tot een bepaalde concern, maar niet tot alle concerns

35
Q

Welke 2 dingen zijn een product van emoties?

A

Het zorgt voor readiness, een drang om te handelen, en het zorgt ervoor dat je mentale modellen kan maken van een situatie zodat je in de toekomst sneller kunt handelen

36
Q

Wat stelt het Affect Infusion model?

A

Dat emoties je cognitie beïnvloeden en dus ook je kritisch vermogen beïnvloeden, vooral wanneer de taak complex is

37
Q

Wat is de affect as information benadering van emoties?

A

Dat emoties op zichzelf informatief kunnen zijn. Omdat onze oordelen vaak complex zijn, is het makkelijker om gewoon te kijken hoe je je voelt

38
Q

Welke 2 assumpties doet het affect as information model?

A

Dat emoties een signaal geven voor iets, en dat onze oordelen vaak de complex zijn om het 100% te snappen

39
Q

Hoe beïnvloeden emoties hoe je dingen attribueert?

A

Negatieve emoties zorgen voor pessimisme, positieve emoties zorgen voor optimisme

40
Q

Welke 2 systemen van emotie processing?

A

Systeem 1: snel, onvrijwillig en gebaseerd op heuristics
Systeem 2: langzaam, vrijwillig en gebaseerd op de overwegingen van kennis

41
Q

Hoe beïnvloeden emoties welk systeem van processing je gebruikt?

A

Positieve emoties zorgen ervoor dat je vaker systeem 1 gebruikt, negatieve emoties zorgen meer voor de activatie van systeem 2

42
Q

Hoe beïnvloeden emoties je perceptie?

A

Je emoties zorgen ervoor dat je emotie-congruente dingen meer ziet, hierdoor kun je erin blijven hangen

43
Q

Hoe kijken we naar onze emoties van het verleden?

A

We herinneren onze emoties altijd minder intens dan ze waren, en onze huidige emoties beïnvloeden ook onze herinneringen van vroegere emoties

44
Q

Waarom herinneren we situaties het beste als er een intense emotie aan gekoppeld is?

A

Een intense emotie ervaren we als de situatie belangrijk en apart is, en dan herinneren we het ook beter

45
Q

Hoe beïnvloeden emoties iemands overtuigingskracht?

A

Je bent het meest overtuigend als de emotie die je uitstraalt overeenkomt met de emotie achter de boodschap

46
Q

Wat zijn de 5 morele principes?

A
  1. Harm and care
  2. Fairness and justice
  3. Loyalty and patriotism
  4. Obedience and hierarchy
  5. Spirituality and bodily purity
47
Q

Wat stelt de dispositie theorie?

A

Dat we geneigd zijn om fictionele karakters leuker te vinden als ze zich goed gedragen