Week 4 Burgerlijk procesrecht Flashcards
Onderwerp 1 Vonnis van de rechter
Nadat de gedingvoering is voltooid, is het woord aan de rechter voor een vonnis. De rechter moet het geschil beslechten en kan zich niet aan deze taak onttrekken. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen eindvonnissen en tussenvonnissen. Het vonnis stelt de rechtstoestand tussen partijen bindend vast voor zover daarover tussen partijen in rechte is gestreden en het vonnis niet meer door gewone rechtsmiddelen als verzet, beroep en cassatie kan worden aangevallen art. 236 Rv. Deze bindende kracht heet ‘gezag van gewijsde’
1.1 Gezag van gewijsde en kracht van gewijsde
art. 236 Rv
1 Beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een andere geding tussen dezelfde partijen bindende kracht.
2 onder partijen worden mede begrepen de rechtverkrijgenden onder algemene of bijzondere titel, tenzij uit de wet anders voortvloeit.
3 het gezag van gewijsde wordt niet ambtshalve toegepast.
Met gezag van gewijsde wordt de bindende kracht van vonnissen uit een ander gerechtelijke procedure die partijen voerden, bedoeld (art. 236 lid 1 Rv). Er is alleen sprake van bindende kracht van een ouder vonnis als beide partijen ook bij die eerdere procedure procespartij waren. Ook dient het vonnis in ‘kracht van gewijsde’ te zijn (zie hieronder). Partijen hebben bij een beroep op gezag van gewijsde de rechtsverhouding te aanvaarden zoals de rechter haar vaststelt. Dit is ook het geval wanneer er bijv. nieuw bewijs later in het geding komt (zie HR Jamin/Geels). Op gezag van gewijsde moeten partijen beroep doen: het wordt niet ambtshalve toegepast (art. 236 lid 3 Rv).
Ten aanzien van het gezag van gewijsde onderscheidt men een positieve en een negatieve werking.
- positief aspect:
In een nieuw geding dient de rechter voort te bouwen op een beslissing uit een eerder vonnis. De beslissing moet voor partijen als rechtens juist worden aangemerkt. - negatief aspect:
De rechter kan geen beslissing geven op een vonnis dat al in een eerder geding is beslist. De rechter kan dus niet op een vordering die al eerder door dezelfde partijen in een vonnis is beslist, nog een keer beslissen. De eiser zal dan niet-ontvankelijk zijn. Dit kan worden afgeleid uit het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen houdt in dat een rechterlijk vonnis op geen andere wijze kan worden aangetast dan door een in de wet geregeld rechtsmiddel. Het is dus in strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, wanneer een eerder ingestelde of afgewezen vordering, anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel, opnieuw wordt toegelaten.
De ratio van het gezag van gewijsde is dat het ongewenst is dat eenmaal beslecht geschil(punt) in een volgende procedure opnieuw ter discussie wordt gesteld
Voorbeeld: het gezag van gewijsde kan een reden zijn om een eiser zijn vordering te ontzeggen, omdat al eerder in een ander geding is beslist op hetgeen hij aan zijn vordering ten grondslag legt. De gedaagde kan dan een beroep doen op het gezag van gewijsde (als hij ook de gedaagde was in het eerste geding). Het kan echter ook positief werken. Zo kan een verhuurder die in een procedure zit over achterstallige huurbetalingen stellen dat de huurprijs al in een eerder geding tussen hem en de huurder is vastgesteld.
Met kracht van gewijsde wordt bedoeld dat er geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat tegen het vonnis. De gewone rechtsmiddelen zijn:
- verzet art. 143 e.v. Rv
- Hoger beroep art. 332 e.v. Rv
- cassatie art. 398 e.v. Rv
De kracht van gewijsde maakt een vonnis vrijwel onaantastbaar. Er zijn wel buitengewone rechtsmiddelen, maar deze zijn alleen onder heel bijzondere omstandigheden succesvol. Uit de omschrijving van het ‘gezag van gewijsde’ in art. 236 lid 1 Rv blijkt dat de ‘kracht van gewijsde’ een voorwaarde is voor gezag van gewijsde. Wil het gezag van gewijsde dus intreden, dan is het nodig dat er geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat tegen het vonnis.
Tip:
Aan een vonnis in kort geding komt geen gezag van gewijsde toe: aan voorlopige oordelen en beslissingen in kort geding zijn partijen ook in een later kort geding niet gebonden.
1.2 Eindvonnis
Er zijn verschillende gevolgen verbonden aan een eindvonnis. Deze gevolgen zijn te onderscheiden in drie categorieën:
- Condemnatoire vonnissen:
In het vonnis wordt de gedaagde veroordeeld tot het verrichten van een prestatie. Het machtigt de eiser om executoriale maatregelen te nemen tegen de gedaagde, zoals deze door de wet worden aangegeven. Een condemnatoor vonnis kan al ten uitvoer worden gelegd na het vonnis. De eiser hoeft niet te wachten op het moment waarop het vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen. Bijv. het betalen van een geldsom, het weghalen van een boom, maar ook het verbieden om iets te doen valt onder een condemnatoor eindvonnis. - Constitutieve vonnis:
In het vonnis wordt een bepaalde rechtsbetrekking tenietgaan of wordt een nieuwe rechtstoestand in het leven geroepen. Er ontstaat een nieuwe rechtstoestand op het moment dat het vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen. Bijv. een vernietiging van een rechtshandeling of ontbinding van een overeenkomst.
Declaratoire vonnissen:
In het vonnis beperkt de rechter zich tot wat rechtens is . De rechter geeft een rechterlijke constatering. Als partijen een geschil hebben over wat de rechtstoestand daadwerkelijk is, maar partijen eisen voor de rest niets, dan is er sprake van een declaratoor vonnis. Bijv. een verklaring voor recht dat de bezitter daadwerkelijk eigenaar is van de zaak. Maar ook constatering dat de overeenkomst nietig is.
Vaak bevat een vonnis meerdere van de genoemde elementen. Rueb noemt een voorbeeld van een vonnis waarin alle verschillende elementen terugkomen::
- de rechter verklaart de gepleegde handeling van de gedaagde als een toerekenbare tekortkoming; declaratoor.
- De rechter spreekt de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen uit: constitutief.
- De rechter veroordeelt gedaagde tot schadevergoeding: condemnatoor.
1.3 Tussenvonnis
De rechter kan voordat hij uitspraak doet ook een tussenvonnis geven. Er is geen wettelijk onderscheid tussen de tussenvonnissen, maar in de literatuur wordt er wel een onderscheid gemaakt. Alleen het provisioneel tussenvonnis heeft een eigen regeling. Ook is het mogelijk dat een vonnis deels een tussenvonnis is en deels een eindvonnis: een deelvonnis. Wij kennen:
- Preparatore vonnissen: een tussenvonnis waarin processuele geschilpunten worden beslist
- Interlocutore vonnissen: een tussenvonnis waarin de rechter een instructie of bewijslevering gelast. Zo kan er bijv. getuigenverhoor of deskundigeonderzoek worden bevolen.
- Incidentele vonnissen: een tussenvonnis waarin wordt beslist op een incidentele vordering
- Provisionele vonnissen: een tussenvonnis waarin de rechter tijdens een aanhangig geding een maatregel van voorlopige aard treft, zoals de vaststelling van een deskundigenvoorschot of een voorlopige toewijzing van het gevorderde.
Onderwerp 1 Vonnis van de rechter
belangrijk!
gezag van gewijsde: art. 236 Rv
vonnis heeft bindende kracht. wordt niet ambtshalve getoetst!
gezag van gewijsde
Ten aanzien van het gezag van gewijsde onderscheidt men een positieve en een negatieve werking.
- Positief aspect: In een nieuw geding dient de rechter voort te bouwen op een beslissing uit een eerder vonnis. De beslissing moet voor partijen als rechtens juist worden aangemerkt.
- Negatief aspect: De rechter kan geen beslissing geven op een vonnis dat al in een eerder geding is beslist. De rechter kan dus niet op een vordering die al eerder door dezelfde partijen in een vonnis is beslist, nog een keer beslissen. De eiser zal dan niet-ontvankelijk zijn. Dit kan worden afgeleid uit het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen houdt in dat een rechterlijk vonnis op geen andere wijze kan worden aangetast dan door een in de wet geregeld rechtsmiddel. Het is dus in strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, wanneer een eerder ingestelde of afgewezen vordering, anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel, opnieuw wordt toegelaten.
De ratio van het gezag van gewijsde is dat het ongewenst is dat een eenmaal beslecht geschil(punt) in een volgende procedure opnieuw ter discussie wordt gesteld.
Voorbeeld: Het gezag van gewijsde kan een reden zijn om een eiser zijn vordering te ontzeggen, omdat al eerder in een ander geding is beslist op hetgeen hij aan zijn vordering ten grondslag legt. De gedaagde kan dan een beroep doen op het gezag van gewijsde (als hij ook de gedaagde was in het eerste geding). Het kan echter ook positief werken. Zo kan een verhuurder die in een procedure zit over achterstallige huurbetalingen stellen dat de huurprijs al in een eerder geding tussen hem en de huurder is vastgesteld.
belangrijk!
gezag van gewijsde: art. 236 Rv
vonnis heeft bindende kracht. wordt niet ambtshalve getoetst!
gezag van gewijsde
Ten aanzien van het gezag van gewijsde onderscheidt men een positieve en een negatieve werking.
- Positief aspect: In een nieuw geding dient de rechter voort te bouwen op een beslissing uit een eerder vonnis. De beslissing moet voor partijen als rechtens juist worden aangemerkt.
- Negatief aspect: De rechter kan geen beslissing geven op een vonnis dat al in een eerder geding is beslist. De rechter kan dus niet op een vordering die al eerder door dezelfde partijen in een vonnis is beslist, nog een keer beslissen. De eiser zal dan niet-ontvankelijk zijn. Dit kan worden afgeleid uit het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen houdt in dat een rechterlijk vonnis op geen andere wijze kan worden aangetast dan door een in de wet geregeld rechtsmiddel. Het is dus in strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, wanneer een eerder ingestelde of afgewezen vordering, anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel, opnieuw wordt toegelaten.
De bindende kracht die in een volgende procedure aan het vonnis wordt toegekend heet ‘gezag van gewijsde’.
Het gezag van gewijsde heeft zowel een positieve als een negatieve werking.
De positieve werking houdt in dat wat in het vonnis is beslist in een volgende procedure voor partijen als rechtens juist moet worden aangemerkt;
de negatieve werking betekent dat over een vordering die voor de tweede maal wordt ingediend, door de rechter niet mag worden beslist: de partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit houdt verband met het in het burgerlijk procesrecht gehanteerde gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Een vonnis is niet anders aantastbaar dan op grond van een in de wet genoemd rechtsmiddel binnen een door de wet gestelde termijn.
De rechtsmiddelen worden verdeeld in gewone en buitengewone rechtsmiddelen. De gewone rechtsmiddelen zijn: verzet (art. 143-148 Rv), appel (art. 332-356 Rv) en cassatie (art. 398-425 Rv). Het instellen van een gewoon rechtsmiddel heeft schorsende werking, tenzij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
De bindende kracht die in een volgende procedure aan het vonnis wordt toegekend heet ‘gezag van gewijsde’. Het gezag van gewijsde heeft zowel een positieve als een negatieve werking. De positieve werking houdt in dat wat in het vonnis is beslist in een volgende procedure voor partijen als rechtens juist moet worden aangemerkt; de negatieve werking betekent dat over een vordering die voor de tweede maal wordt ingediend, door de rechter niet mag worden beslist: de partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit houdt verband met het in het burgerlijk procesrecht gehanteerde gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Een vonnis is niet anders aantastbaar dan op grond van een in de wet genoemd rechtsmiddel binnen een door de wet gestelde termijn. De rechtsmiddelen worden verdeeld in gewone en buitengewone rechtsmiddelen. De gewone rechtsmiddelen zijn: verzet (art. 143-148 Rv), appel (art. 332-356 Rv) en cassatie (art. 398-425 Rv). Het instellen van een gewoon rechtsmiddel heeft schorsende werking, tenzij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
Vonnissen
Eindvonnis
1 Condemnatoire vonnis:
Gedaagde wordt veroordeeld tot verrichten van een prestatie. Een condemnatoor vonnis kan al ten uitvoer worden gelegd na het vonnis. De eiser hoeft niet te wachten op het moment waarop het vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen. Bijv. betalen van een geldsom, weghalen van een boom, maar ook het verbieden om iets te doen valt onder een condemnatoor eindvonnis.
2 Constitutieve vonnis:
Bepaalde rechtsbetrekking wordt tenietgedaan of wordt een nieuwe rechtstoestand in het leven geroepen. Er ontstaat een nieuwe rechtstoestand op het moment dat het vonnis kracht van gewijsde heeft gekregen. Bijv. vernietiging van een rechtshandeling of ontbinding van een overeenkomst.
Constitutief (een rechtstoestand wordt geschapen, beëindigd of gewijzigd): een kortgedingvonnis kan geen definitieve wijziging van de rechtstoestand teweegbrengen. De kortgeding rechter kan geen zuiver constitutieve vonnissen wijzen.
3 Declaratoire vonnis:
De rechter geeft een ‘rechterlijke constatering’. Als partijen een geschil hebben over wat de rechtstoestand daadwerkelijk is, maar partijen eisen voor de rest niets, dan is er sprake van een declaratoor vonnis. Bijv. een verklaring voor recht dat de bezitter daadwerkelijk eigenaar is van de zaak. Maar ook de constatering dat de overeenkomst nietig is.
–
tussenvonnis
- Preparatoire vonnis
tussenvonnis waarin processuele geschilpunten worden beslist. Tussenvonnis waarbij de rechter partijen vraagt om stukken te overleggen - Interlocutoir vonnis
tussenvonnis waarin de rechter een instructie of een bewijslevering gelast. Bijv. getuigenverhoor of deskundigenonderzoek. - Incidentele vonnis:
Tussenvonnis waarin wordt beslist op een incidentele vordering. - Provisionele vonnis
Tussenvonnis waarin de rechter tijdens een aanhangig geding een maatregel van voorlopige aard treft, zoals de vaststelling van een deskundigenvoorschot of een voorlopige toewijzing van het gevorderde. voorlopige uitspraak van de rechtbank waarin de toestand van de partijen voorlopig wordt geregeld in afwachting van de definitieve uitspraak.
Vonnissen
onderwerp 2 rechtsmiddelen
Vaak kan een partij de zaak opnieuw voorleggen aan een hogere rechter als zij in het ongelijk is gesteld, zodat de zaak opnieuw een rechterlijke beoordeling krijgt. Ook art. 6 EVRM vereist van de wetgever, dat de wetgever partijen de mogelijkheid biedt om bepaalde rechtsmiddelen in te stellen. Deze rechtsmiddelen zijn echter gebonden aan termijnen, materiaal belang en gronden. Deze rechtsmiddelen vormen samen een gesloten stelsel van rechtsmiddelen: een vonnis is niet anders aan te tasten dan op grond van een in de wet geregeld middel zie ook HR Jamin/Geels.
er zijn drie gewone rechtsmiddelen: verzet, hoger beroep en cassatie.
2.1 Verzet
Indien de gedaagde (1) niet op de dagvaarding van de eiser is verschenen, of (2) indien de gedaagde het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald, wordt er verstek verleend door de rechter. Verzet kan worden ingesteld tegen een verstekvonnis: de gedaagde die bij verstek is veroordeeld, kan tegen dat verstekvonnis verzet instellen art. 143 Rv.
2.1.1 Verstek
Niet rechtsgeldig verschijnen van gedaagde
Verstekverlening tegen de gedaagde is in de eerste plaats gekoppeld aan het niet rechtsgeldig in het geding verschijnen. Vaak gaat het dan om de situatie dat gedaagde helemaal niet verschijnt. Het kan ook voorkomen dat de gedaagde niet op de juiste wijze verschijnt.
In kantonzaken moet de gedaagde in persoon of bij gemachtigde verschijnen art. 80 Rv.
In alle overige zaken moet gedaagde bij advocaat verschijnen art. 79 lid 2 Rv. Verschijnt de gedaagde zonder advocaat in een niet-kantonzaak, dan wordt geacht dat de gedaagde niet is verschenen zie ook art. 123 lid 3 Rv.
Niet tijdig voldoen verschuldigd griffierecht
Er wordt ook verstek verleend als de gedaagde het verschuldigde griffierecht niet heel voldaan zie art. 128 lid 6 Rv. Op grond van art. 3 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken is gedaagde het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding.
Dit geldt niet in kortgedingzaken art. 254 lid 4 Rv.
Ook de gedaagde in kantonzaken is geen griffierecht verschuldigd zie art. 4 lid 1 sub b Wet griffierecht burgerlijke zaken.
Gevolgen verstekvonnis
Het gevolg van het verstekvonnis is dat de rechter de vordering van de eiser moet toewijzen, behalve wanneer en voor zover deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt art. 139 Rv. De vordering is onrechtmatig indien uit het door eiser gestelde de gevraagde veroordeling rechtens niet voortvloeit (Rueb noemt het voorbeeld van een schadevergoeding wegens verbreking van een verloving). De vordering is ongegrond, als door de eiser bijv. een onaannemelijk hoge schadevergoeding wordt gevorderd.
De eiser moet bij de oproeping van de gedaagde wel de op straffe van nietigheid voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht nemen. Heeft eiser een termijn of andere formaliteiten niet in acht genomen, dan wordt geen verstek tegen gedaagde verleend.
Met termijnen wordt gedoeld op de dagvaardingstermijnen.
Met formaliteiten wordt bijv. gedoeld op de formaliteiten van de dagvaarding. Daaruit moet bijv. blijken dat aan gedaagde bij dagvaarding is aangezegd op welke wijze hij precies in rechte moet verschijnen. Ook moet uit de dagvaarding blijken dat er griffierecht zal worden geheven en binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden.
2.1.2 Verzet
Verzet kan worden ingesteld tegen een verstekvonnis: de gedaagde die bij verstek is veroordeeld, kan tegen dat verstekvonnis verzet instellen art. 143 Rv. Verzet is het rechtsmiddel dat de gedaagde de gelegenheid geeft alsnog te verschijnen voor de rechter en daarbij verweer te voeren, ook al is hij niet verschenen op de zitting.
Doel: dit rechtsmiddel beoogt het beginsel van hoor en wederhoor te eerbiedigen. Zo kan de gedaagde zich namelijk toch nog uitlaten over de standpunten van de andere partij.
termijn:
Voor het instellen van het verzet geldt een korte termijn van vier weken, zie art. 143 Rv. Deze termijn is onder andere kort, omdat de aanvang van de termijn niet bepaald wordt door de datum waarop het verstekvonnis is uitgesproken.
Zie art. 143 Rv voor de vraag wanneer de verzet-termijn aanvangt. zo zegt art. 143 lid 2 Rv dat verzet-termijn aanvangt zodra aan de niet-verschenen gedaagde het verstekvonnis in persoon is betekend. Daarnaast geldt dat het recht van verzet is gekoppeld aan een termijn van vier weken na een door gedaagde in persoon gepleegde daad van bekendheid met het verstekvonnis. De daad van bekendheid impliceert een gedraging naar buiten toe, waaruit blijkt dat de gedaagde bekend is met de hoofdinhoud van het vonnis. De gedaagde moet een handeling hebben verricht waaruit ondubbelzinnig blijkt dat hij over voldoende gegevens beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten. (in persoon houdt in dat het vonnis de gedaagde direct of indirect heeft bereikt.
Verloop van de verzetprocedure:
Er moet ten eerste sprake zijn van een veroordeling bij verstek art. 143 lid 1 Rv
Het verzet moet worden ingesteld bij dagvaarding art. 143 lid 2 Rv. Dit dient te gebeuren bij de instantie die het verstekvonnis wees art. 147 Rv.
Door het verzet wordt de instantie heropend: de verzetdagvaarding geldt als conclusie van antwoord art. 147 Rv.
Nadat de gedaagde het griffierecht heeft voldaan (art. 147 lid 3 Rv), heeft de procedure de gewone verloop: comparatie en/of conclusie van repliek en dupliek.
–
2.2 Hoger beroep
Het uitgangspunt is dat van een vonnis (in eerste aanleg) hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij de wet anders bepaalt. (zie art. 332 lid 1 Rv). De zaak kan dan, mits zij voor hoger beroep vatbaar is en de appellant de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht neemt, aan een hogere rechter worden voorgelegd. De wettelijke regeling van het hoger beroep in de zevende titel van eerste boek Rv art. 332-356 Rv, geldt voor de appelbehandeling van rechtbankzaken bij het gerechtshof.
Doel: een tweede behandeling vergroot de kans dat alle aspecten van de zaak worden belicht en dat eventuele verzuimen en onjuistheden van de rechtbank worden hersteld. Daarnaast biedt het partijen de kans tot het verbeteren en aanvullen van hun procesvoering in eerste aanleg.
Termijn: de appeltermijn bedraagt meestal drie (kalander)maanden en vangt aan op de dag volgend op de uitspraak van het vonnis waartegen het beroep zal worden ingesteld zie art. 339 Rv. De dag van de uitspraak telt dus niet mee. Er is een kortere appeltermijn in kort geding (vier weken, zie ook art. 254-260 Rv).
Rechtsmiddelenverbod:
Hoger beroep staat in het algemeen open voor de betrokken partijen, maar soms is hoger beroep of cassatie door de wet uitgesloten. Een rechtsmiddelenverbod bestaat vaak als de wetgever wil dat de rechter de zaak in een keer beslist en dat er daarna geen discussie meer over mogelijk moet zijn.
Appelverbod:
Soms zijn zaken niet vatbaar voor hoger beroep (appelverbod). Dit zijn zaken met een vordering lager dan €1750 (art. 332). Het gaat daarbij om de hoogte van de vordering waarover de rechter in eerste aanleg had te beslissen. Het door de gedaagde gevoerde verweer is niet van belang. Wel moet tot de dag van dagvaarding verschenen rente worden meegeteld. wanneer de ‘appelgrens’ van €1750 niet wordt gehaald, kan er geen hoger beroep worden ingesteld tegen het vonnis. Dan staat wel, zij het op beperkte gronden, tegen het betreffende vonnis van de kantonrechter beroep in cassatie open art. 80 RO.
Hoger beroep en cassatie zijn uitgesloten: naast het algemene appelverbod zijn er diverse appelverboden over de wet verspreid. Dit zijn bijv.:
- vonnissen waarbij de huurprijzen of de servicekosten van een woonruimte wordt vastgesteld art. 7:262 lid 2 BW.
- Ontbinding van de arbeidsovk wegens gewichtige redenen art. 7:685 lid 11 BW).
- verleningsverzoek ex art. 7:230a BW
- processuele beslissingen zie bijv. art. 31 lid 4 rv, 32 lid 3, 39 lid 5 en 41 lid 3 Rv.
Hoger beroep en verzet:
Indien de oorspronkelijk gedaagde in verzet is gekomen, kan de oorspronkelijk eiser geen gebruik meer maken van het middel van hoger beroep. Tegen het op verzet gewezen vonnis staat voor beide partijen volgens de algemene regels weer hoger beroep open.
Doorbreking van het rechtsmiddelenverbod:
In sommige gevallen kan het rechtsmiddelen verbod alsnog doorbroken worden en is de zaak vatbaar voor hoger beroep en cassatie. dit is onder andere het geval indien de rechter bij de totstandkoming van de beslissing zulke fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging heeft geschonden dat er geen sprake is geweest van een eerlijke en onpartijdige behandeling (HR Organon/Limpens). Dit is bijv. het geval indien de rechter het recht van hoor en wederhoor heeft veronachtzaamd.
Verloop van de procedure in hoger beroep:
vooropstaat dat veel voorschriften van deze procedure gelijk zijn aan de voorschriften van de procedure in eerste aanleg art. 353 Rv. Belangrijke verschillen zijn:
Het appel moet worden ingesteld door middel van een dagvaarding. deze appeldagvaarding moet echter wel een eis bevatten, zoals het vernietigen van het vonnis in eerste aanleg. Om de beslissing in eerste aanleg aan te tasten, moeten er grieven worden gericht tegen deze beslissing.
Grieven zijn dus de bezwaren van een procespartij tegen de bestreden uitspraak. Een beslissing in eerste aanleg blijft in hoger beroep buiten de rechtsstrijd indien daartegen geen grief wordt gericht (behoudens de werking van de openbare orde). De rechter in hoger beroep heeft slechts te oordelen over de (behoorlijk) in het geding naar voren gebrachte grieven tegen het vonnis van de eerste rechter. Als grieven gelden alle gronden die een appellant aanvoert als argument dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd.
De verstekprocedure geldt ook in hoger beroep. De rechter beoordeelt echter niet alleen of de vordering hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt, maar ook of de aangevoerde grieven tot een andersluidende uitspraak kunnen leiden. De gevolgen voor het niet verschijnen van de gedaagde (in hoger beroep: geïntimeerde) zijn dus minder ingrijpend, omdat het hof ambtshalve de grieven dient te onderzoeken.
In hoger beroep worden slechts een conclusie van eis (de memorie van grieven) en conclusie van antwoord (memorie van antwoord) uitgewisseld art. 347 Rv. Er is hier geen conclusie van repliek of dupliek.
De oorspronkelijke eiser kan zijn eis of de gronden in de memorie van grieven of van antwoord wijzigen.
Cassatie
De zaak kan ten slotte voor de Hoge Raad worden voorgelegd. De zaak wordt dan op een beperkt aantal aspecten door de Hoogste Nederlandse rechter beoordeeld. De Hoge Raad laat zich niet uit over een onderzoek naar de feiten die voor de beslissing van belang zouden kunnen zijn. De Hoge Raad is namelijk geen feitelijke instantie en kan geen onderzoek meer doen naar de feiten.
De Hoge Raad dient zich te beperken tot onderzoek van de aangevoerde cassatiemiddelen art. 419 lid 1 Rv. en kan slechts oordelen over de vraag of vormen zijn verzuimd waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt of schending van het recht art. 79 RO. Er kan cassatieberoep worden ingesteld tegen in hoger beroep gewezen eindvonnissen en eindarresten en tegen eindvonnissen die in eerste en tevens hoogste ressort zijn gewezen.
doel:
Beoordelen hoe de lagere rechters leiding hebben gegeven aan het proces en hoe zij hun beslissing hebben gemotiveerd, in het belang van de individuele rechtsbescherming. Daarnaast heeft de cassatierechtspraak als doel om te beoordelen hoe de lagere rechters uitleg aan het recht hebben gegeven in het belang van het algemeen belang. Tegenwoordig wordt de functie van de cassatierechtspraak vooral gezocht in het bevorderen van de rechtsontwikkeling art. 81 RO.
Termijn:
Zie art. 402 e.v. Rv. De gewone cassatietermijn bedraagt drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak.
Verloop van de procedure:
in afgelopen jaren is de verloop van de cassatieprocedure buiten beschouwen gebleven van dit vak. Mocht dit toch nog uitgebreid aan bod komen in het hc of werkgroep, dan zal dit worden aangevuld. Wat wel belangrijk is om te weten, zijn de gronden voor cassatie tegen een in hoger beroep gegeven uitspraak. Dit zijn krachtens art. 79 RO:
- Verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming met nietigheid is bedreigd. Deze grond ziet op de procedurevoorschriften die door de feitelijke rechter in acht moeten worden genomen.
- Schending van het recht, met uitzondering van het recht van vreemde staten.
onderwerp 2 rechtsmiddelen
Onderwerp 3 Dwangsom artt. 611a-i Rv
Als de prestatie, die verschuldigd is krachtens een rechterlijk vonnis, niet goed of helemaal niet ten uitvoer kan worden gelegd, kan de crediteur (de schuldeiser) vragen om een pressiemiddel: de dwangsom. Zo wordt aan de verschuldigde prestatie een financiële prikkel verbonden om toch de verschuldigde prestatie, zoals bijv. een levering van een onroerende zaak, na te komen.
Onder ‘dwangsom’ is te verstaan de bij vonnis bepaalde som, welke de veroordeelde aan de eiser verbeurt, indien, zolang of zo dikwijls hij niet aan de veroordeling van de rechter voldoet. De dwangsom is dus eigenlijk een bijkomende veroordeling van de schuldenaar om aan de schuldeiser een boete te betalen als het vonnis niet wordt nageleefd.
Tip:
let op: dit is een dwangmiddel dat is bestemd tot nakoming van het rechterlijk vonnis, niet tot nakoming van het gevorderde. Een dwangsom is een extra voorwaardelijke veroordeling van de schuldenaar om de schuldeiser een geldbedrag te betalen, los van de schade die de schuldeiser lijdt of zal lijden door het niet nakoming of te laat nakomen van de hoofdverplichting.
Het doel is om druk uit te oefenen op de schuldenaar, zodat hij de hoofdveroordeling die tegen hem is uitgesproken, nakomt.
De dwangsom moet worden gevorderd door de eiser in zijn dagvaarding art. 611a lid 1 Rv; een dwangsomveroordeling kan niet ambtshalve worden uitgesproken. De eiser moet dus in de dagvaarding vorderen dat aan de door hem gewenste veroordeling van de gedaagde als sanctie een dwangsom zal worden gekoppeld. De eiser kan bij zijn vordering een bedrag noemen, maar hij kan ook de bepaling van de hoogte van het bedrag overlaten aan de rechter. Of de rechter overgaat tot een dwangsomveroordeling, is overgelaten aan het oordeel van de rechter. De verbeurde dwangsom valt toe aan de eiser.
De dwangsom kan niet altijd worden opgelegd. Zo kan aan de volgende veroordelingen geen dwangsom worden verbonden:
- wanneer de verschuldigde prestatie een betaling van een geldsom is, kan er geen dwangsom worden opgelegd art. 611a lid 1 Rv. De wet verstrekt de mogelijkheid om deze vordering ten uitvoer te leggen door middel van beslag.
- wanneer de verschuldigde prestatie niet meer kan worden voldaan door de schuldenaar art. 611d Rv.
- een rechtsvordering van de werkgever tot nakoming van de arbeidsverplichting van de werknemer kan niet ten uitvoer worden gelegd onder druk van een dwangsom art. 7:659 BW.
Onderwerp 3 Dwangsom artt. 611a-i Rv
Onderwerp 4 Kort geding
Civiele procedures duren vaak lang. Door het kort geding kunnen de gevolgen van de lange duur van gewone procedure worden ondervangen. In een kort geding procedure geeft een (alleensprekende) rechter een beslissing die in die zin voorlopig is dat het rechtsgeschil er niet door wordt beëindigd. Het is slechts een ordemaatregel (voorlopige voorziening) die ten doel heeft om de tijd te overbruggen die ermee gemoeid zal zijn voordat in de gewone procedure vonnis is gewezen. Deze voorlopige voorziening is bedoeld om ervoor te zorgen dat de situatie of de rechten die betrokken zijn bij het geschil behouden blijven totdat het hoofdgeschil wordt opgelost. Vooropstaat wel dat het kort geding los staat van de bodemprocedure.
tip:
Het aanhangig zijn van een bodemprocedure is niet vereist (met uitzondering van zaken betreffende rechten van intellectueel eigendom art. 1019 j Rv.
Het doel van de kort geding procedure kan gezocht worden in het tegengaan van eigenrichting. Door de lange tijd van de civiele procedure (bodemprocedure), kan er in de tussentijd onherstelbaar nadeel ontstaan. De kort geding procedure kan dit voorkomen.
4.1 De vereisten voor het kort geding
Niet elke zaak is geschikt voor een kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt of de zaak geschikt is om in kort geding te worden beslist. De voorzieningenrechter kijkt naar de volgende drie elementen om te beoordelen of de zaak geschikt is (ontvankelijk) voor een kort geding:
1. De zaak moet geschikt zijn om in kort geding te worden beslist;
2 Er moet een spoedeisend belang zijn;
3 Het spoedeisende belang moet een voorziening bij voorraad vereisten
4.1.1. De zaak moet geschikt zijn om in kort geding te worden beslist
Art. 256 Rv
Indien de voorzieningenrechter oordeelt dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist, weigert hij de voorziening.
De kortgedingrechter heeft volgens vaste jurisprudentie steeds de vrijheid om een voorziening te weigeren als hij de zaak ‘niet vatbaar acht om in kort geding genoegzaam te worden toegelicht’ Een zaak kan ongeschikt zijn voor een kort geding als de feiten te ingewikkeld zijn om beoordeeld te worden in een kort geding. Ook kan een zaak niet geschikt zijn als de gevolgen van de beslissing van de voorzieningenrechter niet te overzien zijn.
4.2.2 Er moet een spoedeisend belang zijn
art. 254 lid 1 Rv
In alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, is de voorzieningenrechter bevoegd deze te geven.
Er dient een spoedeisend belang te zijn voor het rechterlijk ingrijpen van de voorzieningenrechter: er moet dus een grond zijn voor het rechterlijk ingrijpen door de voorzieningenrechter. Er moet namelijk een reden zijn waardoor de beslissing in de gewone procedure (bodemprocedure) niet kan worden afgewacht. De spoedeisendheid wordt bepaald door een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. De voorzieningenrechter moet dit spoedeisend belang ambtshalve controleren. Dit is een belangrijk ‘ontvankelijkheidsvereiste’ voor een kort geding.
De HR laat de kortgedingrechter grote vrijheid bij de beoordeling of een spoedvoorziening is gerechtvaardigd. Wel geldt als uitgangspunt dat de rechter in kort geding zijn uitspraak zich heeft te richten naar de waarschijnlijke uitkomst van de bodemprocedure.
4.2.3 Het spoedeisende belang moet een voorziening bij voorraad vereisen
De beslissing die aan de voorzieningenrechter wordt gevraagd, niet een voorziening bij voorraad vereisen. Hiermee wordt een beslissing bedoeld die vooruitloopt op de rechtsbeslissing in de bodemprocedure. Dit vereiste voorkomt dat er zuiver declaratoire vonnissen of zuiver constitutieve vonnissen worden gewezen door de voorzieningenrechter.
Declaratoir: (een vonnis waarmee de rechter een rechtsverhouding tussen partijen definitief vaststelt): in een kort geding wordt een voorlopig oordeel gegeven en dus geen definitieve vaststelling. Een voorziening die de rechtstoestand tussen partijen vaststelt (declaratoir), is naar haar aard niet voorlopig. Daarnaast heeft een declaratoir vonnis geen spoedeisend belang. De kort geding rechter kan dus geen zuiver declaratoire vonnissen wijzen. Zo verdraagt zich de ontbinding of vernietiging van een ovk zich niet met een voorlopige voorziening. Let wel op: de enkele omstandigheid dat toewijzing van een vordering in kort geding leidt tot een onomkeerbare schade of andere onomkeerbare gevolgen, behoeft geen beletsel te zijn voor toewijzing.
Constitutief: een rechtstoestand wordt geschapen, beëindigd of gewijzigd: een kortgedingvonnis kan geen definitieve wijziging van de rechtstoestand teweegbrengen. De kortgeding rechter kan geen zuiver constitutieve vonnissen wijzen.
Tip: De ordemaatregel mag dus wel onherstelbare gevolgen hebben. Wanneer er aan de voorwaarden voor een kort geding is voldaan, vormt het feit dat er onherstelbare gevolgen zullen intreden geen beletsel voor de gevraagde voorziening.
4.3 Absolute competentie
Art. 254 Rv bevat geen beperkingen aan de absolute competentie van de rechters, als eenmaal een spoedeisend belang is vastgesteld. Het kort geding wordt gevoerd door een alleensprekende rechter. Dit kan de president van de rechtbank zijn, maar ook de vicepresident of de kantonrechter.
uit art. 50 RO vloeit voort dat deze rechter de voorzieningenrechter wordt genoemd. Binnen de rechtbankorganisatie is de voorzieningenrechter van de afdeling civiel ook bevoegd om kort geding zaken van de kantonrechter te beslechten. Er kan echter ook een voorziening worden verkregen bij de kantonrechter art. 254 lid 5 Rv. De eiser is dan vrij in zijn keuze.
4.4 Relatieve competentie
De relatieve competentie van de kortgedingrechter is niet in de wet geregeld. De eiser kan de zaak voorleggen ex de regeling van art. 99 e.v. Rv. de voorzieningenrechter moet echter wel ambtshalve toetsen of:
* De vordering ten hoogste €25.000 beloopt;
* Het gaat om een zaak betreffende een individuele arbeidsovereenkomst;
* Het gaat om consumentenzaken;
* Het gaat om huurzaken over woonruimte of bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 BW.
Deze toetsingscriteria vinden we terug in art. 110 lid 1 Rv. Partijen kunnen in deze gevallen de voorzieningenrechter wel relatief bevoegd maken door een ovk, maar anders moet de rechter zichzelf niet bevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de wel relatief bevoegde rechter (de kantonrechter). Partijen kunnen dit doen, omdat er bij de kantonrechter andere procedurele regels gelden, denk aan mogelijkheid om te procederen in persoon, het griffierecht en het liquidatietarief.
4.5 Beoordeling door de voorzieningenrechter
De kortgedingrechter zal een afweging moeten maken van de belangen van partijen. Daarbij wegen de juridische aspecten van de zaak en de bewijsposities van partijen zwaar. In het algemeen geldt dat de voorzieningenrechter zich heeft te richten naar de waarschijnlijke uitkomst van de bodemprocedure ( de gewone procedure).
4.5.1 Geldvordering
De voorzieningenrechter kan ook oordelen over ‘gewone’ geldvorderingen. Daarbij is terughoudendheid wel op zijn plaats. Een spoedeisend belang ligt namelijk niet zo zeer voor de hand. een spoedeisend belang is bijv. een financiële noodsituatie van een partij. Ook dient de voorzieningenrechter rekening te houden met het restitutierisico. Dit betreft de kans dat de eiser in het kort geding wint, maar verliest in de bodemprocedure en daarna het geld niet meer kan terugbetalen.
4.6 Kort geding procedure
Het kort geding heeft een spoedprocedure, waardoor de termijnen en de procesvoering afwijken van de gewone procesvormen.
De (advocaat van de) eiser moet eerst de kortgedingrechter verzoeken om een dag en uur waarop de zaak zal dienen. Bij deze aanvang moet (1) het concept van de dagvaarding worden gevoegd en (2) een opgave van de dagen waarop de partijen verhinderd zijn. Pas daarna kan de gedaagde bij dagvaarding worden opgeroepen. De gebruikelijke gang van zaken is dat het kort geding door de eiser bij dagvaarding wordt aangebracht op het verzoek van de eiser door de voorzieningenrechter.
Een dagvaarding voor een kort geding bij de kantonrechter moet de mededeling bevatten dat de gedaagde bij verschijnen geen griffierecht verschuldigd is.
Een dagvaarding kan zelfs achterwege blijven als partijen vrijwillig verschijnen art. 259 lid 2 Rv.
De termijnen voor het uitbrengen van de dagvaarding kunnen op verzoek van de kortgedingrechter worden verkort art. 117 Rv.
Bij de procedure voor de voorzieningenrechter van de afdeling civiel recht geldt alleen de verplichte procesvertegenwoordiging van de eiser art. 255 Rv. De gedaagde heeft dus niet verplicht een advocaat nodig. De gedaagde heeft de keuze om bij advocaat of in persoon te verschijnen.
Er vindt in kort geding geen conclusiewisseling plaats. De partijen moeten de kortgedingrechter en elkaar wel tijdig voor de behandeling de stukken toesturen waarop zij zich willen beroepen.
De formele regels van het bewijsrechter zijn niet van toepassing. De kortgedingrechter heeft de vrijheid bij de beoordeling of de feiten, die hij nodig heeft om tot het al dan niet toewijzen van de vordering te komen, voldoende zijn gesteld en voldoende zijn komen vast te staan. In het kort geding missen dus de gewone regels omtrent de bewijsmiddelen en de daaraan toe te kennen bewijskracht. Ook gelden de regels omtrent de stelplicht en bewijslast niet.
4.7 Rechtsmiddelen tegen het vonnis in kortgeding
tegen het vonnis in kort geding kan binnen 4 weken hoger beroep worden ingesteld art. 339 lid 2 Rv. Tegen het in appel gewezen arrest kan binnen acht weken cassatieberoep worden ingesteld art. 402 lid 2 Rv.
Onderwerp 4 Kort geding
HR Jamin/Geels
Relevantie: Partijen kunnen niet zomaar tegen een vonnis van de rechter ingaan. De rechtsmiddelen zijn gebonden aan tijd, materieel belang en gronden. Zo is het niet meer mogelijk om een rechtsmiddel in te stellen wanneer:
* De termijn om een rechtsmiddel in te stellen is verlopen.
* De keuze van het gewone rechtsmiddel niet openstaat.
* Het gewone rechtsmiddel door berusting verloren is gegaan.
In Nederland is een vonnis slechts aantastbaar door een in de wet geregeld middel. De wettelijke regeling is een gesloten systeem. Dit wordt het ‘gesloten stelsel van rechtsmiddelen’ genoemd. De ratio hiervan is ‘lites finiri oportet’ (het geding moet eens een einde nemen). Dit blijkt onder meer uit het gezag van gewijsde. Dit houdt in dat het vonnis de rechtstoestand tussen partijen bindend vaststelt voor zover daarover tussen partijen in rechte is gestreden en het vonnis niet meer door gewone rechtsmiddelen als verzet, beroep en cassatie kan worden aangevallen (art. 236 Rv). De Hoge Raad oordeelt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen met zich brengt dat een onjuiste rechterlijke uitspraak niet anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel kan worden aangetast. Indien geen rechtsmiddel (meer) openstaat, heeft de uitspraak tussen partijen rechtskracht (gezag van gewijsde).
Relevante feiten: In dit arrest zijn twee gedingen van belang:
Geding 1: De kantonrechter heeft ontbinding van een arbeidsovereenkomst uitgesproken en aan Geels ten laste van Jamin een vergoeding toegekend. De beschikking wordt onherroepelijk en Jamin betaalt.
Geding 2: In dit geding komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst nietig was. Jamin vordert de betaling terug op grond van een onverschuldigde betaling.
Rechtsvraag: Kan er in een latere uitspraak nog worden teruggekomen op een vonnis uit een eerdere uitspraak?
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad oordeelt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen met zich brengt dat een onjuiste rechterlijke uitspraak niet anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel kan worden aangetast. Als geen rechtsmiddel meer openstaat, heeft de uitspraak tussen partijen rechtskracht (gezag van gewijsde).
De onherroepelijkheid van de beschikking (uitspraak) heeft als gevolg dat de vergoeding die betaald is niet als onverschuldigd wordt aangemerkt, omdat de beschikking van de (kanton)rechter rechtskracht heeft gekregen. Het feit dat de overeenkomst in een ander geding nietig is verklaard, doet daar niet aan af. Een onjuiste rechterlijke uitspraak kan slechts door het aanwenden van een rechtsmiddel worden aangetast (zie r.o. 3.2).
HR Jamin/Geels
Relevantie: Partijen kunnen niet zomaar tegen een vonnis van de rechter ingaan. De rechtsmiddelen zijn gebonden aan tijd, materieel belang en gronden. Zo is het niet meer mogelijk om een rechtsmiddel in te stellen wanneer:
* De termijn om een rechtsmiddel in te stellen is verlopen.
* De keuze van het gewone rechtsmiddel niet openstaat.
* Het gewone rechtsmiddel door berusting verloren is gegaan.
In Nederland is een vonnis slechts aantastbaar door een in de wet geregeld middel. De wettelijke regeling is een gesloten systeem. Dit wordt het ‘gesloten stelsel van rechtsmiddelen’ genoemd. De ratio hiervan is ‘lites finiri oportet’ (het geding moet eens een einde nemen). Dit blijkt onder meer uit het gezag van gewijsde. Dit houdt in dat het vonnis de rechtstoestand tussen partijen bindend vaststelt voor zover daarover tussen partijen in rechte is gestreden en het vonnis niet meer door gewone rechtsmiddelen als verzet, beroep en cassatie kan worden aangevallen (art. 236 Rv). De Hoge Raad oordeelt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen met zich brengt dat een onjuiste rechterlijke uitspraak niet anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel kan worden aangetast. Indien geen rechtsmiddel (meer) openstaat, heeft de uitspraak tussen partijen rechtskracht (gezag van gewijsde).
Relevante feiten: In dit arrest zijn twee gedingen van belang:
Geding 1: De kantonrechter heeft ontbinding van een arbeidsovereenkomst uitgesproken en aan Geels ten laste van Jamin een vergoeding toegekend. De beschikking wordt onherroepelijk en Jamin betaalt.
Geding 2: In dit geding komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst nietig was. Jamin vordert de betaling terug op grond van een onverschuldigde betaling.
Rechtsvraag: Kan er in een latere uitspraak nog worden teruggekomen op een vonnis uit een eerdere uitspraak?
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad oordeelt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen met zich brengt dat een onjuiste rechterlijke uitspraak niet anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel kan worden aangetast. Als geen rechtsmiddel meer openstaat, heeft de uitspraak tussen partijen rechtskracht (gezag van gewijsde).
De onherroepelijkheid van de beschikking (uitspraak) heeft als gevolg dat de vergoeding die betaald is niet als onverschuldigd wordt aangemerkt, omdat de beschikking van de (kanton)rechter rechtskracht heeft gekregen. Het feit dat de overeenkomst in een ander geding nietig is verklaard, doet daar niet aan af. Een onjuiste rechterlijke uitspraak kan slechts door het aanwenden van een rechtsmiddel worden aangetast (zie r.o. 3.2).
HR Organon/Limpens
Relevantie: Soms is hoger beroep of cassatie door de wet uitgesloten. Een rechtsmiddelenverbod bestaat vaak als de wetgever wil dat de rechter de zaak in één keer beslist en dat er daarna geen discussie meer over mogelijk moet zijn. In sommige gevallen kan het rechtsmiddelenverbod alsnog doorbroken worden en is de zaak vatbaar voor hoger beroep (en cassatie). Dit is onder andere het geval, indien de rechter bij de totstandkoming van de beslissing zulke fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging heeft geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken.
Relevante feiten: Organon stelt Limpens op non-actief en dient een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en kent geen vergoeding toe aan Limpens. Limpens stelt beroep in, ondanks het rechtsmiddelenverbod van art. 7:685 lid 11 BW.
Rechtsvraag: Is het mogelijk om een rechtsmiddel aan te wenden ondanks een rechtsmiddelenverbod?
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad oordeelt dat het niet uitgesloten is dat, ondanks het rechtsmiddelenverbod, toch hoger beroep openstaat. Dit is mogelijk indien er sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen, waardoor er niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Een voorbeeld van zo’n fundamenteel rechtsbeginsel is het beginsel van hoor en wederhoor (r.o. 4.2).
In casu was er geen sprake van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel. Het rechtsmiddelenverbod ex art. 7:685 lid 11 BW geldt, en de appellant moet niet-ontvankelijk worden verklaard. De uitspraak van de kantonrechter houdt dus stand.
HR Organon/Limpens
Relevantie: Soms is hoger beroep of cassatie door de wet uitgesloten. Een rechtsmiddelenverbod bestaat vaak als de wetgever wil dat de rechter de zaak in één keer beslist en dat er daarna geen discussie meer over mogelijk moet zijn. In sommige gevallen kan het rechtsmiddelenverbod alsnog doorbroken worden en is de zaak vatbaar voor hoger beroep (en cassatie). Dit is onder andere het geval, indien de rechter bij de totstandkoming van de beslissing zulke fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging heeft geschonden dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken.
Relevante feiten: Organon stelt Limpens op non-actief en dient een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en kent geen vergoeding toe aan Limpens. Limpens stelt beroep in, ondanks het rechtsmiddelenverbod van art. 7:685 lid 11 BW.
Rechtsvraag: Is het mogelijk om een rechtsmiddel aan te wenden ondanks een rechtsmiddelenverbod?
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad oordeelt dat het niet uitgesloten is dat, ondanks het rechtsmiddelenverbod, toch hoger beroep openstaat. Dit is mogelijk indien er sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen, waardoor er niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Een voorbeeld van zo’n fundamenteel rechtsbeginsel is het beginsel van hoor en wederhoor (r.o. 4.2).
In casu was er geen sprake van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel. Het rechtsmiddelenverbod ex art. 7:685 lid 11 BW geldt, en de appellant moet niet-ontvankelijk worden verklaard. De uitspraak van de kantonrechter houdt dus stand.
HR M’Barek/Van der Vloodt
Relevantie: Het gaat in dit arrest over de aanvaardbaarheid van het instellen van ‘gewone’ geldvorderingen in een kort geding. Daarbij is terughoudendheid op zijn plaats en moet een spoedeisend belang (nog duidelijker dan in andere zaken) aannemelijk worden gemaakt. Volgens de Hoge Raad dient een in kort geding ingestelde vordering tot betaling van een geldsom te worden getoetst aan drie criteria: spoedeisend belang, restitutierisico en de kansen in de bodemprocedure.
Relevante feiten: Van der Vloodt verhuurde een woonruimte aan M’Barek. Deze woonruimte werd ontruimd en de inboedel werd op straat gezet en vervolgens meegenomen door de gemeente Amsterdam. M’Barek vordert van Van der Vloodt tot betaling van een voorschot van de schadevergoeding wegens zijn geleden schade. Het hof oordeelde dat voor toewijzing van een geldvordering in een kort geding vereist is:
* Een zeer hoge mate van waarschijnlijkheid dat de wederpartij het gevorderde bedrag verschuldigd is;
* Dat de eisende partij in een financiële noodsituatie komt te verkeren indien betaling langer achterwege blijft.
Het hof oordeelde dat het vereiste spoedeisend belang niet aannemelijk is geworden en dat de gevraagde voorziening geweigerd dient te worden.
Rechtsvraag: Wat zijn de vereisten voor het instellen van een geldvordering in een kort geding?
Beoordeling door de Hoge Raad: Voor de vraag of er plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding dient de rechter te onderzoeken:
* Of het bestaan van de vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is;
* Of er sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening nodig is;
* Wat het risico is van onmogelijkheid tot terugbetaling (het restitutierisico).
De opvatting van het hof dat er alleen sprake is van een spoedeisend belang wanneer er een ‘financiële noodsituatie’ is, is een te restrictieve maatstaf. De Hoge Raad vernietigt het arrest.
HR M’Barek/Van der Vloodt
Relevantie: Het gaat in dit arrest over de aanvaardbaarheid van het instellen van ‘gewone’ geldvorderingen in een kort geding. Daarbij is terughoudendheid op zijn plaats en moet een spoedeisend belang (nog duidelijker dan in andere zaken) aannemelijk worden gemaakt. Volgens de Hoge Raad dient een in kort geding ingestelde vordering tot betaling van een geldsom te worden getoetst aan drie criteria: spoedeisend belang, restitutierisico en de kansen in de bodemprocedure.
Relevante feiten: Van der Vloodt verhuurde een woonruimte aan M’Barek. Deze woonruimte werd ontruimd en de inboedel werd op straat gezet en vervolgens meegenomen door de gemeente Amsterdam. M’Barek vordert van Van der Vloodt tot betaling van een voorschot van de schadevergoeding wegens zijn geleden schade. Het hof oordeelde dat voor toewijzing van een geldvordering in een kort geding vereist is:
* Een zeer hoge mate van waarschijnlijkheid dat de wederpartij het gevorderde bedrag verschuldigd is;
* Dat de eisende partij in een financiële noodsituatie komt te verkeren indien betaling langer achterwege blijft.
Het hof oordeelde dat het vereiste spoedeisend belang niet aannemelijk is geworden en dat de gevraagde voorziening geweigerd dient te worden.
Rechtsvraag: Wat zijn de vereisten voor het instellen van een geldvordering in een kort geding?
Beoordeling door de Hoge Raad: Voor de vraag of er plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding dient de rechter te onderzoeken:
* Of het bestaan van de vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is;
* Of er sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening nodig is;
* Wat het risico is van onmogelijkheid tot terugbetaling (het restitutierisico).
De opvatting van het hof dat er alleen sprake is van een spoedeisend belang wanneer er een ‘financiële noodsituatie’ is, is een te restrictieve maatstaf. De Hoge Raad vernietigt het arrest.
HR Kempkes/Samson
Relevantie: Dit arrest gaat over de verhouding tussen het vonnis van de voorzieningenrechter en het vonnis in de bodemprocedure, en in het specifiek over de verbeurde dwangsommen krachtens het vonnis van de voorzieningenrechter. Vooropstaat dat de bodemrechter niet is gebonden aan het in het kort geding uitgesproken vonnis (art. 257 Rv). Het kan dus gebeuren dat de rechter in de bodemprocedure anders oordeelt dan de rechter in het kort geding. De schade die de gedaagde heeft geleden wegens de tenuitvoerlegging van het vonnis door de eiser, kan de gedaagde op de eiser verhalen. Daarbij zijn drie uitgangspunten door de rechtspraak ontwikkeld:
* Hetgeen wat betaald is aan de eiser krachtens het kortgedingvonnis, kan teruggevorderd worden op grond van de onverschuldigde betaling ex art. 6:203 BW.
* De gedaagde kan een schadevergoeding eisen ex art. 6:162 BW, als de rechter in het bodemgeschil tot een andere uitspraak komt als de kortgedingrechter.
* De bij in het kort geding ongelijk gestelde partij is verplicht zich te houden aan het vonnis van de kortgedingrechter (zolang de veroordeling rechtskracht heeft). Daarbij horen ook de opgelegde dwangsommen. Zelfs als hij later in de bodemprocedure in het gelijk wordt gesteld, dient deze partij de dwangsommen in het kort geding te verbeuren ( HR Kempkes/Samson). De verschuldigdheid van verbeurde dwangsommen is niet afhankelijk van de in de hoofdzaak gegeven beslissing. Wel kan een reeds betaalde dwangsom worden teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling, als in de bodemprocedure anders wordt beslist dan in het kort geding.
Relevante feiten: Het geschil ging over de vraag of er een koopovereenkomst bestond tussen Kempkes (verkoper) en Samson (koper) met betrekking tot een onroerende zaak. De kortgedingrechter oordeelde dat er wel sprake was van een koopovereenkomst en dwong tot juridische levering op straffe van een dwangsom. Kempkes vordert schadevergoeding van de verbeurde dwangsommen van Samson.
Het hof komt echter tot de conclusie dat het niet bewezen is dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof oordeelt dat de verbeurde dwangsommen onrechtmatig zijn, aangezien de grond is ontvallen voor het vonnis in het kort geding. Daarmee komt dus aan Kempkes niet het recht toe om de betaling van de dwangsommen te vorderen.
Rechtsvraag: Wat is de verhouding tussen de uitspraak van de voorzieningenrechter en de uitspraak in de bodemprocedure?
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad komt tot een andere conclusie. De Hoge Raad oordeelt dat de vordering van Kempkes betrekking heeft op het niet-voldoen van het in kort geding gegeven rechterlijk bevel; niet wegens het niet-nakomen van de koopovereenkomst. Een oordeel in de bodemprocedure dat anders luidt dan het oordeel van de voorzieningenrechter, doet niet af aan de verschuldigdheid van de verbeurde dwangsommen. Wel kan de partij die dwangsommen heeft verbeurd wegens een rechterlijk vonnis dat naderhand wordt vernietigd, tot schadevergoeding worden gehouden.
HR Kempkes/Samson
Relevantie: Dit arrest gaat over de verhouding tussen het vonnis van de voorzieningenrechter en het vonnis in de bodemprocedure, en in het specifiek over de verbeurde dwangsommen krachtens het vonnis van de voorzieningenrechter. Vooropstaat dat de bodemrechter niet is gebonden aan het in het kort geding uitgesproken vonnis (art. 257 Rv). Het kan dus gebeuren dat de rechter in de bodemprocedure anders oordeelt dan de rechter in het kort geding. De schade die de gedaagde heeft geleden wegens de tenuitvoerlegging van het vonnis door de eiser, kan de gedaagde op de eiser verhalen. Daarbij zijn drie uitgangspunten door de rechtspraak ontwikkeld:
* Hetgeen wat betaald is aan de eiser krachtens het kortgedingvonnis, kan teruggevorderd worden op grond van de onverschuldigde betaling ex art. 6:203 BW.
* De gedaagde kan een schadevergoeding eisen ex art. 6:162 BW, als de rechter in het bodemgeschil tot een andere uitspraak komt als de kortgedingrechter.
* De bij in het kort geding ongelijk gestelde partij is verplicht zich te houden aan het vonnis van de kortgedingrechter (zolang de veroordeling rechtskracht heeft). Daarbij horen ook de opgelegde dwangsommen. Zelfs als hij later in de bodemprocedure in het gelijk wordt gesteld, dient deze partij de dwangsommen in het kort geding te verbeuren ( HR Kempkes/Samson). De verschuldigdheid van verbeurde dwangsommen is niet afhankelijk van de in de hoofdzaak gegeven beslissing. Wel kan een reeds betaalde dwangsom worden teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling, als in de bodemprocedure anders wordt beslist dan in het kort geding.
Relevante feiten: Het geschil ging over de vraag of er een koopovereenkomst bestond tussen Kempkes (verkoper) en Samson (koper) met betrekking tot een onroerende zaak. De kortgedingrechter oordeelde dat er wel sprake was van een koopovereenkomst en dwong tot juridische levering op straffe van een dwangsom. Kempkes vordert schadevergoeding van de verbeurde dwangsommen van Samson.
Het hof komt echter tot de conclusie dat het niet bewezen is dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof oordeelt dat de verbeurde dwangsommen onrechtmatig zijn, aangezien de grond is ontvallen voor het vonnis in het kort geding. Daarmee komt dus aan Kempkes niet het recht toe om de betaling van de dwangsommen te vorderen.
Rechtsvraag: Wat is de verhouding tussen de uitspraak van de voorzieningenrechter en de uitspraak in de bodemprocedure?
Beoordeling door de Hoge Raad: De Hoge Raad komt tot een andere conclusie. De Hoge Raad oordeelt dat de vordering van Kempkes betrekking heeft op het niet-voldoen van het in kort geding gegeven rechterlijk bevel; niet wegens het niet-nakomen van de koopovereenkomst. Een oordeel in de bodemprocedure dat anders luidt dan het oordeel van de voorzieningenrechter, doet niet af aan de verschuldigdheid van de verbeurde dwangsommen. Wel kan de partij die dwangsommen heeft verbeurd wegens een rechterlijk vonnis dat naderhand wordt vernietigd, tot schadevergoeding worden gehouden.
hc aant deel 1
1. Kort geding: spoedeisende zaken
De functie van het kort geding art. 254 Rv
- behoefte aan spoedeisende procedure
Praktijkvoorbeelden
- onterecht stadionverbod?
ajax fan en staat 2-2 en loopt naar uitgang en wedstrijd was nog bezig. hij hield nog in gaten wat er gebeurde in de veld en iemand zei doorlopen er zijn nog mensen achter je. Man zei dat hij dreigde met handgebaren. hij kreeg stadium verbod van 30 maanden en was het er niet mee eens. als je naar rechter stapt moet je jaar/anderhalf jaar wachten en dan moet je veel wedstrijden missen. Fan wilde snel weer in wedstrijd zijn.
- een onjuiste beoordeling van een schoolexamen
Middelbare schoollier deed eindexamen en deed natuurkunde. Ging niet goed, herkansing ook niet en kwam uit op 5,4. hij denkt ik wil volgend jaar studeren in Rotterdam. Hij vraagt eindexamen op en vindt dat ze streng hadden nagekeken. dat was medio augustus en had bezwaar aangetekend. maar men liep niet goed bezwaarprocedure met als gevolg dat hij niet weet was hij moest doen. men kan naar burgerlijke rechter als restrechter. als je gewone zaak doet, duur lang ongeveer jaar en dan heb je geen vmbo diploma en dan kan je niet gaan studeren. leerling had haast. - een incasso kort geding
kort geding geld?
in principe kan het, dan is ook sprake van spoedeisendheid. liever vandaag betaald worden dan morgen.
HR 29 maart 1985, NJ 1986/84 (M’Barek/Van der Vloodt)
Rb Oost-Brabant 6 oktober 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:4423 (Ajax fan)
- Kort geding: procedureregels
Dagvaardingsprocedure met afwijkende regels
- absolute en relatieve competentie (iets) ruimer
- dagvaarding wordt voorafgegaan door datumbepaling
- dagvaarden kan op verkorte termijn
- gedaagde hoeft in beginsel geen advocaat te stellen
- rechter heeft vrijheid t.a.v. het bewijsrecht (bijv. horen van getuigen)
Zie art. 254 Rv e.v. en het procesreglement kort geding, versie 13 d.d. 1 februari 2022
- Kort geding: voorlopige ordemaatregel
- Onmiddellijke voorziening
- ordemaatregel: afweging van belangen
- geschikt of ongeschikt?
- onherstelbare gevolgen? ja, kan maar gedachte is dat er geen eindoordeel wordt gesteld.
- verklaring voor recht of constitutieve uitspraak?
Voorbeeld: HR 31 maart 2023, RvdW 2023/413 en HR 31 maart 2023, RvdW 2023/409
beide gaan over man en vrouw en hebben affectieve relatie en kopen een huis samen. Kern gedachte is helft eigenaar. over algemeen ga je samen lening aan en ben je hoofdelijk aansprakelijk voor de hele lening. Tot man en vrouw uit elkaar gaan. 1e arrest speelt man verlaat het appartement dat samen is aangeschaft en op beide namen staan. Ze spreken af vrouw mag 1 jaar blijven wonen en zij kan dan kijken om te kijken of het lukt om appartement helemaal kan betalen. dat lukt niet en ontstaat situatie dat vrouw prima zit en blijft wonen in appartement en is niet van mening om appartement te verkopen, ze vindt prima zo. Man heeft wel haast want in dat jaar heeft hij een nieuwe vriendin en is zwanger en hij wil ander appartement of huis kopen, maar kan niet want als hij naar bank gaat je hebt schuld van ander appartement. man heeft probleem en stapt naar voorzieningenrechter in kortgeding wil appartement verkopen en wil dat bevel geven aan vrouw dat zij meewerkt om appartement te verkopen. Hof zegt: gezien het karakter van kortgedingprocedure namelijk treffen van ordemaatregel, leent deze procedure zich in begin niet bij voorziet in verkoop van appartement. HR zegt ja in beginsel mag je wel in kort geding vorderen dat iemand medewerking verleent aan verkoop of levering van appartement. maar rechter mag geen eindoordeel vellen van verdeling.
2e zaak man en vrouw hebben woning, maar andere afspreken. afspraak dat man mag wonen en bewerkstelligen dat hij volledige eigendom zou krijgen en daarvoor geld zou betalen. vrouw maakt naar mening van man onvoldoende haast met het leveren van haar aandeel 50% aan de man. man stapt naar rechter in kort geding en vordert dat vrouw wordt veroordeeld die 50% aan die man te leveren. maar kortgedingrechter gaat verder en oordeelt ook de hoofdrekening van gemeenschap heeft voldaan aan zijn verplichting .. m.a.w. kortgedingrechter zegt ja vrouw moet helft van woning overdragen, maar ik geef direct oordeel over hele verdeling van gemeenschap en ik verklaar voor recht dat de man heeft voldaan aan zijn verplichting. wat hier gebeurt? voorzieningenrechter geeft verklaring voor recht. HR zegt dat kan en mag niet. voorzieningenrechter mag niet een hele beslissing geven. andere verklaring voor recht is dat hele stuk voor gedaagde is of dat ontbinding rechtsgeldig is of ik verklaar hierbij dat ovk nietig is. rechter geeft inprincipe een tijdelijke orde maatregel. niet een eindbeslissing over het hele geschil. kerngedachte is dat kortgeding procedure heeft haast en heeft minder ruimte voor hoor en wederhoor.
terug naar voorbeeld van Ajaxfan. rechter kan zeggen hij kan weer toegelaten worden tot stadium. maar niet getuigen etc. verhoren. gaat om een tijdelijke voorlopige voorziening
- Kort geding: voorlopige ordemaatregel
- Voorlopig karakter en bodemprocedure
- art. 257 Rv: “De beslissingen bij voorraad brengen geen nadeel toe aan de zaak ten
principale” als beslissing ligt in kort geding is dat voorlopig oordeel maar je kan alsnog een gewone procedure aanhangig maken. terug naar 1ste voorbeeld vrouw kan na beslissing van voorbeeld naar de rechter stappen in gewone dagvaardingsprocedure.
- partijen (kunnen) geschil voorleggen aan bodemrechter
- uitspraak bodemrechter: k-g-voorziening kan vervallen
- bodemprocedure blijft meestal achterwege (kortgeding wordt door procespartijen gezien als een alternatief)
kort geding is een procedure waar de rechter een voorlopige maatregel kan opleggen. en heeft geen gezag van gewijsde.
–
- Dwangsom: executie van vonnissen
- Soorten vonnissen:
- condemnatoir vonnis: een vonnis waarbij de gedaagde wordt veroordeeld iets te doen, zie art. 3:296 lid 1 BW
- declaratoir vonnis: verklaring voor recht, zie art. 3:302 BW
- constitutief vonnis: vonnis dat een bepaalde rechtstoestand doet ontstaan of wijzigt, zoals faillietverklaring, echtscheiding
- Tijdig over de schutting kijken: executie van een condemnatoir vonnis
executierecht hoe zorg je ervoor dat de gedaagde daadwerkelijk doet wat er beslist is. 1 van de dwangmiddelen is dwangsom.
als rechter een condemnatoir vonnis wijst: dus dat gedaagde iets moet doen betalen of meewerken aan levering. of dat gedaagde iets niet mag doen, bijv. iemand verbiedt om geluidshinder te veroorzaken. dwangsom is bijkomende veroordeling.
- Dwangsom: indirecte executie
- De dwangsom: een bijkomende veroordeling van de schuldenaar om aan de schuldeiser een ‘boete’ te betalen als het vonnis niet wordt nageleefd
- Voorbeeld van een dwangsomveroordeling:
“De vrouw wordt veroordeeld om binnen twee weken na de betekening van dat vonnis aan haar onvoorwaardelijke en onherroepelijke medewerking te verlenen om de woning zo spoedig mogelijk te verkopen en te leveren aan een derde, waaronder dient te worden begrepen dat (…) zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per keer dat de vrouw in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, dit tot een maximum van € 10.000,-.” iedere keer als vrouw niet meewerkt dan €250,- boete. - Voldoende duidelijk!? Zie HR 28 mei 2021, NJ 2021/986 (NS/JCDecaux)
-
2. Dwangsom: indirecte executie
- Ruime bevoegdheid rechter (art. 611a Rv)
Breed inzetbaar, maar niet:
- ter afdwinging van betaling geldsom (art. 611a Rv)
- bij weigerachtige partijgetuige (vgl. art. 173 Rv)
- t.a.v. arbeidsverplichting (art. 7:659 lid 2 BW)
- De dwangsom is een prikkel tot nakoming (als je niet kan nakomen kan je vragen aan rechter om het op te heffen)
niet verifieerbaar in faillissement (art. 611e Rv)
opheffen bij onmogelijkheid (art. 611d Rv) voorbeeld: BenGH 29 april 2008, NJ 2008/309 (Pet Center/Schouten
Arrest ^: we hebben man Schouten en die koopt hond. en spreekt af dat hij niet alleen aardige pup krijgt maar ook bijbehorende papieren, met stempels. Schouten krijgt hond maar niet de papieren van Pet Center. Schouten stapt naar rechter (Belgische rechter) wil je niet pet center veroordelen om papieren te leveren op straffe van dwangsom dat de verkoper in gebreke blijft. die vordering wordt toegewezen, eind december. op 7 januari begint dwangsom te tikken. Pet Center is pas in mei in staat om papieren aan Schouten te overhandigen. Schouten zegt rekensom heleboel maanden ik krijg ongv. 40.000 kan je dat overmaken. Hond is ongv. 1000. pet center is niet eens, rechter zegt kunnen we deze dwangsom opheffen, want ik kan onmogelijk die papieren geven. Stamboompapieren moeten voorzien van stempels en die stempels moet je halen bij mensen in Hongarije en dat duurt lang. kan je opheffen. prejudiciële vraag gesteld Benelux gerechtshof zegt: ja er is sprake van onmogelijkheid als het onredelijkheid om meer zorgvuldigheid te vergen dan de veroordeelde heeft gedaan. dus rechter moest oordelen of Pet Center alles had gedaan om papieren te geven. m.a.w. als Pet center uitspraak in la had gelegd en Pet center zegt na 2 weken we hebben stempel nodig, breng na 2 weken na afdeling stempel dan zijn alle dwangsommen verbeurd. maar als uitspraak van rechter direct nar Hongarije hebben gestuurd en meer gedaan dan kon.
- Rechtsmiddelen: inleiding
Wat is een rechtsmiddel?
Gewone rechtsmiddelen
- verzet (art. 143-148 Rv);
- hoger beroep (art. 332-362 Rv);
- cassatie (art. 78-81 RO, 398-429 Rv)
- schorsende werking (art. 145, 350, 360, 404 Rv
Buitengewone rechtsmiddelen
- derdenverzet (art. 376-380 Rv);
- herroeping (art. 382-391 Rv);
- cassatie in belang der wet (art. 78 RO)
gesloten stelsel van rechtsmiddelen. geen andere rechtsmiddelen dan die in de wet zijn genoemd.
- Verzet: inleiding
Voorbeeldcasus
- HR 25 februari 2000, NJ 2000/509 (Stienstra/Wijters)
huurder Wijters en had appartement. hij huurt van Stienstra en hij is ongelukkig, want denkt dat Wijters in strijd met huurcontract onderverhuurt aan anderen. Stienstra pakt aan en stapt naar de kantonrechter en brengt dagvaarding uit op korte termijn. Rechter verleent verstek. Wijters is op vakantie en weet van niets. Binnen 2 weken op 3 okt wijst kantonrechter de vordering toe. Vordering tot ontbinding van huurovk waarin gedaagde wordt veroordeeld onmiddellijk de woning te verlaten, te ontruimen. Wijters komt terug 28 okt van vakantie en vindt post ook dagvaarding. hij schakelt advocaat in en Wijters gaat weer op vakantie. Wijters weet niet dat als hij eerste keer terug vindt weet hij niet dat hij is veroordeeld. Uitspraak is er wel maar Wijters had niet gezien. 2e keer ook niet thuis. De deurwaarder stopt uitspraak in brievenbus, Wijters komt terug van vakantie en deurwaarder zit spullen naar buiten te tillen. Als je dat niet zelf doet, komt deurwaarder om appartement leeg te maken. Wijters hielp hem met beneden tillen van spullen. Wijters denkt wat kan ik doen. voor dit soort situaties hebben we verzet. kern gedachte hier is dat gedaagde die niet verschijnt een tweede kans krijgt. - Aard en strekking van het verzet:
Zie bijv. HR 5 juni 2015, NJ 2015/320 (HSK/Bosma)
- niet verschenen gedaagde krijgt een tweede kans (ook al je dom bent geweest)
- kan opkomen tegen verstekvonnis (art. 143 lid 1 Rv)
- strookt met beginsel van hoor en wederhoor ( alle belangrijkste van allemaal)
- Verzet: het instellen van verzet
- Hoe wordt verzet ingesteld?
- bij dagvaarding (art. 143 lid 2 en 146 Rv) (verzet dagvaarding uitbrengen, oproepingsbericht)
- bij de instantie die het verstekvonnis wees (art. 147 Rv) zelf rechter dus.
- Verzetstermijn: vier weken te tellen vanaf…
- betekening in persoon of
- daad van bekendheid met het verstekvonnis of met de tenuitvoerlegging (art. 143 lid 2 Rv)
(als je bijv. deurwaarder in je huis ziet ontruimen)
Termijn van acht weken buitenlandse partijen: zie bijv. HR 1 oktober 2021, NJ 2022/62
3 . Verzet: verloop van de procedure
-Schorsing van executie (art. 145 Rv)
- verzet schorst executie…
- tenzij het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad was verklaard (zie art. 233-235; 258, 288, 351 en 360 Rv)
- Verzetsprocedure: heropening (art. 147 Rv)
- procedure volgt stramien gewone dagvaardingsprocedure
- verzetdagvaarding geldt als conclusie van antwoord
kracht van gewijsde als er geen rechtsmiddelen meer open staan en ook gezag van gewijsde dat bindend is.
stel men was 3 maanden op vakantie en termijnen van verzet was verstreken, toegang tot rechter was onmogelijk gemaakt. dan kunnen termijnen verstreken en je kan er niets aan doen, dan kan je met beroep op toegang tot rechter het misschien nog mogelijk maken.
kan wel lukken als griffie een fout maakt, bijv. griffie wijst uitspraak en termijn loopt pas als uitspraak wordt verwezen. uitspraak is op 2 juni, griffie moet het sturen naar partijen. maar als griffie later stuurt, dan kan het nog op basis van redelijkheid en billijkheid art. 6.
verzetdagvaarding telt als conclusie van antwoord (soort van)
bijv. Wijters 3 weken in hotel gezeten kan als hij wint, Wijters was opzoek naar een nieuwe woning, wat 300 euro bijv. meer kost. 300 per maand keer zoveel, dat als schadevergoeding.
hc aant deel 1
1. Kort geding: spoedeisende zaken
aant. hc deel 2
- Hoger beroep: inleiding
Nederland telt vier gerechtshoven
Aard en functie van het hoger beroep
-controle, rechtsvorming en rechtseenheid (die kijken of het in eerste aanleg goed ging of rechtseenheid of ze hetzelfde recht spreken)
- volledige herbeoordeling, herkansingsfunctie (kerngedachte bij onze hoger beroep)
- Hoger beroep komt veel voor
- Verschillende procesregelingen
- dagvaardingsprocedure (art. 337 e.v. Rv)
- verzoekschriftprocedure (art. 358 e.v. Rv)
- overige wetten (bijv. art. 8 Fw)
- procesreglementen
-
uitspraak op tegenspraak kan je bij een van de vier gerechtshoven in Nederland.
- Hoger beroep: appellabiliteit
Hoofdregel: partijen mogen hoger beroep instellen
Uitzonderingen:
- het belang is gering (art. 332 Rv) kleiner dan €1750, je kan wel cassatie art. 80 RO wel eisen)
- partijen zijn anders overeengekomen (art. 333 Rv)
- een partij berust zich in het vonnis (art. 334, 358 Rv)
- verzet staat open (art. 335 Rv) of
- de wet bevat een specifiek rechtsmiddelenverbod, tenzij … HR 12 februari 1993, NJ 1993/572 (Organon/Limpens)
- Hoger beroep: appellabiliteit
Meerdere (tussen)vonnissen, voorbeeld:
- Vonnis 1: “De rechtbank: beveelt een comparitie van partijen” > geen hoger beroep mogelijk)
- Vonnis 2: “De rechtbank: verklaart voor recht dat gedaagde wanprestatie heeft gepleegd en verwijst de zaak naar de rol (…)” > kern gedachte als rechter uiteindelijk in vonnis onderaan de beslissing over het gedeelte van vorderen is een gedeeltelijke vonnis > 2e vonnis dan direct hoger beroep tegen deelvonnis terwijl eerste aanleg over hoogte van schade nog doorloopt. bij zuiver vonnis pas hoger beroep na allerlaatste vonnis.
- Vonnis 3: “De rechtbank: veroordeelt gedaagde om aan eiser te voldoen een bedrag van EUR 100.000,- (…)”
- Zuiver tussenvonnis of (gedeeltelijk) eindvonnis?
- bevat het dictum een einduitspraak over (een gedeelte van) het gevorderde?
Hoger beroep tegen tussenvonnis
- tegen een gedeeltelijk eindvonnis: direct hoger beroep instellen
- tegen een zuiver tussenvonnis: tegelijk met een eindvonnis, tenzij de rechter anders bepaalt (art. 337 lid 2 en 358 lid 4 Rv)
- één keer schieten regel: tegen een zuiver tussenvonnis kan men maar één keer opkom
Zie: HR 17 december 2021, JBPR 2022/22
- Hoger beroep: instellen
Appeltermijn
- drie maanden na uitspraak (art. 339 en 358 Rv)
- afwijkende termijnen, bijv. art. 339 lid 2 Rv (kort geding)
- aan termijnen wordt doorgaans strikt de hand gehouden
Instellen van hoger beroep
- bij (kale) appeldagvaarding (art. 343) (je kan volstaan met eerste twee pagina’s, je kan enkel oproepen. uitleggen waarom kan bij grieven)
- bij verzoekschrift (art. 359 jo. 278 Rv) ( je moet direct alle bezwaren opnemen in verzoekschrift)
Incidenteel hoger beroep (art. 339 Rv)
- incidenteel hoger beroep of eigen appeldagvaarding?
eiser en gedaagde in hoger beroep. 2 hoger beroep procedures. meestal komt men tot praktische werkwijze om zaken tegelijk te behandelen of ene partij zegt ik ben beetje ontevreden dan laat ik het. maar als men wel hoger beroep gaat.
- Hoger beroep: procesverloop
- Procesverloop: in beginsel gelijk aan dat in eerste aanleg (art. 353, 362 Rv)
- Belangrijke verschillen:
- inhoud van de dagvaarding
- twee-conclusieregel: art. 347 lid 1 Rv (repliek en dupliek moet niet gebeuren in hoger beroep)
- Normale procesgang dagvaardingsprocedure:
- appeldagvaarding (art. 343 Rv)
- memorie van grieven (art. 347 lid 1 Rv)
- memorie van antwoord (art. 347 lid 1 Rv)
- pleidooi / mondelinge behandeling
- eindarrest
hoger beroep is altijd 3 rechters
- Hoger beroep: rechtsstrijd
- Memorie van grieven
- grief: middel “waarop het hoger beroep is gegrond” (art. 343 Rv)
- het gaat daarbij om alle (nieuwe) feiten en argumenten die strekken tot vernietiging (HR 20 juni 2008, NJ 2009/21)
- Grievenstelsel (‘negatieve zijde’)
- onbestreden eindbeslissingen staan vast
- tenzij sprake is van recht van openbare orde
-Devolutieve werking (‘positieve zijde’)
- door het hoger beroep wordt het geschil overgeheveld
-niet eerder behandelde gronden en verweren moeten worden beoordeeld
als je niet erover klaagt, dan staat het vast.
- Rechtsmiddelen: gesloten stelsel
- Wettelijke rechtsmiddelen:
- verzet, hoger beroep, cassatie etc…
- kracht en gezag van gewijsde
- Gesloten stelsel van rechtsmiddelen:
-HR 27 januari 1989, NJ 1989/588 (Jamin/Geels)
- eerste procedure: ontbinding
- tweede procedure: betaling handgeld
het moet een keer klaar zijn
arrest Jamin/Geels
Geels was profvoetballer. Jamin was sponsor. was afgesproken dat Geels zou meedoen aan activiteiten. en kreeg groot salaris. gaat niet goed met snoepwinkel Jamin en had financieel zwaar. sponsor activiteiten werden geschrapt ook met Geels. Geels stapt naar rechter kunnen we ontbinden. Jamin zegt ja goed. procedure 1
krijgt gezag van gewijsde.
Jamin gaat failliet. Curator gaat goed kijken met hoe het zit met Jamin.
aant. hc deel 2
. Hoger beroep: inleiding
Nederland telt vier gerechtshoven
Aard en functie van het hoger beroep
-controle, rechtsvorming en rechtseenheid (die kijken of het in eerste aanleg goed ging of rechtseenheid of ze hetzelfde recht spreken)
- volledige herbeoordeling, herkansingsfunctie (kerngedachte bij onze hoger beroep)
. Hoger beroep: inleiding
Nederland telt vier gerechtshoven
Aard en functie van het hoger beroep
-controle, rechtsvorming en rechtseenheid (die kijken of het in eerste aanleg goed ging of rechtseenheid of ze hetzelfde recht spreken)
- volledige herbeoordeling, herkansingsfunctie (kerngedachte bij onze hoger beroep)
- Hoger beroep: rechtsstrijd
Memorie van grieven
- grief: middel “waarop het hoger beroep is gegrond” (art. 343 Rv)
- het gaat daarbij om alle (nieuwe) feiten en argumenten die strekken tot vernietiging (HR 20 juni 2008, NJ 2009/21)
Grievenstelsel (‘negatieve zijde’)
- onbestreden eindbeslissingen staan vast
- tenzij sprake is van recht van openbare orde
Devolutieve werking (‘positieve zijde’)
- door het hoger beroep wordt het geschil overgeheveld
-niet eerder behandelde gronden en verweren moeten worden beoordeeld
- Hoger beroep: rechtsstrijd
Memorie van grieven
- grief: middel “waarop het hoger beroep is gegrond” (art. 343 Rv)
- het gaat daarbij om alle (nieuwe) feiten en argumenten die strekken tot vernietiging (HR 20 juni 2008, NJ 2009/21)