Week 4 Belastingrecht Flashcards

1
Q

1 | Inleiding
Art. 1 Wet Vpb 1969 bepaalt dat onder de naam ‘vennootschapsbelasting’ een directe belasting wordt geheven van de lichamen die worden genoemd in art. 2 en art. 3 Wet Vpb 1969. Voor een groot deel is de ingewikkeldheid het gevolg van de invoering van het toenemend aantal antimisbruikbepalingen.

2 | De kern van de vennootschapsbelasting
Grofweg gezegd vallen twee typen bedrijven onder de vennootschapsbelasting, te weten;
1. Het midden- en kleinbedrijf mkb;
2. Het zogenoemde grootbedrijf, waaronder voornamelijk multinationale ondernemingen.

3 | Tarief
De afgelopen jaren zijn de tarieven van de vennootschapsbelasting gedaald, dit wordt ook wel de ‘ race to the bottom’ genoemd.
* De winst tot 200.000 wordt belast tot 19%
* De winst vanaf 200.000 wordt belast tegen 25,8%
Dit wil zeggen dat het wettelijke tarief weliswaar is verlaagd, maar dat de belastinggrondslag waarop dat tarief wordt losgelaten, is verhoogd. De effectieve belastingdruk is dan ook niet zoveel gedaald. De redenering van de wetgever is dat buitenlandse investeerders Nederland eerder zullen zien staan indien het optische tarief laag is.

4 | Subjectieve belastingplicht: binnenlands en buitenlands
Binnenlandse belastingplichtigen zijn bedrijven gevestigd in Nederland die belasting moeten betalen over hun wereldwijde winst. Buitenlandse belastingplichtigen daarentegen worden alleen belast voor hun inkomen in Nederland. Dit betekent dat alleen inkomsten die een directe relatie hebben met Nederland worden belast.

Volgens art. 3 lid 1 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden buitenlandse belastingplichtigen onder andere gevormd door:
* Verenigingen en andere rechtspersonen die niet in Nederland zijn gevestigd;
* Commanditaire vennootschappen en andere bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk verdeeld is in aandelen;
* Fondsvermogens die inkomen in Nederland genereren.
De vestigingsplaats van een lichaam opgericht naar buitenlands recht wordt beoordeeld volgens artikel 4 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. In principe wordt aangenomen dat de werkelijke leiding van een bedrijf berust bij het bestuur. Lichamen opgericht naar Nederlands recht worden automatisch beschouwd als binnenlands belastingplichtig.

5 | Onbeperkt belastingplichtigen

5.1 | NV’s en BV’s en andere onbeperkt belastingplichtigen
De volgende organisaties in Nederland worden beschouwd als volledig belastingplichtige entiteiten:
* Besloten Vennootschappen (BV’s);
* Naamloze Vennootschappen (NV’s);
* Andere bedrijven met aandelenkapitaal;
* Open commanditaire vennootschappen;
* Coöperaties en verenigingen met een coöperatieve basis;
* Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die als verzekeraar of kredietinstelling optreden;
* Fonds voor gemene rekening;
* Europese Vennootschappen (SE’s);
* Europese Coöperatieve Vennootschappen (SCE’s);
* Woningcorporaties; en
* Omgekeerd hybrides.
Deze organisaties zijn volledig belastingplichtig omdat ze, volgens art. 2 lid 6 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, worden geacht een onderneming te drijven met hun gehele vermogen. Deze ondernemingsfictie houdt in dat alle behaalde resultaten gezamenlijk belastbare winst uit onderneming vormen, ongeacht of de entiteit daadwerkelijk een materiële onderneming drijft.

5.2 | Personenvennootschappen: soms belast

De genoemde personenvennootschappen, zoals de maatschap, VOF en commanditaire vennootschap, worden normaal gesproken niet belast voor de vennootschapsbelasting omdat ze fiscaal transparant zijn. Dit betekent dat de belasting wordt betaald door de individuele deelnemers, zoals vennoten en maten.

Er zijn echter uitzonderingen, zoals:
1. Vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal;
2. Open commanditaire vennootschappen;
3. Open fondsen voor gemene rekening;
4. Omgekeerd hybride structuren.

5.2.1 | VOF op aandelen
Het moet gaan om een maatschap of VOF op aandelen die een materiële onderneming drijft en waarvan voor de vervreemding van een aandeel niet de toestemming van alle vennoten is vereist.

5.2.2 | Open CV
Een commanditaire vennootschap wordt ‘open’ genoemd als nieuwe vennoten kunnen toetreden of bestaande vennoten kunnen worden vervangen zonder dat alle huidige vennoten hiermee akkoord moeten gaan (artikel 2 lid 3 onderdeel c AWR).
1. Is een commanditaire vennootschap al ‘open’ als één of meer, maar niet alle vennoten toestemming moeten geven? Dit is visie 1.
2. Of moet geen enkele vennoot toestemming geven voordat een commanditaire vennootschap als ‘open’ wordt beschouwd? Dit is visie 2.
Visie 1 is correct volgens de wet. Het aandeel van de winst van een commanditaire vennoot of lichaam kan vrijgesteld zijn van belasting op basis van de deelnemingsvrijstelling (art. 13 lid 1 onderdeel d Wet Vpb 1969). Het is belangrijk op te merken dat een besloten commanditaire vennootschap helemaal geen vennootschapsbelasting hoeft te betalen; ze wordt volledig fiscaal transparant behandeld.

5.2.3 | Open fonds voor gemene rekening
Volgens de Wet Vpb 1969 wordt een open fonds voor gemene rekening belast voor de vennootschapsbelasting. De opbrengsten en winsten die voortkomen uit de beleggingen van dit fonds worden beschouwd als bedrijfswinsten, zoals bepaald in art 2, lid 4 Vpb. Dit artikel definieert een fonds voor gemene rekening als een entiteit die gelden belegt of anderszins gebruikt om voordelen te verkrijgen voor de deelgerechtigden. Het fonds wordt als ‘open’ beschouwd als niet alle deelgerechtigden toestemming hoeven te geven voor de vervreemding van de bezittingen, met uitzonderingen die gelden in familieverband en wanneer de bezittingen aan het fonds zelf worden verkocht.

5.2.4 | Omgekeerde hybride
Een omgekeerd hybride is een samenwerking, zoals een CV, die in Nederland wordt gezien als transparant voor fiscale doeleinden, maar door een ander land als niet-transparant wordt beschouwd. Volgens art. 2 lid 3 van de Wet Vpb 1969 is deze omgekeerde hybride onderworpen aan vennootschapsbelasting, maar de belasting die verschuldigd is, is beperkt volgens art. 9 lid 1 onderdeel f Wet Vpb 1969.

Om van toepassing te zijn, moet een buitenlandse deelnemer minstens 50% van het belang in de samenwerking hebben. Dit geldt echter niet voor instellingen voor collectieve beleggingen in effecten of alternatieve beleggingsinstellingen.

5.3 | Een geflexibiliseerde BV is onderworpen aan de vennootschapsbelasting
Het is belangrijk om te weten dat een BV volgens de nieuwe BV-wet nog steeds automatisch belasting moet betalen voor de vennootschapsbelasting. De redenering hierachter is dat de beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders wordt benadrukt door de wetgever.

A

1 | Inleiding
Art. 1 Wet Vpb 1969 bepaalt dat onder de naam ‘vennootschapsbelasting’ een directe belasting wordt geheven van de lichamen die worden genoemd in art. 2 en art. 3 Wet Vpb 1969. Voor een groot deel is de ingewikkeldheid het gevolg van de invoering van het toenemend aantal antimisbruikbepalingen.

2 | De kern van de vennootschapsbelasting
Grofweg gezegd vallen twee typen bedrijven onder de vennootschapsbelasting, te weten;
1. Het midden- en kleinbedrijf mkb;
2. Het zogenoemde grootbedrijf, waaronder voornamelijk multinationale ondernemingen.

3 | Tarief
De afgelopen jaren zijn de tarieven van de vennootschapsbelasting gedaald, dit wordt ook wel de ‘ race to the bottom’ genoemd.
* De winst tot 200.000 wordt belast tot 19%
* De winst vanaf 200.000 wordt belast tegen 25,8%
Dit wil zeggen dat het wettelijke tarief weliswaar is verlaagd, maar dat de belastinggrondslag waarop dat tarief wordt losgelaten, is verhoogd. De effectieve belastingdruk is dan ook niet zoveel gedaald. De redenering van de wetgever is dat buitenlandse investeerders Nederland eerder zullen zien staan indien het optische tarief laag is.

4 | Subjectieve belastingplicht: binnenlands en buitenlands
Binnenlandse belastingplichtigen zijn bedrijven gevestigd in Nederland die belasting moeten betalen over hun wereldwijde winst. Buitenlandse belastingplichtigen daarentegen worden alleen belast voor hun inkomen in Nederland. Dit betekent dat alleen inkomsten die een directe relatie hebben met Nederland worden belast.

Volgens art. 3 lid 1 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden buitenlandse belastingplichtigen onder andere gevormd door:
* Verenigingen en andere rechtspersonen die niet in Nederland zijn gevestigd;
* Commanditaire vennootschappen en andere bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk verdeeld is in aandelen;
* Fondsvermogens die inkomen in Nederland genereren.
De vestigingsplaats van een lichaam opgericht naar buitenlands recht wordt beoordeeld volgens artikel 4 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. In principe wordt aangenomen dat de werkelijke leiding van een bedrijf berust bij het bestuur. Lichamen opgericht naar Nederlands recht worden automatisch beschouwd als binnenlands belastingplichtig.

5 | Onbeperkt belastingplichtigen

5.1 | NV’s en BV’s en andere onbeperkt belastingplichtigen
De volgende organisaties in Nederland worden beschouwd als volledig belastingplichtige entiteiten:
* Besloten Vennootschappen (BV’s);
* Naamloze Vennootschappen (NV’s);
* Andere bedrijven met aandelenkapitaal;
* Open commanditaire vennootschappen;
* Coöperaties en verenigingen met een coöperatieve basis;
* Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die als verzekeraar of kredietinstelling optreden;
* Fonds voor gemene rekening;
* Europese Vennootschappen (SE’s);
* Europese Coöperatieve Vennootschappen (SCE’s);
* Woningcorporaties; en
* Omgekeerd hybrides.
Deze organisaties zijn volledig belastingplichtig omdat ze, volgens art. 2 lid 6 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, worden geacht een onderneming te drijven met hun gehele vermogen. Deze ondernemingsfictie houdt in dat alle behaalde resultaten gezamenlijk belastbare winst uit onderneming vormen, ongeacht of de entiteit daadwerkelijk een materiële onderneming drijft.

5.2 | Personenvennootschappen: soms belast

De genoemde personenvennootschappen, zoals de maatschap, VOF en commanditaire vennootschap, worden normaal gesproken niet belast voor de vennootschapsbelasting omdat ze fiscaal transparant zijn. Dit betekent dat de belasting wordt betaald door de individuele deelnemers, zoals vennoten en maten.

Er zijn echter uitzonderingen, zoals:
1. Vennootschappen met een in aandelen verdeeld kapitaal;
2. Open commanditaire vennootschappen;
3. Open fondsen voor gemene rekening;
4. Omgekeerd hybride structuren.

5.2.1 | VOF op aandelen
Het moet gaan om een maatschap of VOF op aandelen die een materiële onderneming drijft en waarvan voor de vervreemding van een aandeel niet de toestemming van alle vennoten is vereist.

5.2.2 | Open CV
Een commanditaire vennootschap wordt ‘open’ genoemd als nieuwe vennoten kunnen toetreden of bestaande vennoten kunnen worden vervangen zonder dat alle huidige vennoten hiermee akkoord moeten gaan (artikel 2 lid 3 onderdeel c AWR).
1. Is een commanditaire vennootschap al ‘open’ als één of meer, maar niet alle vennoten toestemming moeten geven? Dit is visie 1.
2. Of moet geen enkele vennoot toestemming geven voordat een commanditaire vennootschap als ‘open’ wordt beschouwd? Dit is visie 2.
Visie 1 is correct volgens de wet. Het aandeel van de winst van een commanditaire vennoot of lichaam kan vrijgesteld zijn van belasting op basis van de deelnemingsvrijstelling (art. 13 lid 1 onderdeel d Wet Vpb 1969). Het is belangrijk op te merken dat een besloten commanditaire vennootschap helemaal geen vennootschapsbelasting hoeft te betalen; ze wordt volledig fiscaal transparant behandeld.

5.2.3 | Open fonds voor gemene rekening
Volgens de Wet Vpb 1969 wordt een open fonds voor gemene rekening belast voor de vennootschapsbelasting. De opbrengsten en winsten die voortkomen uit de beleggingen van dit fonds worden beschouwd als bedrijfswinsten, zoals bepaald in art 2, lid 4 Vpb. Dit artikel definieert een fonds voor gemene rekening als een entiteit die gelden belegt of anderszins gebruikt om voordelen te verkrijgen voor de deelgerechtigden. Het fonds wordt als ‘open’ beschouwd als niet alle deelgerechtigden toestemming hoeven te geven voor de vervreemding van de bezittingen, met uitzonderingen die gelden in familieverband en wanneer de bezittingen aan het fonds zelf worden verkocht.

5.2.4 | Omgekeerde hybride
Een omgekeerd hybride is een samenwerking, zoals een CV, die in Nederland wordt gezien als transparant voor fiscale doeleinden, maar door een ander land als niet-transparant wordt beschouwd. Volgens art. 2 lid 3 van de Wet Vpb 1969 is deze omgekeerde hybride onderworpen aan vennootschapsbelasting, maar de belasting die verschuldigd is, is beperkt volgens art. 9 lid 1 onderdeel f Wet Vpb 1969.

Om van toepassing te zijn, moet een buitenlandse deelnemer minstens 50% van het belang in de samenwerking hebben. Dit geldt echter niet voor instellingen voor collectieve beleggingen in effecten of alternatieve beleggingsinstellingen.

5.3 | Een geflexibiliseerde BV is onderworpen aan de vennootschapsbelasting
Het is belangrijk om te weten dat een BV volgens de nieuwe BV-wet nog steeds automatisch belasting moet betalen voor de vennootschapsbelasting. De redenering hierachter is dat de beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders wordt benadrukt door de wetgever.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

6 beperkt belastingplichtige stichtingen en verenigingen

6.1 inleiding
stichtingen en verenigingen moeten vennootschapsbelasting betalen als ze een echte bedrijfsactiviteit hebben, zoals belastingwet, art. 2 lid 1 sub e wet VPB. anders dan bij bedrijven zoals BV’s en NV’s, wordt niet automatisch al het geld van een stichting of vereniging gezien als bedrijfsvermogen.

als een stichting of vereniging activiteiten uitvoert die lijken op wat bedrijven doen en die concurreren met commerciële bedrijven, dan worden deze activiteiten volgens de belastingwet als een bedrijf beschouwd.

6.2 ondernemingsvereisten
6.2.1 deelname aan het economisch verkeer
een stichting is niet belastingplichtig, voor zover zij opereert binnen een besloten kring

6.2.2 duurzame organisatie van kapitaal en arbeid
normaal actief vermogensbeheeractiviteiten worden niet belast met vennootschapsbelasting. het simpelweg doorgeven van geld door een stichting of vereniging wordt niet beschouwd als het organiseren van kapitaal en arbeid.

6.2.3 winstoogmerk
voor vaststelling van winstoogmerk een in de statuten van stichting of vereniging opgenomen statutair verbod op het maken van winst niet van belang is: het gaat om feiten.

6.2.4 Winstbestemming voor het goede doel
als de winst van een stichting of vereniging wordt gebruikt voor andere doeleinden dan het zakelijke gedeelte van de organisatie, wordt dit gezien als een niet-aftrekbare onttrekking. uitgaven die ten goede komen aan de privésfeer van de stichting vormen geen deel van de winstberekening, maar zijn slechts een manier om de winst te bestemmen.

voor stichtingen en verenigingen die als culturule instellingen worden beschouwd volgens art. 5b lid 4 AWR dit fiscale probleem opgelost. onder art. 2 lid 10 VPB kunnen culturele instellingen namelijk volledig belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Deze optie geldt voor een initiële periode van 10 jaar ,met mogelijkheid tot verlenging voor nog eens 10 jaar.

Voor stichtingen en verenigingen die als Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) worden aangemerkt volgens art. 5b van de AWR, voorziet art. 9a van de Wet Vpb 1969 in een speciale aftrekpost die onder bepaalde voorwaarden de belastingplicht tot nul reduceert.

6.2.5 | Reservevorming voor de toekomstige ondernemingsuitgaven
Het verdienen van extra geld voor toekomstige uitgaven voor de zakelijke kant van de stichting of vereniging betekent ook niet dat er geen winstdoel is.

6.3 concurrentiecriterium
een stichting of vereniging moet belasting betalen als ze activiteiten uitvoeren die lijken op die van een bedrijf en daarmee concurreren met winstgerichte bedrijven. dit staat in art. 4 sub a VPPB. het is een vastgesteld principe dat er sprake is van concurrentie als deze activiteiten normale bedrijven schade toebrengen of kunnen toebrengen door inkomsten weg te nemen.

A

6 beperkt belastingplichtige stichtingen en verenigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

7 overheidsbedrijven

7.1 publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke
volgens de wet VPB moeten publieke instellingen, zoals gemeenten, provincies en waterschappen belasting betalel als ze een bedrijf runnen. Dit wordt het concurrentiecriterium genoemd. voor de overheid zelf, oftewel de ‘staat’, geldt een aparte regeling volgens art. 2 lid 2 wet VPB. Hierbij worden niet de overheid zelf, maar alleen haar bedrijven belast.

Privaatrechtelijke overheidslichamen worden behandeld als gewone bedrijven voor belastingdoeleinden. Dit betekent dat ze dezelfde regels volgen als andere privaatrechtelijke bedrijven. Een privaatrechtelijke overheidslichaam is een organisatie waarvan alleen publieke instellingen (direct of indirect) eigenaar zijn volgens art. 8e lid 5 sub b VPB.

7.2 Vrijstellingen
7.2.1 vrijstellingen voor (quasi-inbesteding)
volgens art. 8e lid 1 sub e wet VPB hoeft een overheidsinstantie geen belasting te betalen over winsten die ze behaalt uit activiteiten die ze voor zichzelf verricht (inbesteding). soms neemt zo instantie echter diensten af van haar eigen bedrijven. Dit staat bekend als quasi-inbesteding, waarbij de instantie de activiteiten nog steeds zelf uitvoert, maar via haar bedrijven in plaats van deze uit te besteden aan de markt.

7.2.2 vrijstelling voor activiteiten die de uitoefening van overheidstaken of publiekrechtelijke bevoegdheden betreffen
deze vrijstelling zorgt ervoor dat bij het berekenen van de winst de voordelen uit activiteiten verband houden met overheids- of publiekrechtelijke taken niet worden meegerekend. Dit geldt voor zowel publiekrechtelijke rechtspersonen art. 8e lid 1 sub b VPB. als privaatrechtelijke overheidslichamen art. 8f lid 1 sub b VPB.

De vrijstelling geldt echter niet wanneer de overheid of het publiekrechtelijke lichaam in concurrentie treedt met ondernemingen van natuurlijke personen of lichamen zoals gedefinieerd in art. 2 lid 1 onderdelen a, b, c en d van de Wet Vpb 1969.

Om de vrijstelling te kunnen claimen, moet de overheidstaak of publiekrechtelijke bevoegdheid direct worden uitgevoerd door degene die de vrijstelling aanvraagt. Dit betekent dat de vrijstelling niet van toepassing is wanneer een publiekrechtelijke rechtspersoon een taak uitvoert voor een andere publiekrechtelijke rechtspersoon via een dienstverleningsovereenkomst, zoals bepaald in de uitbestedingsvrijstelling (art. 8e lid 1 onderdeel a sub 3 Wet Vpb 1969).

7.2.3 vrijstelling voor samenwerkingsverbanden
de overheid wil niet dat samenwerking tussen verschillende overheidsinstanties leidt tot belastingheffing over de voordelen die ze gezamenlijk behalen. Daarom is er een regeling die samenwerkingsverbanden van overheidsinstanties vrijstelt van vennootschapsbelasting.

om van deze vrijstelling gebruik te kunnen maken, moeten aan drie voorwaarden worden voldaan:
1 de activiteiten worden uitgeveoerd ten behoeve van de deelnemende overheidsinstanties.
2 als deze activiteiten direct door de betrokken overheidsinstanties zouden worden uitgevoerd, zouden ze niet belastbaar zijn of zouden de voordelen ervan vrijgesteld zijn van belasting.

3 de deelnemende overheidsinstanties dragen naar rato bij aan de kosten van het samenwerkingsverband

7.2.4 specifieke vrijstellingen
ten slotte is van belang dat er specifieke subjectvrijstellingen gelden voor;
- academische ziekenhuizen in art. 6b lid 1 VPB
- universiteiten in art. 6b lid 2 VPB.

A

7 Overheidsbedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

8.1 | Subjectieve vrijstellingen van art. 5 en 6 Wet Vpb 1969

art. 5 VPB bevat een lijst van lichamen die vrijgesteld zijn van belasting. Het uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting specificeert hoe deze vrijstellingen worden toegepst.

in art. 6 VPB is er een algemene vrijstelling voor NL stichtingen, verenigingen en kerngenootschappen, evenals hun buitenlandse equivalenten. ze zijn vrijgesteld van belasting als hun winst onder een bepaald bedrag blijft ,genaamd het ‘winstplafond’. de plafond is bereikt wanneer de winst van het huidige jaar niet meer is dan 15.000, of wanneer de gecombineerde winst van het huidige jaar en de voorgaande vier jaren niet meer bedraagt dan 75.000. Als er in een jaar verlies wordt geleden, wordt de winst voor dat jaar op nul gezet.

volgens art. 6 lid 3 VPB kan een lichaam ervoor kiezen om af te zien van deze vrijstelling. Hiervoor moet een verzoek worden ingediend bij de belastinginspecteur. Deze keuze kan voordelig zijn om een eindafrekening over stille reserves en goodwill te vermijden. Het afzien van de vrijstelling is geldig voor minimaal vijf jaar. een andere reden om af te zien van de vrijstelling is om verliezen te kunnen verrekenen met de toekomstige hogere winsten.

8.2 subjectieve vrijstelling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen van art. 6a Wet VPB.

art. 6a Wet VPB introduceert een bijzondere regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen VBI’s. Het hoofddoel van deze regeling is om collectief beleggen mogelijk te maken zonder extra belastingheffing op het niveau van de beleggingsinstelling zelf, zodat de belastingdruk voor beleggers gelijk blijft aan die van rechtstreeks investeringen in de belegde activa.

de VBI geniet niet alleen vrijstelling van vennootschapsbelasting, maar heeft ook een vrijstelling van dividendbelasting, volgens de art.. 1 lid 4 en 5 wet Op dividendbelasting.

het is belangrijk om de VBI van art. 6a te onderscheiden van de fiscale beleggingsinstelling zoals beschreven in art. 28 van dezelfde wet. de fiscale beleggingsinstelling wordt namelijk belast tegen een tarief van 0% maar is niet volledig vrijgesteld.

de wet staat geen directe beleggingen in NL onroerende zaken toe, zelfs niet als deze worden gestructureerd als financiële instrumenten. Echter, een VBI kan wel investeren in buitenlandse onroerende zaken, mits deze zijn gestructureerd als financiële instrumenten. Het regime voor de VBI wordt alleen toegepast op verzoek, zoals vastgelegd in art. 6a lid 1 en lid 6 van VPB.

A

8.1 | Subjectieve vrijstellingen van art. 5 en 6 Wet Vpb 1969

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

9 objectieve belastingplicht

9.1 ingevolge art. 7 wet VPB wordt ten aanzien van binnenlands belastingplichtigen de belasting geheven naar het belastbare bedrag art. 7 lid 1 VPB. Het belastbare bedrag is de in een jaar genoten belastbare winst verminderd met de verrekenbare verliezen art. 7 lid 2 VPB.

Winst:
af: aftrekbare giften
= belastbare winst

af: verrekenbare verliezen
= belastbaar bedrag

9.2 winstbegrip
De Wet Vpb 1969 maakt geen aparte definitie van winst, maar volgt de richtlijnen voor winstberekening zoals vastgelegd in de Wet IB 2001.

volgens art. 8 lid 2 VPB geldt het eerste lid niet in de volgende gevallen:
- als de VPB of de wet IB anders voorschrijven;
- als art. 3.53 van wet IB betrekking heeft op de vorming van een oudedagsreserve;
- als het wezenlijke verschil tussen een bedrijf en een individu tot een ander resultaat leidt.

winst wordt hier gedefinieerd als het totale voordeel uit bedrijfsactiviteiten, ongeacht de vorm of benaming ervan.

9.3 kapitaalstortingen
een kapitaalstorting (hoewel het vermogen van een bedrijf vergroot), heeft geen invloed op de winst die belastbaar is voor vennootschapsbelasting, omdat het niet voorkomt uit de normale bedrijfsactiviteiten.

  • formele kapitaal bestaat uit het daadwerkelijk gestorte geld op aandelen, inclusief eventuele extra bijdragen (agio)
  • het concept van informeel kapitaal heeft alleen betrekking op fiscaal recht en heeft niet s te maken met civielr echtelijke zaken. het verwijst naar alles wat een aandeelhouder bewust aan het bedrijf geeft om te bevoordelen.

belangrijk in deze definitie is dat de aandeelhouder handelt als aandeelhouder en dat zowel de aandeelhouder als het bedrijf zich bewust zijn van de voordelen die zijn toegekend.

9.3.1 informeel kapitaal in de vermogenssfeer.
volgens de HR kan het voorkomen dat, voor belastingdoeleinden, wordt aangenomen dat er kapitaal in een bedrijf is geïnvesteerd, ook als er geen geld op de aandelen is gestort. dit geldt ook wanneer een moederbedrijf haar dochterbedrijf een financieel voordeel geeft dat niet aan een willekeurige derde zou worden gegeven, puur vanwege de aandeelhoudersrelatie tussen hen.

9.3.2 informeel kapitaal in de kostensfeer
bij een informele kapitaalstorting binnen de bedrijfskosten , ontvangt de aandeelhouder van de deelneming een voordeel door het niet of tegen een te lage vergoeding aanbieden van bepaalde diensten.

In het Zweedse-grootmoederarrest oordeelde de HR dat het voordeel van het niet betalen van rente door de dochtermaatschappij niet als winst voor de belanghebbende hoefde te worden beschouwd. Volgens art. 8 VPB in combinatie met art. 3.8 wet IB, worden alleen voordelen die direct voortvloeien uit de bedrijfsvoering tot de winst gerekend.

9.3.3 informeel kapitaal in internationaal verband
bij informele kapitaalstortingen mag alleen een verlaging plaatsvinden als het andere land een overeenkomstige correctie toepast. Art. 8ba, 8bc, 8bd en art. 35 en geldt voor gelieerde bedrijven. Deze regeling is ook niet van toepassing op de boekwaarde van activa, inclusief afschrijvingskosten.

9.4 onttrekkingen
volgens art. 8 wet VPB in combinatie met art. 3.8 Wet IB kunnen bedrijfskosten
worden afgetrokken van de belastbare winst. Bedrijfskosten zijn uitgaven die worden gedaan voor zakelijke doeleinden. Kosten die niet gerelateerd zijn aan de bedrijfsactiviteiten, zoals persoonlijke uitgaven van aandeelhouders, zijn niet aftrekbaar.

als een uitgave wordt gedaan voor persoonlijke behoeften van een aandeelhouder, wordt deze automatisch beschouwd als een niet-aftrekbare onzakelijke uitgaven volgens art. 8 wet VPB in combi met art. 3.8 wet IB. als de uitgaven niet voor persoonlijke behoeften van de aandeelhouder, zijn worden ze normaal gesproken beschouwd als aftrekbare kosten. dit principe vaak: de fiscus mag niet op de stoel van de ondernemer zitten.

er is echter een uitzondering: als de kosten niet in verhouding staan tot het nut ervan voor de onderneming, kunnen ze niet worden afgetrokken. Cessna-arrest.

9.5 niet van de winst aftrekbare bedragen art. 10 VPB
art. 10 VPB geeft een lijst van kosten die niet aftrekbaar zijn voor belastingdoeleinden. In klassieke stelsel wordt vpb geheven over de winst van een bedrijf, en bij uitkering van dividend wordt ook inkomstenbelasting geheven bij de aandeelhouder. dit leidt tot dubbele belasting van dezelfde winst omdat de eerder betaalde vpb niet wordt verrekend bij de inkomstenbelastng van de aandeelhouder.

formeel dividend wordt uitgekeerd nadat het bestuursorgaan van de vennootschap een besluit tot winstuitkering heeft genomen.

informeel dividend wordt verborgen in andere transacties, zoals rentebetalingen en komt vooral voor wanneer de aandeelhouder een dubbele rol speelt binnen de vennootschap.

de rechterlijke uitspraken over verborgen
winstuitdelingen stellen de volgende voorwaarden:
- er moet een overdracht van vermogen plaatsvinden van de vennootschap naar de aandeelhouder.
- deze overdracht moet bedoeld zijn om de aandeelhouder te bevoordelen;
- de aandeelhouder moet zich bewust zijn van deze bevoordeling;
- de vennootschap moet voldoende winstreserves hebben of binnenkort winst verwachten.

A

9 objectieve belastingplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

16 Fiscale beleggingsinstelling

16.1 inleiding
art. 28 lid 1 VPB geeft aan dat er door middel van een AMvB specifieke regels kunnen worden vastgesteld voor de belastingheffing van fiscale beleggingsinstellingen (FBI’s) Deze specifieke regels zijn te vinden in het Besluit Beleggingsinstellingen (BBI)

Voor een individuele belegger maakt het geen verschil of zij rechtstreeks beleggen of via een beleggingsinstelling. een beleggingsvennootschap is een normaal belast lichaam dat zich bezighoudt met het beleggen van vermogen. de winst die wordt behaald op dit vermogen wordt belast met 25,8% vennootschapsbelasting. aan de andere kant geldt voor een fiscale beleggingsinstelling een speciaal fiscaal regime. belangrijke kenmerken hiervan zijn:

  • de winst van een fiscale beleggingsinstelling wordt belast tegen een vennootschapsbelastingtarief van 0%. een voorwaarde hiervoor is dat de winst binnen 8 maanden na het einde van het boekjaar wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders.
  • een fiscale beleggingsinstelling mag een afrondingsreserve vormen en de mutaties in de herbeleggingsreserve worden niet meegerekend bij de fiscale winst.

naast het regime voor fiscale beleggingsinstellingen bestaat er ook een regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen (VBI). In tegenstelling tot de fiscale beleggingsinstelling, is de VBI subjectief vrijgesteld.

16.2 wettelijke vereisten
16.2.1 rechtsvorm en vestigingsplaats
art. 28 lid 2 VPB bepaalt dat NV’s en BV’s met beperkte aansprakelijkheid en fondsen voor gemene rekening, als beleggingsinstelling kunnen worden aangemerkt.

16.2.2 aandeelhoudersvereisten
art. 28 lid 2 sub c, d, e, en f VPB stellen eisen ten aanzien van aandeelhouders van de FBI.
de vraag is of sprake is van verbonden lichamen, dient te worden beoordeeld aan de hand van de criteria genoemd in art. 10a lid 4 VPB. met betrekking tot overige FBI’s geldt de eis dat 75% of meer van de aandelen dient te worden gehouden door:
- natuurlijke personen,
- lichamen die niet zijn onderworpen aan een in enige vorm naar de winst geheven belasting of daarvan zijn vrijgesteld;
- beursgenoteerde FBI’s direct dan wel indirect;

  • het belang bij een FBI berust niet door tussenkomst van een niet in NL gevestigd fonds voor gemene rekenign of een niet in NL gevestigde aandelenvennootschap voor 25% of meer bij een in NL gevestigd lichaam.

art. 28 lid 2 sub e VPB bepaalt verder dan het belang bij een FBI niet door tussenkomst van niet in Nederland gevestigde fondsen voor gemene rekening en aandelenvennootschappen voor 25% of meer mag berusten bij in Nederland gevestigde lichamen

16.2.3 | Statutaire doelomschrijving en feitelijke werkzaamheden
De FBI mag volgens de Wet Vpb 1969 alleen vermogen beleggen, zoals vastgesteld in art. 28, lid 2. Als de statutaire doelomschrijving breder is dan alleen beleggen, verliest de FBI zijn speciale status. De activiteiten van de FBI moeten ook beperkt blijven tot het beleggen van vermogen, zoals voorgeschreven in art. 28, lid 2 van de Wet Vpb 1969. Volgens de jurisprudentie wordt vermogen beschouwd als belegd wanneer het enkel gericht is op waardestijging en rendement zoals verwacht bij normaal vermogensbeheer. Art. 28, lid 3 van de Wet Vpb 1969 breidt het begrip beleggen uit in vijf onderdelen.

16.2.4 | Financieringsgrenzen
De financieringsmethode die een bedrijf kiest voor zijn activa kan een aanwijzing zijn of het nog steeds bezig is met het investeren van vermogen. Volgens art. 28 lid 2 onderdeel a van de Wet Vpb 1969 zijn er daarom vaste limieten gesteld aan de mate waarin activa met vreemd vermogen gefinancierd kunnen worden. Deze limieten zijn als volgt:
* Schulden voor direct vastgoed mogen tot maximaal 60% van de fiscale boekwaarde van dat vastgoed worden gebruikt.

  • Andere schulden mogen tot maximaal 20% van de fiscale boekwaarde van andere investeringen worden gebruikt.
    Indirect vastgoed mag ook tot maximaal 60% van de fiscale boekwaarde gefinancierd worden. Daarnaast is er een beperkte eliminatie van groepsvorderingen en externe schulden toegestaan volgens art. 28 lid 4 van de Wet Vpb 1969.

Indirect vastgoed mag ook tot maximaal 60% van de fiscale boekwaarde gefinancierd worden. Daarnaast is er een beperkte eliminatie van groepsvorderingen en externe schulden toegestaan volgens art. 28 lid 4 van de Wet Vpb 1969.

16.2.5 | Uitdelingsverplichting
Ingevolge art. 28 lid 2 onderdeel b Wet Vpb 1969 jo. art. 2 BBI is een FBI verplicht de voor uitdeling beschikbare winst binnen acht maanden na afloop van het boekjaar uit te keren aan haar aandeelhouders. Ingevolge art. 2 lid 4 BBI mag een uitdelingstekort worden verrekend met de voor uitdeling beschikbare winst van de volgende acht jaren.

16.3 | Aanvang status
Het FBI-regime is optioneel, wat betekent dat een bedrijf zelf kan kiezen of het als een FBI wordt beschouwd of niet. Volgens art. 10 Lid 2 BBI moet er aan het einde van het jaar voorafgaand aan het verkrijgen van de FBI-status een verplichte herwaardering van alle bezittingen plaatsvinden. Dit betekent dat alle bezittingen opnieuw worden gewaardeerd op hun huidige marktwaarde. De reserves zoals vermeld in art. 3.53 Lid 1 van de Wet IB 2001, zoals de kostenegalisatiereserve en herinvesteringsreserve, worden in de winst opgenomen. Bij deze eindafrekening wordt het normale vennootschapsbelastingtarief toegepast.

16.4 | Winstberekening

16.4.1 | Algemeen
Bij de winstberekening van een FBI gelden echter enkele bijzonderheden:
* Een FBI mag een herbeleggingsreserve en een afrondingsreserve vormen;
* Een FBI kan geen aanspraak maken op toepassing van de deelnemingsvrijstelling en de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinst;
* Een FBI kan aanspraak maken op een bijzondere tegemoetkoming voor buitenlandse bronheffingen;
* Ingevolge art. 8 lid 9 Wet Vpb 1969 kan een FBI geen aanspraak maken op de investeringsaftrek.
16.4.2 | Herbeleggingsreserve
Volgens art. 4 lid 2 BBI wordt in de herbeleggingsreserve opgenomen het in jaar berekende saldo van:
* Koerswinsten en koersverliezen op effecten; en
* Winsten en verliezen ter zake van de vervreemding van de overige beleggingen
16.4.3 | Afrondingsreserve
De afrondingsreserve is een reserve die de FBI in staat moet stellen om de uit te delen winst af te ronden. De reserve mag niet meer bedragen dan 1% van het bij het einde van het jaar op de aandelen gestorte kapitaal.

16.4.4 | Uitsluiting deelnemingsvrijstelling
Art. 13 lid 8 Wet Vpb 1969 bepaalt dat de deelnemingsvrijstelling geen toepassing heeft ten aanzien van een belastingplichtige die als een FBI is aangemerkt. De hier bedoelde uitsluiting betreft de FBI als moedermaatschappij. Doordat de deelnemingsvrijstelling wordt uitgesloten, behoren voordelen uit hoofde van deelnemingen tot de belastbare winst van de FBI en daarmee tot de uitdelingsverplichting.

Om vergelijkbare redenen bepaalt art. 15e lid 8 Wet Vpb 1969 dat de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinst geen toepassing vindt ten aanzien van een belastingplichtige die als een FBI is aangemerkt. De vraag of de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op een deelneming in een FBI, het betreft dus een FBI als dochtermaatschappij, moet aan de hand van de hoofdregels worden bepaald.

16.4.5 | Tegemoetkoming voor buitenlandse bronbelasting
Wanneer een inwoner in Nederland inkomsten uit buitenlandse beleggingen heeft waarop een buitenlandse bronbelasting is ingehouden, kan deze inwoner in beginsel aanspraak maken op een tegemoetkoming ter voorkoming van dubbele belasting. Art. 11a Wet DB 1965 bevat echter een bijzondere regeling. In essentie kan de buitenlandse bronbelasting, gedeeltelijk, worden afgetrokken van het bedrag aan dividendbelasting dat de FBI moet afdragen in verband met haar eigen winstuitkeringen.

16.5 | Het einde van de status
Art. 10 lid 4 van de Wet BBI bepaalt dat wanneer een beleggingsinstelling haar FBI-status verliest aan het einde van het jaar, alle investeringen verplicht opnieuw moeten worden gewaardeerd op hun marktwaarde. Dit betekent dat de beleggingen van de instelling moeten worden bijgeschreven voor de actuele waarde in de economie.

Er zijn verschillende redenen waarom een instelling haar FBI-status kan verliezen:
* De instelling voldoet niet langer aan de vereisten voor aandeelhouderschap.
* De instelling overschrijdt de financieringslimieten niet meer.
* De activiteiten van de instelling zijn niet meer beperkt tot investeren, maar omvatten nu ook bedrijfsactiviteiten.
* De instelling heeft nagelaten haar winsten binnen acht maanden na afloop van het boekjaar uit te keren, wat de uitkeringsverplichting wordt genoemd.

A

16 Fiscale beleggingsinstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hc
Reguliere voordelen

Art. 4.12, onderdeel a Wet IB 2001: hoofdregel
- ‘voordelen die worden getrokken uit aandelen’;
- HR ‘vermogensverschuiving van de vennootschap naar de aandeelhouder die wordt gedekt door in het lichaam aanwezige reserves’
- O.a. dividend
je hebt aanmerkelijk belang en daaruit komen voordelen uit.
formeel dividend stempel der op dit is dividend. Maar ook alle mogelijke
winstuitkeringen. Niet alleen om formeel dividend maar ook verkapt/informeel dividend, waar ander stempel op zit of ander, maar wel sprake is van vermogensverschuiving. Moet voldaan zijn aan vermogensverschuiving.

Art. 4.13 e.v. Wet IB 2001: wettelijke uitbreidingen
niet naar art. 4.13 er staat geen dividend dus geen reguliere voordeel. Is juist hoofdregel. Op grond van hoofdregel geen reguliere voordeel zien of twijfel maar hoe dan ook veilig stellen heffingsmoment heb om belasting te hebben dan vorm in wettelijke ficties.
- o.a.:
- Fictief rendement op aandelenbelang
- Terugbetaling van gestort kapitaal
verkopen van aandelen en bepaald resultaat behalen.
HC > fictief rendement op aandelenbelang. Vennootschapen die zich bezig houden.
wg > terugbetaling van gestort kapitaal.
-

Art. 4.13 > reguliere voordelen.
DGA belastingplichtige met aanmerkelijk belang, belang houdt in entiteit die gebruikt wordt door particuliere beleggers. Wet op VPB wanneer sprake is van beleggingsinstelling is vrijgesteld van VPB. Wetgever zegt die kennis ontstaat situatie vennootschap wordt belegd en kan niet zijn dat geen belasting wordt geheven en moment dat dividenden worden uitgekeerd is er geen probleem. Op moment geen dividend worden uitgekeerd dan situatie worden belegd rendeent behaald en vennootschap zelf geen belasting betalen. Dan geen belasting betaald, in zo geval wetgever fictie dat aandeelhouder toch bepaald voordeel ontvangt. Wat is omvang van voordeel > percentage ongv 6% van waarde van beleggingen begin van kalenderjaar.
Anti misbruik situatie > dat er geen belasting wordt geheven > op moment dat dividend wordt uitgekeerd wordt rekening mee gehouden.

Art. 4.13 4.14 is forfaitair rendement en minus ontvangen dividend (daadwerkelijke behaalde dividend wordt al belast en forfait komt er alleen bij).

Ook bij internationale situaties > als je DGA 5% van aandelen belang houdt in buitenlands
entiteit en buitenlandse entiteiten houdt zich bezig met beleggingen en niet onderworpen
aan NL maatstaven reële heffing > is risico van ontgaan van belasting. > belastingplichtige
kan zeggen breng onder in vennootschap in buitenland met laag belastingtarief. Ook in die
situatie voorkomen dat situatie weinig of geen belasting wordt geheven > ieder jaar op
waarde van beleggingen begin van jaar forfaitaire waarde bepalen. Daarover belasting
betalen. Onbelastbaar potje in buitenland kan realiseren.

Uitbreiding van 4.13 > buitenlandse lichamen gaat het om art. 4.13 lid 1 sub a verwijzing.
Niet direct terug dat ook extra voorwaarden is namelijk buitenlandse belastingentiteit
voldoende belast is doen we niet art. 4.14 lid 8 forfaitaire voordeel nemen we niet in
aanmerking ten aanzien van vennootschappen onderworpen aan belasting die resulteert
naar NL begrippen reële heffing. Wetgever en HR zegt daarmee bedoelen we effectief
winstbelasting tarief van ten minste 10%. Dus effectieve winstbelasting tarief van ten minste
10% > zit je eronder dan wel laag belast. Daarin ligt besloten dat je ook rekening moet
houden met bijzonderheden van buitenlandse systeem. Als buitenland afwijkende regels
kent dan moet je rekening ermee houden. Je moet NL regels om dat gaat vennootschap VPB
moet je toepassen op situatie van vennootschap om te bepalen hoeveel NL zou heffen en dat
vergelijken met daadwerkelijke betaalde belasting in buitenland. Kom je aan effectieve
belastingdruk van 10% of niet.

Voorkomen dat belastingplichtige geen belasting hoeft te betalen.

-

Vervreemdingsvoordelen

art. 4.12, onderdeel b, Wet IB 2001: hoofdregel:
- ‘voordelen behaald bij vervreemding’
- vervreemding: HR ‘elke rechtshandeling waardoor de eigenaar van aandelen in een vennootschap, die aandelen uit zijn eigen vermogen in dat van een ander doet overgaan’ bijv. via verkoop, kan ook ruil.

Uitbreiding: art. 4.16 Wet IB 2001 (fictieve vervreemdingen); niet om hoofdregel maar wetsficties > ter uitbreiding wat er valt onder vervreemdingsvoordelen.
- Niet langer aanwezig zijn van een a.b.;
- Emigratie van a.b.-houder;
verhuizing van belastingplichtige.
- Verlenen van een koopoptie;
- Overgang krachtens huwelijksvermogensrecht;
fictie nodig omdat overgang fiscaal niks is. Civielrechtelijke overgang is relevant, maar fiscaal zien we het niet als overdracht en ook niet als vervreemding. Wetgever doet dat
zodat we in zulke situaties kunnen zeggen is vervreemding. Dus gene die vervreemd te belaste inkomen zien.
- Overgang krachtens erfrecht.
fictie nodig omdat overgang fiscaal niks is. Civielrechtelijke overgang is relevant, maar fiscaal zien we het niet als overdracht en ook niet als vervreemding. Wetgever doet dat
zodat we in zulke situaties kunnen zeggen is vervreemding. Dus gene die vervreemd te belaste inkomen zien.

Vervreemding dan kijken wat voor voordelen zijn behaald

Fictieve vervreemdingen en doorschuiffaciliteiten

Bij wetsfictie een ‘vervreemding’
- Vervreemdingsvoordeel bepalen
- Overdrachtsprijs (art. 4.20 Wet IB 2001) minus verkrijgingsprijs (art. 4.21 Wet IB 2001)
- Indien tegenprestatie ontbreekt
- Uitgaan WEV, art. 4.22 Wet IB 2001
Bij fictieve vervreemdingen geen tegenprestatie in contanten
- Mogelijk liquiditeitsproblemen

Werking doorschuiffaciliteiten:
- Belastingheffing naar later tijdstip;
- Aanvullende voorwaarden ter behoud claim.

Vervreemdingsvoordeel bepaal je op gelijke wijze als echte vervreemding als fictieve vervreemdingen.
Wat is overdrachtsprijs – verkrijgingsprijs van aandelen = resteert is voordeel(vervreemdingsvoordeel)

Op moment dat een van beide of 1 ontbreekt > bij fictieve vervreemding we gaan ervan uit dat je hebt
verkocht/vervreemd maar is niet echt zo. Overgangsprijs zal in regel ontbreken. Wet zegt als een van
twee ontbreekt gaan we uit van waarde economisch verkeer. Wet zegt altijd sluiten we daar waarde
economisch verkeer aan.
Wat zouden onafhankelijke derden hebben afgesproken in vrije markt op hoogte van relevante
punten tot wat voor prijs zouden ze komen> dat is waarde economische verkeer van aandelen.
Kunnen we niet heel goed bepalen. Weinig situaties waar we op cent goed kunnen zeggen. Kijken naar zakelijke prijs van iets.

Fictieve vervreemding > dat je vervreemd hebt zonder geld te hebben gegeven
Vervreemdingsvoordeel. Inkomen uit a.b. zien en belasting betaald moet worden. leidt tot
betalingsproblemen bij belastingplichtige, op voordelen die je daadwerkelijk niet hebt behaald.

Wetgever zegt bij fictieve vervreemding doorschuiffaciliteit > zorgt dat je effectief belasting die moet
betalen vanwege fictieve vervreemding wordt doorgeschoven naar later moment. Blijft het zelfde
maar verschuift in tijd. Tot moment dat daadwerkelijke voordeel wordt gerealiseerd. Dus ook
inkomen vrij komt.

-

Belang daalt tot onder 5%-grens

  • Fictieve vervreemding
  • Voorbeeld. Een DGA bezit 100 van de 2.000 aandelen met elk een nominale waarde van €100. Het aandelenbelang bedraagt 5%. De verkrijgingsprijs is €150. De WEV is €350.
    - Gevolgen verkoop 1 aandeel?

Belastingplichtige 2000 aandelen > nominale aandelen is 100. Verkrijgingsprijs is 150 aandelen zijn verkregen voor 150 per stuk. Waarde economsiche verkeer is 350. Dus 100 aandelen en 1 aandele verkopen. Ten aanzien van 1 aandeel. Verkoop is vervreemding > vervreemdingsresultaat. Wat is voordeel> overdrachtsprijs ontbreekt. Maar wel wat WEV 350 overdrachtsprijs – 150 = 200 voordeel.
Maar verkoop van 1 aandeel heeft meer tot gevolg. Voor verkoop precies 5% en wanneer je dan 1 aandeel verkoopt dan onder 5% grens zakt en geen a.b. meer 4.99%.

Belang daalt tot onder 5%-grens

1) Aanmerkelijk belang?

2) Inkomen uit aanmerkelijk belang?
- A. Echte vervreemding 1 aandeel;
- Vervreemdingsvoordeel: 1x (€350 - €150) = €200.
- Belang daalt onder 5% (4,95%);
- B. Fictieve vervreemding 99 aandelen
- Vervreemdingsvoordeel: 99x (€350 - €150) = €19.800.

Overige 99 aandelen fictieve vervreemding. 99 aandelen op basis van wetsfictie worden geacht te zijn vervreemd. Overdrachtsprijs ontbreekt. Maar 99 x (350-150) = 19.800.
Dat kan tot betalingsproblemen leiden. Voor deze situatie is voorzien in aantal specifieke faciliteiten vastgelegd. Wet biedt belastingplichtige om te kiezen dat geen sprake is van fictieve vervreemding op verzoek van belastingplichtige op grond van art. 4.40 voor 99 aandelen. Belastingplichtige bepaalt zelf of ze dat hebben of niet. Mogelijke reden om niet te kiezen. Wanneer niet verzoeken > dat je nog verreken baar verliezen hebt. Box 2 wel verliezen en als je verrekenbare verliezen hebt dat je voordeel in aanmerking zou brengen dan voordeel wel in handen zonder dat belasting wordt betaald > om wetsfictie niet ongedaan te maken.
Andere gevallen om fictie wel ongedaan te maken dan wel betalen over waardetoename.

Belang daalt tot onder 5%-grens

Toepassen faciliteit:
- Op verzoek geen fictieve vervreemding, art. 4.40 Wet IB 2001;
- Ontstaan fictief aanmerkelijk belang, art. 4.11 Wet IB 2001;

A.b.-regime is ook van toepassing op fictief a.b. maar:
- Fictief a.b. kan niet meetrekken;
- TBS-regeling niet van toepassing op fictief a.b.

Geen afrekening plaats en als aandelen van box 2 naar box 3 gaan dan waardestijgingen die wel nog aandelen waren die willen we niet opgeven. Die aandelen blijven wel in box 2. Later moment daadwerkelijke verkopen dan voordeel zien in box 2 en dat moment inkomen uit a.b. zien.
Fictief aanmerkelijk belang gelden normale regels.
Wanneer je normaal fictief a.b. hebt kan je niet meetrekken en TBS-regeling ziet niet hierop.

Emigratie a.b.-houder
- Fictieve vervreemding bij emigratie van a.b.-houder
- DGA verhuist van Nederland naar buitenland
- ‘eindafrekening’

Art. 4.16 Wet IB> op moment direct voorafgaande zien we fictieve vervreemding. Dus vervreemdingsvoordeel constateren. Belasting betalen over waardestijgingen over binnenlands verblijvende periode. NL deed dat, maar vraag als DGA naar NL naar BE gaat. Andere EU lidstaat. Maakt wel anders > Hof van justitie zei gaat over uitleg van unierecht. EU recht vrije verkeer bewegingen tussen landen mag niet belemmerd worden. en verhuizing te maken krijgt van betalen van fictief voordeel is een belemmering. Want van Amsterdam naar Utrecht zou dat niet zo zijn.
Welke voordelen belast moet worden in box 2 > mag je niet direct innen. Stellen we vast we hebben vervreemding en voordeel dan conserverende aanslag op > aanslag die wordt opgelegd conserveert als de te betalen belasting hoef iets betalen als je daadwerkelijk geld krijgt dus als je aandelen daadwerkelijk vervreemd en kan je belasting betalen. Wat niet mag > innen vlak voor verhuizing.

Conserverende aanslag blijft bestaan en vervalt bijv. niet na 10 jaar. Na 15 sep 2015 15:15 > derde dinsdag in september wetsvoorstel gepubliceerd waarin stond 10 jaar termijn gaat weg. En conserverende aanslag blijft altijd bestaan. en misbruik te voorkomen geldt wetsvoorstel publicatie direct. Anders zouden mensen snel verhuizen om zo in oude stelsel te vallen.

Vervreemdingsvoordeel > naar rato van omvang wat je verkoopt wat je had op moment van emigratie. Niet verder van belang.

-

Verlenen koopoptie

‘Optie’:
- ‘een recht om tegen een vooraf bepaalde prijs binnen een afgesproken periode een bepaald goed te kopen of te verkopen’

Koopoptie (call-optie):
- Koper v/d optie: recht tot koop
- Schrijver v/d optie: verplichting tot verkoop

Verkoopoptie (put-optie):
- Koper v/d optie: recht tot verkoop
- Schrijver v/d optie: verplichting tot koop

Schrijven van koopoptie -> fictieve vervreemding
- Voordeel, art. 4.31 Wet IB 2001

Schrijven van koopoptie.je hebt aandelen en schrijft koopoptie op aandelenbezit. Sprake zijn van a.b. situatie. Wat is optie > iets dat je afspreekt > is recht dat je koopt om binnen een vooraf bepaalde situatie tegen vooraf bepaalde prijs aandelen te kopen. > koopoptie om te kopen of verkoopoptie om te verkopen. Leidt tot fictieve vervreemding.

Koopoptie moet je opletten ten aanzien van fictieve vervreemding nemen we premie die je betaalt om koopoptie te krijgen. Op moment koopoptie daadwerkelijk te kopen. Koopoptie is nog recht. En je zegt ik ga uitoefenen dan kopen aandelen en prijs die je had afgesproken en dan is het wel echte vervreemding!
2 momenten voordeel te bepalen schrijven van koopoptie > 1 fictieve vervreemding optiepremie. 2 optie uitgeoefend daadwerkelijke vervreemding. Onderliggende aandelen gekocht > echte vervreemding. Aan hand van overdracht – verkrijgingsprijs = vervreemdingsvoordeel
art. 4.19 4.20 en 4.21.

Koopoptie kans die je neemt zit verdisconteert in premie die je betaald.

Overgang huwelijksvermogensrecht

Fictieve vervreemding
- A.b.-pakket valt door huwelijk in gemeenschap van goederen

Automatische doorschuiving, art. 4.17 Wet IB 2001
- Vervreemdingsfictie teruggenomen;
- Oorspronkelijke verkrijgingsprijs handhaven, art. 4.39 Wet IB 2001
- Wel mogelijkheid kiezen tot afrekenen, art. 4.38 Wet IB 2001
- Beide belastingplichtigen
- Keuze bij doen aangifte

Moment dat je aandelen hebt > a.b. houder. Je trouwt en huwelijks gemeenschap van goederen. Aandelen in gemeenschap van goederen is fictieve vervreemding want na het vallen in gvg dan heb je maar helft. Helft wordt geacht te zijn vervreemd. Fictieve vervreemding > overgang. Maar art. 4.16 maar automatisch doorschuiven art. 4.17. fictie wordt teruggenomen. Dus geen vervreemding zien dan geen vervreemdingsvoordeel. Als je automatische doorschuiving niet wil dan kan je kiezen om af te rekenen dus alsnog fictie van toepassing te zijn. Belastingplichtige wel samen keuze maken afrekenen of niet.

Overgang erfrecht

Fictieve vervreemding
- A.b.-pakket gaat over van erflater naar verkrijger

Op verzoek doorschuiffaciliteit, art. 4.17a Wet IB 2001
- Alleen doorschuiving voor zover waarde a.b.-pakket ziet op ondernemingsvermogen

Ondernemingsvermogen, art. 4.17a, lid 6 Wet IB 2001
- Vermogensetikettering

Art. 4.16 erfrecht > is fictieve vervreemding. Dan faciliteit maar vindt plaats op verzoek. Je moet
verzoeken om toepassing. Doorschuiving is mogelijk, want als je verzoekt tot toepassing van faciliteit
doen we alsof geen vervreemding heeft plaatsgevonden. Voor zover dat aandelen ziet op >
beleggingsvermogen in vennootschap zit dan wel afrekenen. Als je a.b. aandelen verkrijgt 80% van
vennootschap ondernemingsvermogen zit is en 20% beleggingsvermogen. 20% moet wel betaald
worden.

A

hc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wet VPB 1969 – Algemeen

Subject:
- Lichamen (art. 1, 2 en 3 Wet Vpb 1969)
- Tenzij: subjectieve vrijstelling (art. 5 t/m 6a Wet Vpb 1969)

Object:
- Winst (Wet IB 2001 / Wet Vpb 1969)
- Bijzondere regels
belasten winst art. 8 Wet Vpb > verwijzen we naar art. 3.8 totaalwinst en art. 3.25 jaarwinst wet IB. begrippen gelden ook voor wet Vpb.

Tijdvak:
- Jaarlijks (art. 7 Wet Vpb 1969)

Tarief:
- art. 22 Wet Vpb 1969
22.8 %

Hoe
- Aanslag. (art. 24 Wet Vpb 1969)
Inspecteur formaliseert door opleggen van aanslag. Aangifte worden gedaan hulpmiddel voor inspecteur. Wil inspecteur correctie dan navorderingsaanslag. Kwade trouw of nieuw feit nodig.

Wet VPB 1969 – Subject: Lichamen
Vennootschapsbelasting: directe belasting over winst (object) van lichamen (subject).

Lichaam: verzamelbegrip voor de belastingplichtigen die vallen binnen bereik wet Vpb binnenlandse en buitenlandse entiteiten.
- art. 1 Wet Vpb 1969.
art. 2 wet VPB Opsomming van NL entiteiten wanneer ze in NL zijn gevestigd.

Juridisch Entiteit waarvan de winst niet rechtstreeks aan de individuele deelgerechtigden kan worden toegerekend;
- Fiscaal niet-transparent; subject

Vof is fiscaal transparant samenwerkingsverband afspraken over winstverhouding. Direct 40% naar 1 en 60% naar ander. rechtstreeks voort naar achterliggende gerechtigden. BV is niet transparant.

Nederlandse entiteiten art. 2 Wet VPB

Subjecten:
- Naamloze vennootschap (NV)
- Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV)
- Open commanditaire vennootschappen (open CV, art. 2, lid 3 onderdeel c AWR)
- open commanditaire vennootschap: de commanditaire vennootschap waarbij, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan plaats hebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire

  • ‘Andere vennootschapen met een in aandelen verdeeld kapitaal’
  • Verenigingen en Stichtingen
  • Overheidsbedrijven

Open CV > want als gaat maken we onderscheid tussne besloten CV en open CV. Besloten cv is fiscaal
transparant en fiscaal zien we niet we kijken er door heen. Open cv is niet transparant en is lichaam
voor wet VPB. Open CV zien we wel. AWR open CV > wanneer sprake van open CV > situatie waarbij
buiten geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan
plaats hebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire.
Wat staat er dat niemand toestemming moet geven of niet iedereen hoeft toestemming te geven.
Staatssecretaris zei > Cv besloten als alle vennoten actief toestemming moet geven. voldoe je er niet
aan > dan ben je open CV.

Entiteit die je vaak tegenkomt is BV.

De BV en zijn geschiedenis

De besloten vennootschap:
- Rechtspersoon; zelfstandig bezittingen hebben etc.
- Oprichting door notariële akte;
- Binnenkort online oprichten mogelijk (richtlijn) is wel in werking getreden. Online oprichten is mogelijk
- Kapitaalvennootschap:
- Kapitaal verdeeld in één of meerdere aandelen;

Aandeelhouders;
- Rechten en plichten; plicht is om te storten in aandelen en rechten zijn stemrechten en winst rechten.
- Beslissingen in algemene vergadering (av);

Bestuur:
- Besturen van de vennootschap.

  • Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602). VOC.

Oudste fysieke aandeel.

Buitenlandse entiteiten?
Art. 2 VPB

Voor Nederlandse belastingheffing fiscaal transparant of niet-transparant?
- Beoordelen: welk Nederlands equivalent?
- Kenmerken van de juridische entiteit naar lokaal vennootschapsrecht;
- Relevant: (besluit van 11 december 2009)
- Rechtspersoonlijkheid, Participanten beperkt aansprakelijk, Aandelenkapitaal, Vrije toe- en uittreding?

Vb. Engelse Limited (Ltd.);
- niet-transparant (lijkt op NL’se BV).is dus lichaam en binnen wet VPB

Vb. Franse SNC (Société en Nom Collectif);
- transparant (lijkt op NL’se VOF). Is fiscaal transparant.

Buitenlandse juridische entiteit > onder reikwijdte van VPB. niet om vestigingsplaats. Maar naar welk recht je bent opgericht. Recht van ander land opgericht dan toetsen op welke NL rechtsvorm lijkt buitenlandse entiteit op. Voor vraag op welke entiteit lijkt die meest dan kenmerken. En is er rechtspersoonlijkheid, beperkte aansprakelijkheid van participanten en aandelenkapitaal en vrij toe en uittreding. 2 keer ja is wss sprake van lichaam.
2 rechtsvormen die op slide staan EN en FR wel weten.!!

4 toetsen zijn opgenomen in besluit.

Wet Fiscaal Kwalificatiebeleid 1 jan 2025

Wijziging fiscale kwalificatiebeleid van buitenlandse rechtsvormen
- Uitgangspunt blijft ‘rechtsvormvergelijkingsmethode’ op wie lijkt entiteit het meest
- Bij buitenlandse entiteit zonder Nederlands equivalent: niet vergelijkende rechtsvormen.
- Indien gevestigd in Nederland:
- ‘vaste methode’: niet-transparant
- Indien gevestigd in het buitenland:
- ‘symmetrische methode’: volgen buitenland

Open CV fiscaal transparant
- tenzij omgekeerd hybride lichaam

Overgangsrecht per 1 januari 2024

Waar is niet vergelijkende rechtsvorm gevestigd > buitenlandse entiteit in NL gevestigd dan niet transparant.
Niet vergelijkende rechtsvorm zien. > we weten niet of het transparant of niet transparant is > Niet in NL gevestigd maar buitenland dan symmetrische methode > volgen buitenland. Zij bepalen. Zegt ander land we zien geen lichaam dan wij ook niet. Zij wel dan wij ook.

Open CV verdwijnt. Fiscale onderscheid tussen open en besloten CV komt te vervallen. Dit jaar zijn open CV nog belastingplichtig voor wet VPB met ingang voor 1 jan 25 dan geen lichamen meer en dan wet VPB. tenzij CV omgekeerd art. 2 wet VPB hybride lichaam .we zien entiteit die fiscaal transparant is maar op moment dat meer dan helft van participanten in entiteit in buitenland gevestigd is en buitenland zegt we zien lichaam dan doen wij ook.
Open CV veranderd veel eerst wel belastingplichtige dan niet. Daarvoor overgangsrecht 1 jan 24. Wanneer je als cv te maken krijgt met eerst lichaam dan fiscaal transparant geen lichaam
1 introduceren ficties. Stakingsfictie etc. als je stopt met zijn van belastingplichtige moet je afrekenen. Merken we aan als fictie en staking > maar erken wet leidt tot betalingsproblemen dus doorschuiffaciliteit die mogelijk maakt om belastingheffing uit te stellen.
Dit jaar zal verschieten van kleur plaatsvinden.

Belastingplichtigen

Binnenlands belastingplichtigen:
- Lichamen gevestigd in Nederland.
- Uitgangspunt belast voor winst behaald wereldwijd (wereldwinst);
- ‘Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten’, art. 15e Wet Vpb 1969.

Buitenlands belastingplichtigen:
- Lichamen gevestigd in het buitenland;
- die Nederlands inkomen genieten.
- Belast voor winst behaald in Nederland.

Onderscheid: vestigingsplaats

-
Eerst moet gaan om 1 lichaam (juridische entiteit is dat een lichaam voor toepassing wet VPB) art. 2 Wet VPB en buitenlandse entiteit welke lijkt die het meest op rechtsvorm.
Dan vestigingsplaats van lichaam > zal bepalen of er sprake is van binnenlands belastingplichtiglichaam of buitenlandse belastinglcihaam of geen.

In NL gevestigd dan wereldwijd winst > binnenlands belastingplichtig. Hoe weten we als je kijkt art. 8
Wet VPB spreekt over winst. Dus weten we ook net zoals bij IB dat gaat om wereldwijd behaalde
winst.

Art. 15e wet VPB > belasting dubbel heffing > object vrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten beoogt NL te voorkomen dat belasting heffen over wereldwijd inkomen.
Ontstaat dubbele heffing en om dat te voorkomen > object vrijstelling. Geldt ten opzichte van landen
waar NL belastingverdrag heeft. maar ook deel dat niet heeft gesloten.
Op moment dat NL belastingverdrag heeft dan wordt art. 15e conform belastingverdrag uitgelegd
vaste inrichting bijv. ook. Aanwezigheidsdrempel > dan rechtvaardiging om belasting te heffen.
Anders eigen definitie wat we bedoelen met vaste inrichting art. 3 wet VPB > lid 4. Vaste
bedrijfsinrichting van onderneming wordt gedreven. > dit wordt gebruikt bij niet belastingverdrag is
gesloten met landen.

Voor buitenlandse belastingplichtigen
art. 3 wet VPB. gevestigd in buitenland en in NL inkomen. Art. 17 wet VPB. om winst behaald in NL.

Vestigingsplaats

Vestigingsplaats:
- Plaats van werkelijke leiding (art. 4 AWR) feitelijke leiding van lichaam!
- Hoofdcriterium:
- Plaats waar bestuur haar leidinggevende taak uitoefent (HR BNB 1993/193)

- Subcriteria, o.a.:
- Plaats waar onderneming wordt gedreven;
- Plaats waar algemene vergadering van aandeelhouders wordt gehouden;
- Plaats waar lichaam statutair is gevestigd.

Fictieve vestigingsplaats:
- Naar Nederlands recht opgerichte lichamen (art. 2, lid 5, Wet Vpb 1969)
- Fictie geldt voor deel Wet Vpb 1969
wanneer je naar NL recht bent opgericht dan altijd in NL gevestigd punt. Geldt voor art. 1 en 2 Wet VPB.

Aan de hand van feiten en omstandigheden art. 4 AWR > plaats van feitelijke leiding. Werkelijke leiding van lichaam. Waar worden alle belangrijke beslissingen genomen.

Als inspecteur denkt > dan moet hij eerst bewijzen. Dan belastingplichtige.

Binnenlands Belastingplichtigen

  • Verschillen subjectieve belastingplicht lichamen
  • NV of BV:
    - Subjectieve belastingplicht;
    - Geacht een onderneming te drijven met behulp van gehele vermogen, art. 2, lid 6, Wet Vpb 1969.
  • (Bepaalde) Vereniging of Stichting:
    - Subjectieve belastingplicht ‘indien en voor zover’ zij een onderneming drijven;
    - Materiële onderneming (jurisprudentie HR); of,
    - In concurrentie treden (art. 4 Wet VPB 1969).

- Afbakening activiteiten en vermogensetikettering.

  • Overheidsbedrijven

Subjectieve vrijstellingen

  • Lichaam (subject) als zodanig vrijgesteld van belasting
  • Subjectieve vrijstelling geldt voor:
    - Lichamen die tot op zekere hoogte een algemeen maatschappelijke belang nastreven
    - O.a. ziekenhuizen, bepaalde pensioenfondsen, art. 5 Wet Vpb 1969

- ‘Kleine’ stichtingen en verenigingen die in een jaar minder dan € 15.000 aan winst behalen
- (of minder dan € 75.000 in afgelopen 5 jaren), art. 6 Wet Vpb 1969

- Vrijgestelde beleggingsinstellingen
- Collectief beleggen, art. 6a Wet Vpb 1969

Jennifer’s stuk:
Binnenlands Belastingplichtigen
 Verschillen subjectieve belastingplicht lichamen
 NV of BV:
o Subjectieve belastingplicht;
 Geacht een onderneming te drijven met behulp van gehele vermogen, art. 2, lid 6, Wet Vpb 1969.
 (Bepaalde) Vereniging of Stichting:
o Subjectieve belastingplicht ‘indien en voor zover’ zij een onderneming drijven;
 Materiële onderneming (jurisprudentie HR); of,
 In concurrentie treden (art. 4 Wet VPB 1969).
o Afbakening activiteiten en vermogensetikettering.
 Overheidsbedrijven

Je moet je afvragen welke vermogensbestanddelen vallen binnen het bereik van de wet VPB. Maar er speelt nog doorheen dat wanneer je iets doet waar je op basis van de JP niet kunt spreken van een onderneming maar je treedt wel in concurrentie met andere ondernemingen dan ben je toch binnenlands belastingplichtige.

Subjectieve vrijstellingen
 Lichaam (subject) als zodanig vrijgesteld van belasting
 Subjectieve vrijstelling geldt voor:
o Lichamen die tot op zekere hoogte een algemeen maatschappelijke belang nastreven
 O.a. ziekenhuizen, bepaalde pensioenfondsen, art. 5 Wet Vpb 1969
o ‘Kleine’ stichtingen en verenigingen die in een jaar minder dan € 15.000 aan winst behalen
 (of minder dan € 75.000 in afgelopen 5 jaren), art. 6 Wet Vpb 1969
o Vrijgestelde beleggingsinstellingen
 Collectief beleggen, art. 6a Wet Vpb 1969  Gezamenlijk optrekken, risico verspreiden, belastingheffing mag daar niet in de weg staan. Neutraliteitsgedachte  als je voldoet aan de voorwaarden dan voldoe je gwn hieraan.

Wanneer je hebt bepaald dat er een lichaam is die binnenlands/buitenlands is, dan geldt die fictie voor welk gedeelte? De wet zegt alsnog soms dat bepaalde delen worden vrijgesteld aan de hand van de wet. Een stichting die weinig winst behaald is bijvoorbeeld vrijgesteld. Zie boven welke entiteiten welke ze zijn vrijgesteld.

Dan heb je het subject afgerond, dan op naar objecgt (volgende week)

A

Wet VPB 1969 – Algemeen

Subject:
- Lichamen (art. 1, 2 en 3 Wet Vpb 1969)
- Tenzij: subjectieve vrijstelling (art. 5 t/m 6a Wet Vpb 1969)

Object:
- Winst (Wet IB 2001 / Wet Vpb 1969)
- Bijzondere regels
belasten winst art. 8 Wet Vpb > verwijzen we naar art. 3.8 totaalwinst en art. 3.25 jaarwinst wet IB. begrippen gelden ook voor wet Vpb.

Tijdvak:
- Jaarlijks (art. 7 Wet Vpb 1969)

Tarief:
- art. 22 Wet Vpb 1969
22.8 %

Hoe
- Aanslag. (art. 24 Wet Vpb 1969)
Inspecteur formaliseert door opleggen van aanslag. Aangifte worden gedaan hulpmiddel voor inspecteur. Wil inspecteur correctie dan navorderingsaanslag. Kwade trouw of nieuw feit nodig.

Wet VPB 1969 – Subject: Lichamen
Vennootschapsbelasting: directe belasting over winst (object) van lichamen (subject).

Lichaam: verzamelbegrip voor de belastingplichtigen die vallen binnen bereik wet Vpb binnenlandse en buitenlandse entiteiten.
- art. 1 Wet Vpb 1969.
art. 2 wet VPB Opsomming van NL entiteiten wanneer ze in NL zijn gevestigd.

Juridisch Entiteit waarvan de winst niet rechtstreeks aan de individuele deelgerechtigden kan worden toegerekend;
- Fiscaal niet-transparent; subject

Vof is fiscaal transparant samenwerkingsverband afspraken over winstverhouding. Direct 40% naar 1 en 60% naar ander. rechtstreeks voort naar achterliggende gerechtigden. BV is niet transparant.

Nederlandse entiteiten art. 2 Wet VPB

Subjecten:
- Naamloze vennootschap (NV)
- Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV)
- Open commanditaire vennootschappen (open CV, art. 2, lid 3 onderdeel c AWR)
- open commanditaire vennootschap: de commanditaire vennootschap waarbij, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan plaats hebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire

  • ‘Andere vennootschapen met een in aandelen verdeeld kapitaal’
  • Verenigingen en Stichtingen
  • Overheidsbedrijven

Open CV > want als gaat maken we onderscheid tussne besloten CV en open CV. Besloten cv is fiscaal
transparant en fiscaal zien we niet we kijken er door heen. Open cv is niet transparant en is lichaam
voor wet VPB. Open CV zien we wel. AWR open CV > wanneer sprake van open CV > situatie waarbij
buiten geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten kan
plaats hebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire.
Wat staat er dat niemand toestemming moet geven of niet iedereen hoeft toestemming te geven.
Staatssecretaris zei > Cv besloten als alle vennoten actief toestemming moet geven. voldoe je er niet
aan > dan ben je open CV.

Entiteit die je vaak tegenkomt is BV.

De BV en zijn geschiedenis

De besloten vennootschap:
- Rechtspersoon; zelfstandig bezittingen hebben etc.
- Oprichting door notariële akte;
- Binnenkort online oprichten mogelijk (richtlijn) is wel in werking getreden. Online oprichten is mogelijk
- Kapitaalvennootschap:
- Kapitaal verdeeld in één of meerdere aandelen;

Aandeelhouders;
- Rechten en plichten; plicht is om te storten in aandelen en rechten zijn stemrechten en winst rechten.
- Beslissingen in algemene vergadering (av);

Bestuur:
- Besturen van de vennootschap.

  • Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602). VOC.

Oudste fysieke aandeel.

Buitenlandse entiteiten?
Art. 2 VPB

Voor Nederlandse belastingheffing fiscaal transparant of niet-transparant?
- Beoordelen: welk Nederlands equivalent?
- Kenmerken van de juridische entiteit naar lokaal vennootschapsrecht;
- Relevant: (besluit van 11 december 2009)
- Rechtspersoonlijkheid, Participanten beperkt aansprakelijk, Aandelenkapitaal, Vrije toe- en uittreding?

Vb. Engelse Limited (Ltd.);
- niet-transparant (lijkt op NL’se BV).is dus lichaam en binnen wet VPB

Vb. Franse SNC (Société en Nom Collectif);
- transparant (lijkt op NL’se VOF). Is fiscaal transparant.

Buitenlandse juridische entiteit > onder reikwijdte van VPB. niet om vestigingsplaats. Maar naar welk recht je bent opgericht. Recht van ander land opgericht dan toetsen op welke NL rechtsvorm lijkt buitenlandse entiteit op. Voor vraag op welke entiteit lijkt die meest dan kenmerken. En is er rechtspersoonlijkheid, beperkte aansprakelijkheid van participanten en aandelenkapitaal en vrij toe en uittreding. 2 keer ja is wss sprake van lichaam.
2 rechtsvormen die op slide staan EN en FR wel weten.!!

4 toetsen zijn opgenomen in besluit.

Wet Fiscaal Kwalificatiebeleid 1 jan 2025

Wijziging fiscale kwalificatiebeleid van buitenlandse rechtsvormen
- Uitgangspunt blijft ‘rechtsvormvergelijkingsmethode’ op wie lijkt entiteit het meest
- Bij buitenlandse entiteit zonder Nederlands equivalent: niet vergelijkende rechtsvormen.
- Indien gevestigd in Nederland:
- ‘vaste methode’: niet-transparant
- Indien gevestigd in het buitenland:
- ‘symmetrische methode’: volgen buitenland

Open CV fiscaal transparant
- tenzij omgekeerd hybride lichaam

Overgangsrecht per 1 januari 2024

Waar is niet vergelijkende rechtsvorm gevestigd > buitenlandse entiteit in NL gevestigd dan niet transparant.
Niet vergelijkende rechtsvorm zien. > we weten niet of het transparant of niet transparant is > Niet in NL gevestigd maar buitenland dan symmetrische methode > volgen buitenland. Zij bepalen. Zegt ander land we zien geen lichaam dan wij ook niet. Zij wel dan wij ook.

Open CV verdwijnt. Fiscale onderscheid tussen open en besloten CV komt te vervallen. Dit jaar zijn open CV nog belastingplichtig voor wet VPB met ingang voor 1 jan 25 dan geen lichamen meer en dan wet VPB. tenzij CV omgekeerd art. 2 wet VPB hybride lichaam .we zien entiteit die fiscaal transparant is maar op moment dat meer dan helft van participanten in entiteit in buitenland gevestigd is en buitenland zegt we zien lichaam dan doen wij ook.
Open CV veranderd veel eerst wel belastingplichtige dan niet. Daarvoor overgangsrecht 1 jan 24. Wanneer je als cv te maken krijgt met eerst lichaam dan fiscaal transparant geen lichaam
1 introduceren ficties. Stakingsfictie etc. als je stopt met zijn van belastingplichtige moet je afrekenen. Merken we aan als fictie en staking > maar erken wet leidt tot betalingsproblemen dus doorschuiffaciliteit die mogelijk maakt om belastingheffing uit te stellen.
Dit jaar zal verschieten van kleur plaatsvinden.

Belastingplichtigen

Binnenlands belastingplichtigen:
- Lichamen gevestigd in Nederland.
- Uitgangspunt belast voor winst behaald wereldwijd (wereldwinst);
- ‘Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten’, art. 15e Wet Vpb 1969.

Buitenlands belastingplichtigen:
- Lichamen gevestigd in het buitenland;
- die Nederlands inkomen genieten.
- Belast voor winst behaald in Nederland.

Onderscheid: vestigingsplaats

-
Eerst moet gaan om 1 lichaam (juridische entiteit is dat een lichaam voor toepassing wet VPB) art. 2 Wet VPB en buitenlandse entiteit welke lijkt die het meest op rechtsvorm.
Dan vestigingsplaats van lichaam > zal bepalen of er sprake is van binnenlands belastingplichtiglichaam of buitenlandse belastinglcihaam of geen.

In NL gevestigd dan wereldwijd winst > binnenlands belastingplichtig. Hoe weten we als je kijkt art. 8
Wet VPB spreekt over winst. Dus weten we ook net zoals bij IB dat gaat om wereldwijd behaalde
winst.

Art. 15e wet VPB > belasting dubbel heffing > object vrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten beoogt NL te voorkomen dat belasting heffen over wereldwijd inkomen.
Ontstaat dubbele heffing en om dat te voorkomen > object vrijstelling. Geldt ten opzichte van landen
waar NL belastingverdrag heeft. maar ook deel dat niet heeft gesloten.
Op moment dat NL belastingverdrag heeft dan wordt art. 15e conform belastingverdrag uitgelegd
vaste inrichting bijv. ook. Aanwezigheidsdrempel > dan rechtvaardiging om belasting te heffen.
Anders eigen definitie wat we bedoelen met vaste inrichting art. 3 wet VPB > lid 4. Vaste
bedrijfsinrichting van onderneming wordt gedreven. > dit wordt gebruikt bij niet belastingverdrag is
gesloten met landen.

Voor buitenlandse belastingplichtigen
art. 3 wet VPB. gevestigd in buitenland en in NL inkomen. Art. 17 wet VPB. om winst behaald in NL.

Vestigingsplaats

Vestigingsplaats:
- Plaats van werkelijke leiding (art. 4 AWR) feitelijke leiding van lichaam!
- Hoofdcriterium:
- Plaats waar bestuur haar leidinggevende taak uitoefent (HR BNB 1993/193)

- Subcriteria, o.a.:
- Plaats waar onderneming wordt gedreven;
- Plaats waar algemene vergadering van aandeelhouders wordt gehouden;
- Plaats waar lichaam statutair is gevestigd.

Fictieve vestigingsplaats:
- Naar Nederlands recht opgerichte lichamen (art. 2, lid 5, Wet Vpb 1969)
- Fictie geldt voor deel Wet Vpb 1969
wanneer je naar NL recht bent opgericht dan altijd in NL gevestigd punt. Geldt voor art. 1 en 2 Wet VPB.

Aan de hand van feiten en omstandigheden art. 4 AWR > plaats van feitelijke leiding. Werkelijke leiding van lichaam. Waar worden alle belangrijke beslissingen genomen.

Als inspecteur denkt > dan moet hij eerst bewijzen. Dan belastingplichtige.

Binnenlands Belastingplichtigen

  • Verschillen subjectieve belastingplicht lichamen
  • NV of BV:
    - Subjectieve belastingplicht;
    - Geacht een onderneming te drijven met behulp van gehele vermogen, art. 2, lid 6, Wet Vpb 1969.
  • (Bepaalde) Vereniging of Stichting:
    - Subjectieve belastingplicht ‘indien en voor zover’ zij een onderneming drijven;
    - Materiële onderneming (jurisprudentie HR); of,
    - In concurrentie treden (art. 4 Wet VPB 1969).

- Afbakening activiteiten en vermogensetikettering.

  • Overheidsbedrijven

Subjectieve vrijstellingen

  • Lichaam (subject) als zodanig vrijgesteld van belasting
  • Subjectieve vrijstelling geldt voor:
    - Lichamen die tot op zekere hoogte een algemeen maatschappelijke belang nastreven
    - O.a. ziekenhuizen, bepaalde pensioenfondsen, art. 5 Wet Vpb 1969

- ‘Kleine’ stichtingen en verenigingen die in een jaar minder dan € 15.000 aan winst behalen
- (of minder dan € 75.000 in afgelopen 5 jaren), art. 6 Wet Vpb 1969

- Vrijgestelde beleggingsinstellingen
- Collectief beleggen, art. 6a Wet Vpb 1969

Jennifer’s stuk:
Binnenlands Belastingplichtigen
 Verschillen subjectieve belastingplicht lichamen
 NV of BV:
o Subjectieve belastingplicht;
 Geacht een onderneming te drijven met behulp van gehele vermogen, art. 2, lid 6, Wet Vpb 1969.
 (Bepaalde) Vereniging of Stichting:
o Subjectieve belastingplicht ‘indien en voor zover’ zij een onderneming drijven;
 Materiële onderneming (jurisprudentie HR); of,
 In concurrentie treden (art. 4 Wet VPB 1969).
o Afbakening activiteiten en vermogensetikettering.
 Overheidsbedrijven

Je moet je afvragen welke vermogensbestanddelen vallen binnen het bereik van de wet VPB. Maar er speelt nog doorheen dat wanneer je iets doet waar je op basis van de JP niet kunt spreken van een onderneming maar je treedt wel in concurrentie met andere ondernemingen dan ben je toch binnenlands belastingplichtige.

Subjectieve vrijstellingen
 Lichaam (subject) als zodanig vrijgesteld van belasting
 Subjectieve vrijstelling geldt voor:
o Lichamen die tot op zekere hoogte een algemeen maatschappelijke belang nastreven
 O.a. ziekenhuizen, bepaalde pensioenfondsen, art. 5 Wet Vpb 1969
o ‘Kleine’ stichtingen en verenigingen die in een jaar minder dan € 15.000 aan winst behalen
 (of minder dan € 75.000 in afgelopen 5 jaren), art. 6 Wet Vpb 1969
o Vrijgestelde beleggingsinstellingen
 Collectief beleggen, art. 6a Wet Vpb 1969  Gezamenlijk optrekken, risico verspreiden, belastingheffing mag daar niet in de weg staan. Neutraliteitsgedachte  als je voldoet aan de voorwaarden dan voldoe je gwn hieraan.

Wanneer je hebt bepaald dat er een lichaam is die binnenlands/buitenlands is, dan geldt die fictie voor welk gedeelte? De wet zegt alsnog soms dat bepaalde delen worden vrijgesteld aan de hand van de wet. Een stichting die weinig winst behaald is bijvoorbeeld vrijgesteld. Zie boven welke entiteiten welke ze zijn vrijgesteld.

Dan heb je het subject afgerond, dan op naar objecgt (volgende week)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly