Week 3 Belastingrecht Flashcards

1
Q

Hoofdstuk 2 inkomstenbelasting
ondernemer in inkomstenbelasting

1 Wie geniet winst uit onderneming? ondernemer en medegerechtigde

1.1 ondernemer en medegerechtigde

art. 3.4 van de Wet IB definieert de ondernemer als iemand voor wiensrekening een onderneming wordt gedreven en die direct aansprakelijk is voor de verplichtingen van die onderneming.

art. 3.3 beschrijft belastingplichtige die geen ondernemer zijn volgens art. 3.4, maar wel winst uit ondernemingen genieten, zij worden medegerechtigden genoemd.

1.2 Onderneming
onderneming is een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid met behulp waarvan door middel van deelname aan economisch verkeer wordt beoogd winst te behalen. Er moet dus sprake zijn van een winstoogmerk, dit is het redelijkerwijs kunnen verwachten van voordeel.

bij beoordeling of sprake is van een onderneming zijn hulpfactoren geformuleerd:

  • het lopen van specifieke ondernemingsrisico’s
  • het aantal opdrachtgevers of afnemers;
    -de bekendheid naar buiten;
  • de omvang van de nettovoordelen ten opzichte van het overige (arbeids)inkomen
  • meer arbeid verrichten dan bij normaal vermogensbeheer
  • een hoger rendement behalen, althans beoogd dan bij normaal vermogensbeheer te verwachten is;
  • de aard van de werkzaamheden
  • de omvang van de investeringen

1.3 ondernemer
met ingang van 2001 is echter een aanvullende voorwaarde gesteld voor het zijn van een ondernemer, namelijk dat deze ‘rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming’. Deze nieuwe aanvullende voorwaarde heeft tot gevolg dat slechts ondernemer is de persoon die tegenover zakelijke crediteuren aansprakelijk is voor de ondernemingsschulden.

1.4 Samenwerkingsverbanden
bij maatschappen en vennootschappen onder firma (VOF) moet eerst worden vastgesteld of het samenwerkingsverband objectief gezien als een onderneming opereert. Als de activiteiten voor gezamenlijke rekening en risico plaatsvinden, zijn alle deelnemers direct aansprakelijk voor verbintenissen van dat samenwerkingsverband. Elke maat of firmant wordt beschouwd als een individuele ondernemer.

In het geval van een commanditaire vennootschap (CV) wordt de beherende vennoot aangemerkt als ondernemer als het samenwerkingsverband objectief gezien als een onderneming opereert. Wanneer de beherende vennoot handelingen van beheer verricht, wordt hij automatisch hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden en verbintenissen van de CV, waardoor hij als ondernemer wordt beschouwd.

1.5 Medegerechtigde
de wetgever wil niet alleen bij ‘echte ondernemers’ de winst uit onderneming belasten, maar ook bij natuurlijke personen die geen ondernemer zijn, maar bij wie de belonen vooral afhankelijk is van het resultaat van een onderneming. in art. 3.3 Wet IB is opgenomen onder welke omstandigheden iemand hieronder valt. Medegerechtigden zijn dus;

  • personen die medegerechtigde zijn tot het vermogen van de onderneming
  • personen die een geldlening, die bepaalde kenmerken heeft, hebben verstrekt aan een ondernemer ten behoeve van zijn ondernemingsuitoefening. De vereiste kenmerken van de geldlening staan hieronder:
    1 de geldlening heeft het karakter van eigen vermogen of
    2 de vergoeding voor deze geldlening is afhankelijk van de winst van de onderneming die door de debiteur wordt gedreven.
A

Hoofdstuk 2 inkomstenbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarover wordt de ondernemer belast?

2.1 Overzicht
De ondernemer wordt belast voor zijn belastbare winst uit onderneming art. 3.2 wet IB, gedefinieerd als het totaal van de winst uit een of meer ondernemingen. De winstberekening omvat zowel de totale winst over het bestaan van de onderneming art. 3.8 Wet IB als het jaarwinstbegrip voor de jaarlijkse heffing.
jaarwinst wordt bepaald door de opbrengsten minus zakelijke kosten of door het fiscale eindvermogen aan het begin van het jaar te corrigeren met privéonttrekkingen en stortingen.

de wet bevat specifieke regels voor de in aanmerking te nemen kosten en de vaststelling van fiscaal vermogen (art. 3.26 t/m 3.39), onttrekkingen art. 3.19 en 3.20, vrijgestelde winstbestanddelen art. 3.11 t/m 3.13, beperkte aftrekbare kosten art. 3.14/3.17 en voor investeringsaftrek art. 3.40 tot 3.46 wet IB.

de berekening van de belastbare winst uit onderneming volgt een schema waarbij boekhoudkundige winst wordt aangepast door vrijgestelde winstbestanddelen, niet-aftrekbare kosten, investeringsaftrek en verschillende reserves te verrekenen, leidend tot de winst die verder wordt aangepast voor ondernemignsaftrekken en de mkb-winstvrijstelling art. 3.79a Wet IB, resulterend in de belastbare winst art. 3.2.

2.2 urencriterium
het urencriterium vereist dat een ondernemer gedurende een kalenderjaar minimaal 1225 uur aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen besteedt, zoals bepaald in art. 3.6 lid 1 van de Wet IB. als de ondernemer in de voorgaande vijf jaar ook ondernemer was, geldt als extra voorwaarde dat de gezamenlijke tijdbesteed aan ondernemingen en werkzaamheden grotendeels (>50%) moet zijn besteed aan die ondernemingen, zoals vermeld in hetzelfde artikel lid 1.

2.3 wie geniet welke ondernemingsfaciliteiten?
de wet maakt onderscheid tussen verschillende categorieën belastingplichtigen in relatie tot ondernemingsfaciliteiten:

1 algemene voorwaarden:
a. wanneer zowel medegerechtigden als ondernemers (ongeacht of ze voldoen aan het urencriterium) in aanmerking komen, gebruikt de wet het begrip ‘de belastingplichtige’.

b als ondernemers (met of zonder urencriterium) in aanmerking komen, wordt gesproken over ‘de ondernemer’

c wanneer alleen ondernemers die aan het urencriterium voldoen in aanmerking komen, specificeert de wet ‘de ondernemer die aan het urencriterium voldoet’

2 faciliteiten voor alle winstgenieters:
a. Forfaitaire heffing winst uit zeescheepvaart (art. 3.22 t/m 3.24 Wet IB 2001)
b. Willekeurige afschrijving (art. 3.31 t/m 3.34 Wet IB 2001)
c. Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (art. 3.41 Wet IB 2001)
d. Doorschuifregelingen bij overlijden, medeondernemers, werknemers, en staking (art. 3.62 t/m 3.65 Wet IB 2001)

3 faciliteiten ondanks urencriterium:
a. Kosten in aanloopfase (art. 3.10 Wet IB 2001)
b. Energie- en milieu-investeringsaftrek (art. 3.42 en 3.42a Wet IB 2001)
c. Stakingsaftrek, mkb-winstvrijstelling (art. 3.79 en 3.79a Wet IB 2001)

  1. Faciliteiten alleen met urencriterium:
    a. Oudedagsreserve, zelfstandigenaftrek, aftrek speur- en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid (art. 3.67, 3.76 t/m 3.78a Wet IB 2001)

5 specifieke regel voor medegerechtigden
a. beperking voor de omvang van ondernemingsverliezen tot het bedrag van de fiscale boekwaarde na aftrek van fiscale reserves art. 3.9 Wet IB.

A

Waarover wordt de ondernemer belast?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 Totaalwinstbegrip

3.1 omvang voordeel
art. 3.8 Wet IB definieert het totaalwisntbegrip als alle voordelen verkregen uit een onderneming. het omvat alle voordelen gedurende het bestaan van de onderneming, terwijl het jaarwinstbegrip alleen de totaalwinst voor dat jaar belast.

schematisch wordt de totaalwinst uit de onderneming berekend door het vermogen van de onderneming te nemen, plus onttrekkingen en min kapitaalstortingen met inachtneming van euro-is-euro regel. in sommige gevallen heeft de wetgever dwingende regels voor de omvang van onttrekkingen van eigen woning art. 3.19 Wet IB en auto’s die tot het ondernemingsvermogen behoren art. 3.20 wet IB.

3.2 uit onderneming
de vraag of voordelen verkregen uit een onderneming kunnen worden toegerekend aan de bedrijfsvoering wordt opgelost via het allocatiecriterium, dat beoordeelt of het voordeel meer toe te schrijven is aan de ondernemingssfeer dan aan de privésfeer. De inspecteur van de belastingdienst heeft niet het recht het ondernemingsbeleid te toetsen bij het overwegen van uitgaven. Uitgaven die met het oog op zakelijke belangen zijn gedaan, zijn aftrekbaar, tenzij geen redelijk denkende ondernemer deze uitgaven zou maken voor zakelijke belangen. Als kosten onredelijk hoog zijn, kunnen ze tot het bedrag dat een redelijk denkende ondernemer zou maken in aftrek worden gebracht.

3.3 Vermogensetikettering
het behaalde resultaat met een vermogensbestanddeel dat tot het ondernemingsvermogen behoort, maakt deel uit van de winst uit de onderneming, terwijl winsten of verliezen op vermogensbestanddelen die niet tot het ondernemingsvermogen behoren, in principe geen invloed hebben op de winst. Ondernemers kunnen zich afvragen of ze kunnen kiezen tussen het ondernemingsvermogen en het privévermogen voor belastingdoeleinden.

vermogensetikettering:
-verplicht ondernemingsvermogen: wordt gebruikt ten behoeve van de onderneming
- verplicht privévermogen wordt niet of vrijwel niet gebruikt voor de onderneming
- keuzevermogen: wordt zowel zakelijk als privé gebruikt; de ondernemer kiest het gehele vermogensbestanddeel.

in situaties waarin de wet IB fictie sde winstsfeer beperkt tot een bepaald vermogensbestanddeel speelt de problematiek van vermogensetikettering geen rol. art. 3.3 lid 1 sub b Wet IB: beperkt het ondernemingsvermogen tot het in de wet omschreven vermogensbestanddeel.

A

3 Totaalwinstbegrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

4 Wettelijke aanpassingen van het totaalwinstbegrip

4.1 inleiding
De wetgever heeft gemeend op een aantal punten uitdrukkelijk af te moeten wijken van het totaalwinstbegrip zoals dat uit art. 3.8 Wet IB 2001 voortvloeit.

  • enerzijds worden bepaalde voordelen (zowel in positieve zin als in negatieve zin) niet tot de winst gerekend: de zogenoemde objectieve vrijstellingen.
  • anderzijds worden bepaalde uitgaven en lasten, niettegenstaande de omstandigheid dat zij gedaan zijn met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming, niet in aftrek toegelaten.

4.2 aanloopfaseverliezen en objectieve vrijstellingen.
in deze paragraaf worden verschillende fiscale regelingen it de wet IB behandeld die van belang zijn voor ondernemers in NL.

  • Aanloopfaseverliezen (art. 3.10 Wet IB 2001): dit zijn kosten gemaakt in de vijf jaar voor het starten van een onderneming kunnen, op basis van ministeriële regels kunnen deze (art. 5 Uitvoeringsregeling Wet IB 2001), alsnog in aftrek worden gebracht op de winst.
  • Bosbouwvrijstelling (art. 3.11 Wet IB 2001): dit is een vrijstelling ter bescherming van bosbezit, bedoeld voor bedrijven gericht op instandhouding van de houtopstand.
  • Landbouwvrijstelling (art. 3.12 Wet IB 2001): waardeveranderingen van grond door conjunctuur of inflatie worden niet tot de winst gerekend, tenzij deze door interne factoren zijn ontstaan.
  • Kwijtscheldingswinstvrijstelling (art. 3.13 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001): kwijtschelding van schulden met een zakelijk motief wordt gezien als winst, tenzij het een persoonlijk voordeel betreft, wat als kapitaalstorting wordt aangemerkt.
  • Vrijstelling pensioenaanspraken (art. 3.13 lid 1 onderdeel b Wet IB 2001): verplichte beroepspensioenpremies zijn aftrekbaar, pensioenuitkeringen worden als loon belast.
  • Vrijstelling bedrijfsbeëindigingsuitkeringen (art. 3.13 lid 1 onderdeel c Wet IB 2001): uitkeringen onder saneringsregelingen zijn belastbaar als periodieke uitkeringen, niet als winst.
  • Overige vrijstellingen (art. 3.13 lid 1 onderdeel d t/m i Wet IB 2001): in deze regelingen staan de vrijstellingen voor uitkeringen op grond van arbeidsongeschiktheid, stakingskassen, en andere specifieke regelingen

4.3 beperking aftrek van bepaalde uitgaven
kosten die een onderneming maakt, worden normaal gesproken afgetrokken bij het berekenen van de winst uit onderneming volgens art. 3.8 wet IB. dit wordt echter om verschillende redenen beperkt. enerzijds geldt dit voor uitgaven waarbij een fiscale aftrek zou doen aan de effectiviteit van een ander overheidsbeleid. anderzijds betreft het kosten waarbij een beperking in aftrek wordt toegepast wegens een naar de mening van de wetgever aanwezig privé element in kosten.

beperking aftrek van bepaalde uitgaven:

  • niet aftrekbaar kosten art. 3.14 Wet IB.
    kosten gerelateerd aan levensstijl representatieve doeleinden, boetes, misdrijven, wapens, gevaarlijke dieren en illegale giften zijn niet aftrekbaar.
  • gedeeltelijke aftrekbare kosten art. 3.15 wet IB:
    kosten met een privé-element, zoals voedsel, drank, representatie en congressen zijn tot een bepaald bedrag of percentage aftrekbaar.
  • aftrekbeperkingen voor persoonlijke uitgaven art. 3.16 jo. 3.17 wet IB:
    kosten voor persoonlijke zaken zoals woon-werkruimte, privételefoon, literatuur (uitgezonderd vakliteratuur), kleding, uitgezonderd werkkleding en persoonlijke verzorging en inkomensafhankelijke bijdrage zrorgverzekeringswet zijn niet of beperkt aftrekbaar.
A

4 Wettelijke aanpassingen van het totaalwinstbegrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

5 jaarwinstbepaling

5.1 inleiding
jaarwinsten vormen de totale winst, wat het beginsel van balanscontinuïteit impliceert. Het ondernemingsvermogen aan het begin van een jaar moet over het algemeen gelijk zijn aan dat van het einde van het voorgaande jaar. De jaarwinst wordt bepaald door opbrengsten en kosten toe te rekenen aan jaren volgens goed koopmansgebruik en waarderingsregels, inclusief die van bedrijfsmiddelen onderhandelen werk volgens art. 3.29b t/m 3.30a Wet IB.

5.2 Het begrip goed koopmansgebruik
Het uitgangspunt bij fiscale winstbepaling is dat de totale winst van een onderneming uiteindelijk belast wordt. als bepaalde winstbepalingen of waarderingen volgens goed koopmansgebruik tot te lang uitstel van belastingheffing leiden, introduceert de wetgever specifieke regels om de belastingopbrengst te versnellen, wat leidt tot een eerder belastbaar voordeel art. 3.26 t/m 3.30a Wet IB jo. art. 8 lid 6 Wet Vpb.

goed koopmansgebruik wordt gezien als wat bedrijfseconomisch correct is, dit alhoewel de HR erkent dat belastingheffing eigen eisen stelt die kunnen afwijken van bedrijfseconomische inzichten. Dit concept is dynamisch en past zich aan de tijd aan. het houdt ook rekening met de solvabiliteit en liquiditeit van een onderneming.

de HR beschouwt goed koopmansgebruik als een dynamisch begrip met fiscaalrechtelijk inhoud, waarbij bedrijfseconomische inzichten weliswaar een basis bieden, maar steeds aan fiscale doeleinden getoetst moeten worden. Dit illustreert dat de principes van een goed koopmansgebruik grenzen aan elkaar stellen en niet absoluut zijn, maar eerder een synthese van verschillende krachten vormen.

5.3 beginselen van goed koopmansgebruik:
de kernprincipes voor winstbepaling zijn:

  • realiteitszin
  • voorzichtigheid
  • eenvoud

1 realiteitszin:
- waarborgen tegen arbitraire winstverschuivingen
- winstbeïnvloeding alleen door relevante jaarlijkse gebeurtenissen
- focus op economische realiteit, los van juridische constructies
- zekerheid niet in twijfel trekken en vica versa.
- ongerealiseerde nadelen niet meenemen zonder corresponderende voordelen

2 voorzichtigheid
- winst pas erkennen bij redelijke zekerheid
- winstdeterminatie moet bedrijfscontinuïteit respecteren

3 eenvoud
- winstbepalingssysteem moet praktisch uitvoerbaar zijn
- eisen moeten passen bij ondernemingsgrootte

voldoen aan deze criteria is essentieel voor winsterkenning. kosten gelinkt aan inkomsten worden verrekend in het jaar van winsterkenning, volgens het machtingsbeginsel.

5.4 waardering van activa en passiva

5.4.1 Waardering van bedrijfsmiddelen
een bedrijfsmiddel omvat zaten binnen het ondernemingsvermogen die deel uitmaken van het vaste kapitaal en gebruikt worden voor de ondernemingsuitoefening, ongeacht of de ondernemer juridisch eigenaar is. ook economische goederen zoals huur- of pachtrechten met significante investeringen worden als bedrijfsmiddel gezien. voor de kostprijs van een bedrijfsmiddel dienen financieringskosten voor ingebruikname ook meegerekend te worden.

afschrijving van een bedrijfsmiddel hangt af van zijn aanschaffings- of voortbrengingskosten, economische levensduur, restwaarde en slijtagepatroon. de economische levensduur is leiden voor de afschrijvingsduur. afschrijvingsmethoden omvatten lineaire, degressieve en intensiteitsafhankelijke afschrijving, waarbij de keuze afhangt van het nutspatroon van het bedrijfsmiddel.

volgens art. 3.30 lid 2 Wet IB is maximale jaarlijkse afschrijving op goodwill 10% en andere bedrijfsmiddelen 20% van kostprijs. art. 3.30a Wet IB stelt dat afschrijving niet is toegestaan als dit de boekwaarde onder de bodemwaarde brengt, met specifieke bodemwaarden voor gebouwen afhankelijk van hun gebruik.

Waardering van bedrijfsmiddelen kan op kostprijs of op lagere bedrijfswaarde, waarbij bedrijfswaarde gedefinieerd wordt als de waarde die een potentiële koper zou toekennen in het geval van een overname van de onderneming. waardestijgingen na eerdere afwaarderingen moeten in het jaar van stijging als winst worden opgenomen.

5.4.2 Waardering van voorraden
voorraad omvat zaken bestemd voor omzet in een onderneming. De kostprijs is normaal de integrale kostprijs, maar indirecte kosten hoeven niet te worden geactiveerd als deel van de voorraadkostprijs volgens de HR; deze kunnen direct ten laste van de winst gebracht worden.

voor vereenvoudigde admin. van voorraadverloop kan een ondernemer kiezen uit methoden zoals FIFO (first in first out) en LIFO (last in first out) met variaties zoals LIFO per transactiedatum of per balansdatum.

substantialistische voorraadwaardering en het ijzeren-voorraadstelsel bieden mogelijkheden tot uitstel van belastingheffing. het ijzeren-voorraadstelsel voorkomt belastingheffing op waardestijgingen van een noodzakelijke basisvoorraad ( de ijzeren voorraad), met specifieke termen zoals ijzeren prijs, mancoreserve en surplus. De ijzeren voorraad wordt gewaardeerd tegen de ijzeren prijs, met aanpassingen voor mancoreserves en surpluswaardering. De toepassing van het ijzeren-voorraadstelsel is door de HR beperkt tot soortgelijke of soortverwante goederen en aanpassingen voor marktwaardeveranderingen zijn toegestaan.

5.4.3 Waardering van onderhanden werk
het onderscheid tussen voorraden en onderhanden werk moet worden gevonden in dat voorraden voor toekomstige omzet worden aangehouden zodat het bij voorraden gaat om zaken die voor eigen rekening worden geproduceerd, terwijl bij onderhanden werk geproduceerd wordt in opdracht dan wel op bestelling.

5.4.4. waardering van vorderingen
bij een gering verschil tussen de nominale waarde en de contante waarde brengt het eenvoudbeginsel met zich dat een geheel solvabele vordering op het nominale bedrag wordt gewaardeerd. Bij latere ontvangst van de huurkooptermijnen valt het verschil tussen de nominale waarde van de huurkoopvordering en de contante waarde in de winst.

5.4.5 Waardering van effecten (beleggen)
waardering van effecten kan geschieden op:
- de kostprijs of
- beurskoers of
- kostprijs dan wel lagere beurskoers

5.4.6 Schulden
schulden worden over het algemeen gewaardeerd op de nominale waarde, tenzij de werkelijke waarde sterk afwijkt. bij langlopende schulden in vreemde valuta kan het voorzichtigheidsbeginsel worden toegepast waarbij een waardedalign van vreemde valuta de historische koers mag worden gebruikt. het voordeel van een lagere betaling in euro’s hoeft niet direct te worden benut; bij een stijging van de vreemde valuta kan echter direct een verlies worden genomen volgens het voorzichtigheidsbeginsel.

5.4.7 voorzieningen
bij het vormen van een voorziening wordt een bedrag ten laste van de winst gebracht voor toekomstige uitgaven. dit moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • oorsprongvoorwaarde:
    de uitgaven vinden hun oorsprong in feiten of omstandigheden van voor de balansdatum
  • toerekeningsvoorwaarde: de uitgaven kunnen aan die periode worden toegerekend
  • redelijkekansvoorwaarde: er is een redelijke kans dat de uitgaven zich zullen voordoen.

pensioenverplichtingen en vergelijkbare verplichtingen worden gewaardeerd volgens de actuariële methode, waarbij jaarlijkse toevoegingen aan de pensioenvoorziening rekening houden met een rente van minstens 4% en sterftekansen.

kosten en lasten door toekomstige loon- of prijsstijgingen worden pas in het jaar van de stijgingen meegenomen, tenzij er belating over deze stijgingen plaatsvindt, onder voorwaarde art. 3.26 lid 2 wet IB.

5.5. stelselwijziging
stelselwijziging is niet toegestaan bij willekeur dan wel ten behoeve van het behalen van een incidenteel fiscaal voordeel. aan een nieuw stelsel kan geen terugwerkende kracht worden verleend.

5.6 foutenleer
2 situaties te onderscheiden:

1 wanneer een ondernemer overstapt van een waarderingssysteem dat voldoet aan goed koopmansgebruik naar een dergelijk systeem geldt er geen terugwerkende kracht voor deze wijziging

2 in het geval dat een ondernemer gedwongen wordt om over te stappen van een niet-conform goed koopmansgebruik systeem naar een aanvaardbaar systeem, moeten eventuele fouten uit voorgaande jaren in beginsel worden gecorrigeerd.

de correctie gebeurt voornamelijk door het opleggen van belastingaanslagen, incl. eventuele navorderingsaanslagen voor jaren waarin teveel is afgeschreven.

daarnaast is er discussie geweest in de rechtspraak over situaties waarin een ondernemer een systeem hanteerde dat eerder als conform goed koopmansgebruik werd gebschouwd, maar later niet meer. in deze gevallen past de HR propective overruling toe, wat inhoudt dat het oude niet-conforme systeem nog mag worden gebruikt voor al bestaande activa en passiva, maar niet voor nieuwe.

A

5 jaarwinstbepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

6 fiscale reserves

6.1 fiscale reserves behoren volgens de fiscale systematiek tot het eigen vermogen. daarom is formeel gezien geen sprake van winstbepaling, maar van winstbestemming.

de fiscale reserves volgens art. 3.53 Wet IB zijn:
- de reserves tot gelijkmatige verdeling van kosten en lasten egalisatiereserve;
- herinvesteringsreserve
- oudedagsreserve

6.2 egalisatiereserve art. 3.53 lid 1 sub a Wet IB
de egalisatiereserve spreidt uitzonderlijke kosten over eerdere jaren in plaats van ze enkel toe te wijzen aan het jaar van uitgave art. 3.53 Wet IB en regels van art. 3.26. kosten door toekomstige loon- of prijsstijgingen worden erkend in het jaar van voorkomen, zonder mogelijkheid tot inhaaldotaties achteraf . alleen bij voldoen aan het Baksteenarrest kunnen kosten van oude boekjare alsnog worden opgevoerd.

6.3 herinvesteringsreserve art. 3.54 Wet IB
de herinvesteringsreserve is bedoeld om belasting op boekwinsten uit te stelen bij herinvestering in bedrijfsmiddelen, ter bevordering van de bedrijfscontinuïteit. Dit principe in art. 3.54, stimuleert het opnieuw investeren van de verkoopopbrengst in vergelijkbare bedrijfsmiddelen en introduceert de ‘ruilgedachte’. voorwaarden zijn onder meer dat het bedrijfsmiddel duurzaam aan de onderneming verbonden moet zijn er een herinvesteringsvoornemen moet zijn en herinvestering moet binnen 3 jaar plaatsvinden, met mogelijke verlenging onder bijzondere omstandigheden. uitstel van belastingheffing wordt uiteindelijk gecompenseerd door lagere afschrijvingen.

toevoegingen aan de reserve zijn ook mogelijk bij vergoedingen voor verlies of beschadiging, met beperkingen bij eerdere willekeurige afschrijvingen. de reserve moet opgeheven worden bij daadwerkelijke herinvestering, het vervallen van het herinvestering voornemen, overschrijding van herinvesteringstermijn of bij overdracht of liquidatie van onderneming. afboeking van de reserve hangt af van afschrijvingstermij nvan het nieuwe bedrijfsmiddel en de economische functie ervan, met speciale regels voor overheidsingrijpen.

6.4 oudedagsreserve art.
De oudedagsreserve biedt ondernemers belastinguitstel vergelijkbaar met werknemerspensioenen. Volgens de wet LB 1964 zijn pensioenaanspraken vrijgesteld en uitkeringen belast, zonder dat ondernemers direct aan een verzekeraar betalen. Om belasting op de oudedagsreserve te voorkomen, kan deze voor een lijfrente gebruikt worden, waarbij uitkeringen belast zijn als loon.

Vanaf 1 januari 2023 is opbouw van de oudedagsreserve gestopt. Bestaande reserves op 31 december 2022 worden volgens oude regels afgewikkeld. De reserve moet aan de winst toegevoegd worden als deze het ondernemingsvermogen overstijgt, bij bedrijfsbeëindiging (art. 3.70 lid 1 onderdeel b ten 1e Wet IB 2001), AOW-leeftijd bereiking, of bij niet voldoen aan het urencriterium (art. 3.69 Wet IB 2001). Bij meerdere ondernemingen kan de reservevrijval gecompenseerd worden (art. 3.72 lid 3 Wet IB 2001).

6.5 de terugkeerreserve art. 3.54a Wet IB
een DGA kan de BV omzetten naar een eenmanszaak of VOF (persoonlijke onderneming) met fiscale gevolgen in box 1, box 2 en voor de vennootschapsbelasting. de wet IB en wet Vpb bieden onder voorwaarden de mogelijkheid tot fiscaal geruisloze terugkeer. echter, bij deze terugkeer kunnen mismatchen ontstaan tussen verdwijnende belastingclaims en nieuwe claims in box 1 gereguleerd door art. 14c wet Vpb en art. 4.42a Wet IB.

om claimverlies te voorkomen moeten activa en passiva tegen dezelfde fiscale boekwaarden worden overgenomen. bij onvolledige aansluiting tussen oude en nieuwe claims, biedt art. 3.54a wet IB de mogelijkheid voor een terugkeerreserve.

A

6 fiscale reserves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

7 ondernemingsfaciliteiten

7.1 forfaitaire heffing winst zeescheepvaart (tonnagebelasting: art. 3.22 t/m 3.24 Wet IB)
in art. 3.22 lid 4 Wet IB wordt nader omschreven wat onder winst uit zeescheepvaart wordt verstaan. art. 3.22 lid 3 Wet IB geldt de forfaitaire heffing voor een periode van tien jaar.

  • deze winst wordt op basis van art. 3.23 lid 3 Wet IB buiten aanmerking gelaten. indien echter binnen tien jaar na overgang van de ‘gewone’ naar forfaitaire winstbepaling die onderneming geheel of gedeeltelijk wordt gestaakt, wordt dit bedrag alsnog tot de winst gerekend en dus belast art. 3.24 lid 1 Wet IB.

7.2 willekeurige afschrijving op bepaalde bedrijfsmiddelen art. 3.31 t/m 3.39 wet IB
de mogelijkheid van willekeurige afschrijving houdt in dat de ondernemer naar believen kan bepalen in welk jaar of welk jaren het bedrag van de aanschaffingskosten of voortbrengingskosten in aftrek wordt gebracht bij het bepalen van de winst.

de faciliteit van willekeurige afschrijving is beperkt tot:
- bepaalde investeringen in het belang van bescherming van NL milieu art. 3.31 Wet IB
- investeringen door startende ondernemers art. 3.34 wet IB jo. art. 7 t/m 9 uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001

  • investeringen in zeepschepen art. 3.34 lid 1 Wet IB jo. art. 10/12 uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001.

indien op grond van de regeling voor willekeurige afschrijving meer is afgeschreven dan in loop der jaren op grond van art. 3.30 Wet IB zou zijn gebeurd, dan krijgt het bedrijfsmiddel een extra lage boekwaarde.

  • Bij latere vervreemding van dit bedrijfsmiddel ontstaat dus een hogere winst. Voor zover deze winst hoger is door de willekeurige afschrijving, kan de boekwinst bij vervreemding niet worden gereserveerd in een herinvesteringsreserve art. 3.54 lid 8 Wet IB 2001.

7.3 investeringsaftrekken art. 3.40 t/m 3.47 Wet IB
investeringsaftrekken, waaronder de kleinschaligheidsinvestering (KIA), energie-investeringsaftrek (EIA) en milieu-investeringsaftrek (MIA) bieden een winstaftrek voor investeringen in bepaalde bedrijfsmiddelen. de aftrek hangt af van de investeringsgrootte en is bedoeld als aanvulling op andere aftrekposten.

Voor investeringen geldt als basis art. 3.43 lid 1 Wet IB 2001, met de aftrek beperkt tot reeds betaalde bedragen als het bedrijfsmiddel nog niet in gebruik is (art. 3.44 Wet IB 2001).
* De KIA is 28% tot een maximum bij €63.715 investering, met een drempel van €2.500 (art. 3.41 lid 2 Wet IB 2001).
* De EIA, zonder bovengrens, vereist minimaal €2.600 investering voor 45,5% aftrek (art. 3.42 lid 3 Wet IB 2001).
* De MIA, met drempels van €2.500, varieert de aftrek tussen 36%, 27%, en 13,5%, afhankelijk van het investeringstype (art. 3.42a Wet IB 2001), niet op te tellen met EIA maar wel met KIA (art. 3.42a lid 6 Wet IB 2001).

uitgesloten bedrijfsmiddelen omvatten die onder €450, grond, woonhuizen, niet-beroepsvervoer personenauot’s, pleziervaartuigen, effecten, goodwill , dieren en bedrijfsmiddelen voornamelijk 70+% voor derden ter beschikking art. 3.45 Wet IB.

Bij vervreemding binnen 5 jaar na investering, wordt een desinvesteringsbijtelling toegepast, berekend over de overdrachtsprijs met het oorspronkelijke aftrekpercentage (art. 3.47 Wet IB 2001), inclusief uitbreiding van het vervreemdingsbegrip.

7.4 ondernemersaftrek art. 3.74 Wet IB
de ondernemersaftrek komt in mindering op het gezamenlijke bedrag van de winst die een belastingplichtige als ondernemer uit een of meer ondernemingen geniet.

de ondernemersaftrek is een verzamelnaam voor de zelfstandigenaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en de stakingsaftrek.

7.4.1 Zelfstandigenaftrek art. 3.76 Wet IB
zelfstandigenaftrek art. 3.76 lid 2 Wet IB steunt ondernemers jonger dan de AOW-leeftijd waarvoor ondernemen de belangrijkste activiteit is. het bevordert het gebruik van winst voor investeringen en reserveringen, zoals vastgesteld in art. 3.4 Wet IB. het urencriterium is max 6310 uur. bij weinig winst kan de aftrek hoger zijn dan de winst, wat een negatieve belastbare winst uit onderneming kan opleveren.

7.4.2 aftrek speur- en ontwikkelingswerk art. 3.77 Wet IB
de ondernemer die voldoet aan het urencriterium en die in het kalenderjaar ten minste 500 uur heeft besteed aan kwalfiicerend speur- en ontwikkelingswerk kan een bedrag ter grootte van €15.551 in aftrek brengen. voor startende ondernemers die aan de eisen voldoen, wordt de aftrek gedurende twee jaar met €7.781 verhoogd.

7.4.3 meewerkaftrek art. 3.78 Wet IB
indien de andere partner geen vergoeding of een vergoeding voor minder dan €5.000 krijgt voor het meewerken, geldt de meewerkaftrek voor de ondernemer. deze moet dan wel vodloen aan urencriterium. de meewerkaftrek beloopt een bepaald percentage van winst.

7.4.4 startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid art. 3.78a Wet IB.
indien iemand recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en per jaar tussen 800 uur en 1225 uren aan werkzaamheden voor zijn onderneming besteedt, heeft hij gedurende drie jaar in de eerst evijf jaar van zijn onderneming recht op de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid. deze bedragt achtereenvolgens 12.000, 8.000 en 4.000 maar niet meer dan het bedrag dat aan winst is genoten.

7.5 mkb-winstvrijstelling art. 3.79a Wet IB
het uitgangspunt van de wetgever is dat
winst minder zwaar behoort te worden belast dan andere inkomsten.
- om te bewerkstelligen dat voor winst uit onderneming behaald door natuurlijke personen ook sprake is van een lagere winstbelastingheffing, geldt er voor ondernemers een vrijstelling van 12,7% van winst .

A

7 ondernemingsfaciliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

8 staking van een onderneming

8.1 staking
onder staken wordt begrepen de overdracht van de onderneming aan een ander, alsmede het verbreken van de band die de bedrijfsmiddelen tezamen hield door ze stuksgewijs te vervreemden of naar het privévermogen over te brengen. in dat laatste geval is er sprake van liquidatie van de onderneming

8.2 stakingswinst
de overgedragen winst bestaat uit de verkoopprijs van activa en passiva verminderd met hun boekwaarden, inclusief fiscale reserves. de prijs omvat de werkelijke waarde van activa, passiva, goodwill, het verschil tussen de totale waarde van de onderneming en de afzonderlijke waarden. stakingswinst omvat stille reserves, goodwill en fiscale reserves.

bij liquidatie wordt het moment van activa-overdracht of privéonttrekking als uitgangspunt genomen. een langlopende liquidatie strekt zich uit over meer dan een jaar. stakingswinst wordt belast tegen progressieve tarieven, na toepassing van de MKB-winstvrijstelling.

8.3 Stakingsfaciliteiten:

de stakingswinstregeling omvat:
- stakingsaftrek: €3.630 (maximaal gelijk aan stakingswinst) volgens art. 3.79 Wet IB alleen bij volledige staking. dit bedrag is per ondernemer (eenmaal in het leven).

  • stakingswinstlijfrentepremieaftrek conform art. 3.129 wet IB, indien stakingswinst deels voor een lijfrente wordt aangewend. lijfrente moet worden afgesloten bij een erkende verzekeraar of pensioenfonds, of onder voorwaarden bij de overnemer van de onderneming volgens art. 3.126 wet IB. lijfrente-uitkeringen zijn belast als inkomen.
  • deze aftrek is ook geldig bij gedeeltelijke staking. de maximale aftrekbare bedragen en de vermindering door eerder opgebouwde voorzieningen worden respectievelijk in lid 2 en lid 3 van wet genoemd. de aftrek is primair voor ondernemers, met uitzondering van medegerechtigden die een onderneming voortzetten volgens art. 3.129 lid 4 Wet IB.

8.4 bijzondere stakingsgevallen
- verhuur gehele onderneming: geen overdracht of liquidatie, slechts wijzing bedrijfsuitoefening; geen staking!

  • huurkoop onderneming: stakingswinst uit verschil huurkooptermijnen en boekwaarde; na overdracht valt in box 3.
  • overdracht tegen winstrecht; uitgestelde winstneming toegestaan; stakingsfaciliteiten op geschatte constante waarde winstrecht.
  • overlijden ondernemer: art. 3.58 wet IB ziet overdracht waarde economisch verkeer bij overlijden; renteloos uitstel betaling mogelijk. art. 25 lid 17 jo. art. 28 lid 2 invorderigswet 1990.
  • ontbinding huwelijksgemeenschap: fictieve staking art. 3.59 Wet IB. betrekt helft stille reserves, fiscale reserves, goodwill in belasting.
  • eindafrekeningswinst art. 3.60 jo. 3.61 wet IB eisen eindafrekening bij ophouden winstgenot in NL zonder overdracht of liquidatie.

8.5 doorschuiving van onderneming
de wet biedt mogelijkheden om belastingheffing over stakingswinst te voorkomen bij (Fictieve) staking van onderneming ,ter bescherming van de continuïteit. doorschuiving van stakingswinst naar een bedrijfsopvolger is mogelijk in volgende gevallen:

  1. Bij ontbinding van huwelijksgemeenschap (art. 3.59 Wet IB 2001);
  2. Bij overlijden van de ondernemer (art. 3.62 Wet IB 2001);
  3. Bij overdracht van ondernemingsdeel aan medeondernemer (36 maanden samenwerking vereist; art. 3.63 Wet IB 2001);
  4. Bij overdracht van ondernemingsdeel aan werknemer (36 maanden dienstverband vereist; art. 3.63 lid 5 Wet IB 2001);
  5. Bij staking en herinvestering binnen 12 maanden (voldoen aan herinvesteringsreserve; art. 3.64 Wet IB 2001); en,
  6. Bij inbreng van onderneming in een BV (art. 3.65 Wet IB 2001).

8.6 inbreng van onderneming in een BV

8.6.1 inleiding
ondernemer /medegerechtigde kan te eniger tijd besluiten de door hem gedreven onderneming in te brengen in een door hem op te richten BV. als redenen daarvoor kunnen onder andere worden genoemd:

  • vermindering van de aansprakelijkheid
  • de BV vormt een meer passende rechtsvorm voor de uitgeoefende activiteiten
    -eenvoudiger regime

8.6.2 voorperiode
als een ondernemer/medegerechtigde besluit om de onderneming voor eigen rekening en risico over te dragen aan een nieuw op te richten BV, wordt de behaalde winst vanaf dat moment winst voor de BV en niet meer voor de ondernemer/medegerechtigde.

  • tijdens de oprichtingsfase van de BV wordt de onderneming als wel voor de rekening en risico van de BV gevoerd.
  • de periode waarin de BV nog in oprichting is maar wel al een onderneming drijft voor eigen rekening en risico, wordt de ‘voorperiode’ genoemd
  • het moment waarop de voorperiode begint, wordt het ‘overgangstijdstip’ genoemd.

8.6.3 geruisvolle inbreng
de inbreng van een onderneming door een ondernemer/medegerechtigde in een BV heeft tot gevolg dat de door inbrenger uitgeoefende onderneming wordt gestaakt.

  • de onderneming wordt immers overgedragen aan een andere (rechts)persoon. de hieruit voort vloeiende stakingswinst, gevormd door de in de onderneming begrepen stille reserves, goodwill en fiscale reserves wordt gerealiseerd op het moment waarop de voorperiode begint, dan wel op het moment van de inbreng in de BV.

8.6.4 Geruisloze inbreng
wetgever staat toe dat een onderneming zonder belastingafrekening kan worden omgezet naar een BV, art. 3.65 Wet IB. dit wordt een geruisloze overgang genoemd , waarbij stille reserves, fiscale reserves en goodwill niet belast worden als de winst voor de stakende onderneming.

voor de toepassing van de fiscaal geruisloze inbreng in een BV van art. 3.65 Wet IB is vereist dat:

  • de gehele onderneming wordt ingebracht
  • de inbreng geschiedt in een nieuw op te richten BV.
  • de oprichters in gelijke delen in het aandelenkapitaal van de BV zijn gerechtigd als zij in het vermogen van de in te brengen onderneming waren gerechtigd.
  • de door de minister te stellen voorwaarden worden aangenomen.

deze standaard voorwaarden hebben onder andere betrekking op:

  • omvang van de creditering
  • de hoogte van de verkrijgersprijs van de aandelen voor de aanmerkelijke belang-regeling art. 4.21 Wet IB
  • voor bepaalde situaties een vervreemdingsverbod met betrekking tot de aandelen gedurende drie jaren.

8.7 inbreng in een samenwerkingsverband

de HR stelt dat bij de overdracht van een onderneming door een inbrenger aan toetreders, het winstaandeel van de toetreders wordt overgedragen. wat leidt tot gedeeltelijke staking van de onderneming en mogelijk stakingswinst. als de inbreng tegen de waarde in het economisch verkeer gebeurt, wordt het ingebrachte deel geactiveerd op de commerciële openingsbalans van het samenwerkingsverband. het deel van de onderneming dat door een andere vennoot wordt uitgeoefend, wordt beschouwd als gestaakt door de oude ondernemer, wat kan resulteren in stakingswinst.

bij zakelijke transacites moet de inbrenger compensatie krijgen voor stille reserves en dergelijke in het overgedragen deel. dit kan worden geregeld via methoden zoals inbreng onder voorbehoud van stille reserves of door de ‘overnemer’ en inklimmend winstrecht te geven.

A

8 staking van een onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

2 het begrip aanmerkelijk belang

2.1 definitie
ingevolge art. 4.6 Wet IB heeft een belastingplichtige een aanmerkelijk belang indien hij al, dan niet tezamen met zijn partner, voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal direct of indirect aandeelhouder is in een vennootschap met een in aandeel onderverdeeld kapitaal.

2.2 partner
het aandelenbezit van partners wordt samengesteld volgens de definitie in art. 5a AWR die omvat:
- echtgenote
- geregistreerde partners
- ongehuwde meerderjarige persoon met een notarieel samenlevingscontract die op zelfde adres zijn ingeschreven.

officieel gescheiden echtgenoten worden ook beschouwd als partners art. 5a lid 3 AWR.

daarnaast wordt het partner begrip uitgebreid volgens art. 1.2 wet IB waarbij partners ook kunnen zijn:

  • Personen ingeschreven op hetzelfde adres in de GBA;
  • Met wie een kind is geboren;
  • Die een kind van de partner hebben erkend;
  • Die als partner zijn aangemerkt voor een pensioenregeling;
  • Die samen een eigen woning bezitten;
  • Met een minderjarig kind van een van beide partners ingeschreven op hetzelfde adres, behalve bij aantoonbare (onder)huursituaties; of,
  • Die het voorgaande kalenderjaar al partners waren.

2.3 vijf procent
door het hanteren van dit percentage is het houden van een direct belang van 5% fiscaal neutraal ten opzichte van het indirect houden van zon belang door middel van houdstervennootschap. de belastingplichtige heeft in beide gevallen een aanmerkelijk belang.

2.4 geplaatst kapitaal
het aandelenbezit wordt gerelateerd aan het geplaatste kapitaal en niet het nominaal gestorte kapitaal. ingevolge art. 4.8 Wet IB worden in dit kader door de vennootschap ingekochte, nog in te treden, aandelen buiten aanmerking gelaten.

2.5 indirect
ziet het woord ‘indirect’ op de figuur van het belang dat een natuurlijke persoon door middel van een houdstervennootschap in een andere vennootschap.

2.6 aanmerkelijke belang in een soort
als een belastingplichtige minder dan 5% belang heeft in het totale aandelenkapitaal volgens art. 4.6 Wet IB, maar er zijn meerdere soorten aandelen uitgegeven, moet voor elke aandelensoort worden beoordeeld of de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft volgens art. 4.7 Wet IB.

2 uitzonderingen:

1 als verschillende aandelen alleen verschillen in de rechten genoemd in art. 4.7 lid 2 Wet IB worden ze beschouwd als 1 soort. Aandelen die verschillen in stemrecht over andere kwesties dan die genoemd in art. 4. 7 lid 2 Wet IB zoals winstuitkeringen of vermogensuitingen van vennootschap, worden niet als een soort beschouwd.

2 uitzondering kan worden gemaakt voor een aandelensoort die bijv. verband houdt met de participatie van werknemers in de vennootschap volgens art. 4.7 lid 3 Wet IB.

2.7 vruchtgebruik op aandelen
ingevolge art. 4.3 wet IB wordt onder aandeelhouder mede verstaan de persoon die gerechtigd is tot de voordelen uit aandelen.

2.8 koopopties op aandelen/winstbewijzen
een belastingplichtige die een koopoptie heeft op de aandelen in een vennootschap heeft, zonder nadere wettelijke maatregelen geen aanmerkelijk belang in de vennootschap, terwijl hij wel een belang heeft bij de winstreserves van de vennootschap. ook het bezit van winstbewijzen als zodanig kan tot een aanmerkelijk belang leiden art. 4.6 sub c Wet IB.

2.9 meesleep- meetrekregelingen.
andere aanspraken op bedrijfsreserves vallen onder het aanmerkelijk-belang-regime, net als personen zonder direct aanmerkelijk belang. volgens art. 4.9 wet IB worden bij een aanmerkelijk belang van 5% of meer van het kapitaal ook andere aandelen en winstbewijzen meegeteld. als de belastingplichtige zelf geen aanmerkelijk belang heeft, maar zijn partner of familie wel, worden de aandelen of winstbewijzen toch beschouwd als deel van zijn aanmerkelijk belang.

A

belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 inkomen uit aanmerkelijk belang: reguliere voordelen

3.1 inleiding
art. 4.12 Wet IB onderscheidt vervreemdingsvoordelen (bij verkoop van aandelen) en reguliere voordelen (zoals dividend) uit aanmerkelijk belang.
aftrekbare kosten art. 4.15 wet IB verminderen reguliere voordelen.

een negatief inkomen uit aanmerkelijk belang wordt gezien als verlies art. 4.47 Wet IB. dat verekenbaar is met het inkomen uit aanmerkelijk belang van het vorige jaar en de komende zes jaar.

art. 4.53 jo. art. 2.11a wet IB bieden een uitzondering: belastingkorting van 26,9% van niet-verrekend verlies bij afwezigheid van aanmerkelijk belang gedurende huidig en vorig kalenderjaar.

3.2 forfataire voordeel buitenlandse beleggingsmaatschappijen
de wet Vpb biedt een speciaal regime voor NL vennootschappen die in vermogensbeleggingen opereren. deze vennootschappen worden belast tegen een nultarief in plaats van het normale tarief van de vennootschapsbelasing. ze moeten binnen acht maanden na het boekjaar winst uitkeren aan aandeelhouders, een belangrijke voorwaarde. een ander voorwaarde is dat ze geen aandeelhouders met een aanmerkelijk belang mogen hebben volgens art. 28 lid 2 sub d wet Vpb. hierdoor moeten aanmerkelijkbelanghouders in buitenlandse beleggingsmaatschappijen jaarlijks een voordeel genieten ter grootte van 6,17% van de waarde van hun aandelen bij aanvang van kalenderjaar ex art. 4.14 wet IB.

3.3 teruggaaf van op aandelen gestort kapitaal
de gedeeltelijke teruggaaf van gestort kapitaal door een vennootschap mag niet leiden tot belastingheffing, zolang deze niet hoger is dan de verkrijgingsprijs van de aandelen en het nominale bedrag van het gestorte kapitaal niet overschrijdt.

voor de onbelastbaarheid moet de algemene vergadering van aandeelhouders voorafgaand aan de teruggaaf hebben besloten en moet een statutenwijziging zijn doorgevoerd. als de teruggaaf niet als regulier voordeel wordt beschouwd, wordt deze afgetrokken van de verkrijgingsprijs van de aandelen art. 4.13 lid 1 sub b jo. art. 4.33.

3.4 teruggaaf van hetgeen op winstbewijzen is gestort
een vergelijkbare bepaling als voor een teruggaaf van aandelenkapitaal is opgenomen voor houders van winstbewijzen art. 4.13 lid 1 sub d.

3.5 excessief lenen bij eigen vennootschp
excessief lenen wordt ontmoedigd doorart. 4.13 lid 1 sub f jo. art. 4.14a. dat een belangrijke uitbreiding vormt van art. 4.13 wet IB.
dit geldt wanneer de totale schulden van de aanmerkelijkbelanghouder aan de vennootschap(pen) het bedrag van €700.000 overschrijden, en ook voor met de aanmerkelijkbelanghouder verbonden personen volgens art. 4.14b wet IB.

3.6 bonusaandelen.
winstbonusaandelen worden niet als regulier voordeel gezien ex art. 4.13 lid 2. de verkrijgingsprijs wordt op nihil gesteld ex arrt. 4.26, maar bij verkoop of terugbetaling wordt belasting geheven over de winstreserves. dit geldt niet voor winstbonusaandelen van beursgenoteerde fiscale beleggingsinstellingen aan aanmerkelijkbelanghouders. hierbij wordt de nominale waarde belast als regulier voordeel, maar wordt de verkrijgingsprijs verhoogd met hetzelfde bedrag.

A

3 inkomen uit aanmerkelijk belang: reguliere voordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 begrip vervreemding

4.1 inleiding
onder vervreemding verstaat de HR: ‘elke rechtshandeling waardoor de eigenaar van aandelen of winstbewijzen die aandelen of winstbewijzen uit zijn vermogen in dat van een ander doet overgaan’. de wetgever heeft in art. 4.16 wet IB een aantal fictieve vervreemdingen omschreven.
bij een schenking of verkoop tegen een te lage prijs van aandelen in het kader van bedrijfsopvolging wordt geen vervreemding aanwezig geacht.

4.2 inkoop van aandelen.
het is belangrijk om te benadrukken dat wanneer een bedrijf zijn eigen aandelen verkoopt, dit als normale vorm van verkoop wordt beschouwd. daarom is het niet nodig om dit als fictieve transactie te behandelen

4.3 winstbewijzen
art. 4.16 lid 1 sub b Wet IB is uitdrukkelijk bepaald dat de afkoop en inkoop van winstbeschwijzen door de vennootschap zelf als een vervreemding worden beschouwd.

4.4 liquidatie van vennootschap
onder het regime van voor 1997 leidde de ontvangst van liquidatie-uitkeringen tot het constateren van inkomsten uit vermogen, ook wel dividend genoemd. vanaf 1997 wordt de liquidatie als een fictieve vervreemding beschouwd. art. 4.16 lid 1 sub c.

4.5 | Juridische fusie/juridische splitsing
Een juridische fusie volgens de Wet IB 2001 leidt tot een fictieve verkoop van aandelen, inclusief koopopties. Belastingheffing over het waardeverschil kan worden uitgesteld volgens de doorschuiffaciliteit van art. 4.41 lid 3, onder voorwaarde dat de betrokken vennootschappen in Nederland of een andere EU-lidstaat zijn gevestigd. Deze regeling geldt ook voor splitsingen

4.6 overgang onder algemene titel/overgang krachtens erfrecht onder bijzondere titel
Een fictieve vervreemding vormt ook de overgang onder algemene titel van aandelen art. 4.16 lid 1 onderdeel e Wet IB 2001.

4.7 inbreng in een ondernemingsvermogen of het gaan behoren tot het resultaat uit een werkzaamheid
een natuurlijkpersoon kan zijn persoonlijke aandelen of winstbewijzen in zijn onderneming inbrengen zonder ze te verkopen aan anderen. Dit verandert alleen de belastingetikettering. aangezien deze inbreng niet als verkoop wordt beschouwd, moeten de aandelen of winstbewijzen wel worden gewaardeerd op hun marktwaarde bij de inbreng. om te voorkomen dat er een belastinglek ontstaat door onbelaste waardestijging van de persoonlijke verkrijgingsprijs naar de marktwaarde wordt deze inbreng ex art. 4.16 lid 1 sub f behandeld als fictieve verkoop.

4.8 niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang
de aanmerkelijk-belang-claim kan niet worden afgeschud, maar moet op enig moment worden afgewikkeld, op zijn laatst bij het verlaten van het aanmerkelijk belang-regime. hetzelfde uitgangspunt is voortgezet onder wet IB.

4.9 emigratie
emigratie van een persoon geldt als fictieve vervreemding ex wet IB, met als doel aanmerkelijk-belang-claim te behouden. uitzondering geldt voor emigranten onder passantenregeling art. 4.18

4.10 zetelverplaatsing
de verplaatsing van de werkelijke leiding van een vennootschap uit NL leidt tot een fictieve vervreemding ex art. 7.5 lid 7 wet I, maar niet volgens art. 4.16 van zelfde wet. dit voorkomt dat belastingplichtige de aanmerkelijk-belang-claim kunnen ontwijken door de werkelijke zetel van vennotschap naar buitenland te verplaatsen.

4.11 verlening koopoptie
het verlenen van een koopoptie vormt een fictieve vervreemding van het aanmerkelijk belang, waarbij het vervreemdingsvoordeel op grond van art. 4.31 WEet IB op de optiepremie wordt gesteld.

4.12 toerekeningsstop afgezonderd particulier vermogen

de bezittingen, schulden en de opbrengsten en uitgaven van een zogenoemd afgezonderd particulier vermogen APV, zoals een trust, worden in beginsel toegerekend aan degene die dit vermogen heeft afgezonderd art. 2.14a wet ib.

4.13 toepassing forfaitair voordeel
dit laatste fictieve vervreemding van art. 4.16 lid 1 is in het belastingplan 2017 geïntroduceerd. forfaitair voordeel art. 4.13 lid 1 sub a jo. art. 4.14 wet IB toegelicht. regeling is zoals opgemerkt, ook van toepassing op de vrijgestelde beleggingsinstelling VBI.

A

4 begrip vervreemding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5 berekening van het vervreemdingsvoordeel

5.1 inleiding
het belastbare voordeel bij de verkoop van aanmerkelijkbelangaandelen wordt bepaald door de verkoopprijs minus de aankoopprijs art. 4.19. De verkoopprijs is de ontvangen prijs verminderd met de kosten voor de verkoper art. 4.20 wet IB. dit benadrukt dat zowel de verkoop- als de aankoopprijs moet worden bekeken vanuit perspectief van belastingplichtige. (subjectivering)

5.2 onzakelijke of ontbrekende tegenprestatie
in sommige denkbeeldige situaties, zoals bij eigendomsovergangen zonder specifieke betaling bepaalt art. 4.22 lid 1 Wet IB de waarde van aandelen of winstbewijzen op basis van hun economische waarde op dat moment

5.3 aandelen of winstbewijzen gaan op een later tijdstip tot een aanmerkelijk belang behoren
in art. 4.23 wet IB staat dat als een aandeel of winstbewijs op een later tijdstip als een aanzienlijk belang wordt beschouwd, de prijs die ervoor betaald is, wordt aangepast naar de actuele waarde op dat moment. dit kan hoger of lager zijn dan de oorspronkelijke aankoopprijs (step up, step down).

5.4 uitstel van nemen van een verlies uit aanmerkelijk belang
art. 4.24 wet IB voorkomt misbruik door kunstmatig naar voren halen van verliezen bij inbreng van aandelen in een holdingvennootschap. verliezen worden niet direct genomen maar toegevoegd aan de verkrijgingsprijs van aandelen in de holding. dit geldt ook wanneer aandelen worden overgedragen aan een partner, bloedverwant of aanverwant in de rechte lijn, of aan een vennootschap waarin een van deze personen een aanmerkelijk belang heeft .art. 4.24 lid 4 wet IB.

5.5 immigratie
bij immigratie naar NL wordt de waardegroei van aandelen in een buitenlandse vennootschap voor de immigratieperiode niet belast, volgens art. 4.25 van de Wet IB 2001. De verkrijgingsprijs van de aandelen wordt dan vastgesteld op hun waarde op het moment van immigratie.

5.6 forfaitair voordeel bij buitenlandse beleggingsmaatschappij
de wetgever fingeert dat een jaarlijks rendement van 6,17% wordt behaald op buitenlandse beleggingen, om gelijke behandeling met NL beleggingsinstellingen te waarborgen. deze fictie kan echter leiden tot dubbele belastingheffing zonder aanpassingen art. 4.13 lid 1 sub a jo. 4.14 lid 1 wet IB.

5.7 opties en omvang vervreemdingsvoordelen
een koopoptie impliceert het betalen van een premie, genaamd optiepremie voor het recht om aandelen of winstbewijzen te kopen tegen een vooraf betaalde prijs. volgens art. 4.30 wet IB wordt deze optiepremtie toegevoegd aan de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen bij uitoefening van de optie. als de optie niet wordt uitgeoefend maar de belastingplichtige behoudt een aanmerkelijk belang, wordt de optiepremie toegerekend aan de verkrijgingsprijs van de aandelen die tot dat belang behoren.

als de optie niet wordt uitgeoefend en de belastingplichtige geen aanmerkelijk belang meer heeft wordt de optiepremie behandeld als een negatief vervreemdingsvoordeel ex art. 4.16 lid 1 sub g wet IB. een koopoptie geeft het recht om aandelen of winstbewijzen te kopen tegen een vooraf betaalde prijs ,terwijl een putoptie het recht geeft om deze te verkopen.

5.8 liquidatie van een vennootschap
bij liquidatie van een bedrijf worden uitkeringen gezien als fictieve verkoop, waardoor bij elke uitkering belasting wordt geheven als er winst wordt gemaakt. art. 4.34 stelt dat alleen winst boven de oorspronkelijke aankoopprijs van de aandelen wordt belast. ook wordt bepaald dat onbelaste uitkeringen de aankoopprijs van de aandelen verlagen.

A

5 berekening van het vervreemdingsvoordeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

6 doorschuiffactiliteiten

6.1 inleiding
in een aantal gevallen heeft de wetgever de mogelijkheid gemaakt om bij een vervreemding van aandelen of winstbedrijven die tot een aanmerkelijk belang behoren, afrekening over de aanmerkelijk-belang-claim te voorkomen.

6.2 niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang en fictief aanmerkelijk belang
als een belastingplichtige zijn aanmerkelijk belang verliest, geldt dit als een vervreemding volgens art. 4.16 lid 1 sub g.

het fictieve vervreemdingsvoordeel wordt niet direct belast, maar pas bij een latere daadwerkelijke vervreemding.
in dat geval worden de ebtreffende aandelen of winstbewijzen behandeld als een fictief aanmerkelijk belang art. 4.11 wet IB.
bij een fictief aanmerkelijk belang kan de belastingplichtige op elk moment kieze om af te rekenen tegen de actuele waarde art. 4. 16 lid 3 wet ib.
als er wordt afgerekend worden de aandelen of winstbewijzen niet langer belast in box 2, maar in box 3.

6.3 doorschuiving bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht en de verdeling van de huwelijksgemeenschap anders dan door overlijden
overdracht van aandelen of winstbewijzen via het erfrecht of huwelijksvermogensrecht wordt beschouwd als vervreemding. bij overlijden kan alleen de verkrijgingsprijs van ondernemingsvermogen worden doorgeschoven ex art. 4.17a wet B.

in geval van overlijden moet eerst de huwelijksgemeenschap worden verdeeld om de samenstelling van de nalatenschap vast te stellen, waarbij de aandelen en een schuld aan de langstlevende echtgenoot behoren.

art. 4.17 lid 8 is van toepassing wanneer de aandelen aan de langstlevende echtgenoot worden toebedeeld, waardoor ze als overgegaan via erfrecht worden beschouwd, maar nog steeds aan eisen van art. 4.17 a lid 1 moeten voldoen om vervreemding te voorkomen.

6.4 doorschuiving bij overgang krachtens erfrecht en verdeling van nalatenschap binnen 2 jaar.

art. 4.17 jo. 4.17a wet IB regelen de belastingvrije overdracht van aandelen in bepaalde gevallen, zoals bij huwelijksvermogensrecht en erfenissen aan binnenlandse particulieren, onder voorwaarde dat de aandelen toegerekend kunnen worden aan het ondernemingsvermogen van de vennootschap.

daarnaast worden de vermogens van vennootschappen ingedeeld als ondernemings- of beleggingsvermogen, volgens de winstsfeerregels met uitzondering van art. 4.17a lid 7.

Bij doorschuiving van claims geldt de gemiddelde verkrijgingsprijs volgens art. 4.39a Wet IB 2001. Art. 4.17b Wet IB 2001 stelt dat belastingvrije verdeling van een nalatenschap binnen twee jaar na overlijden van de erflater mogelijk is, voor binnenlandse belastingplichtigen die de aandelen niet als ondernemings- of resultaatvermogen beschouwen.

6.5 doorschuiving bij overgang krachtens schenking
schenking van aanmerkelijk-belang-aandelen volgt hoofdregel van art. 4.12 sub b wet. waarbij schenker zijn aandelen aan een ander overdraagt zonder tegenprestatie. de waarde van de aandelen geldt als tegenprestatie bij schenkingen. deze regel geldt ook voor het doorschuiven van claims aan verkrijger. art. 4.17 c wet ib is niet alleen van toepassing op schenkingen, maar ook giften waarbij aandelen tegen een lagere prijs worden overgedragen.

6.6 doorschuiving bij aandelenfusie

bij een bedrijfsconcentratie door aandelenfusie kunnen personen met een aanzienlijk belang in de overgenomen vennootschap belastingproblemen ondervinden doordat ze aandelen moeten verkopen zonder direct beschikbare middelen om de belasting te betalen. de wet voorziet in een doorschuiffaciliteit ex art. 4.41 lid 1 wet IB geldt in 2 situaties:

1 als de houder van een aanmerkelijk belang in de overgenomen vennootschap na de fusie een belang behoudt in de overnemende vennootschap kan op verzoek het vervreemdingsvoordeel worden doorgeschoven naar de aandelen in de overnemende vennootschap, met behoud van de verkrijgingsprijs.

2 als houder van een aanmerkelijjk belang in de overgenomen vennootschap na de fusie geen belang heeft in de overnemende vennootschap, kan op verzoek het vervreemdingsvoordeel worden doorgeschoven.

deze faciliteit geldt bij een aandelenfusie volgens art. 3.55 wet IB wat inhoudt dat:

  • een nederlandse vennootschap meer dan 50% aandelen in een andere NL vennootschap verwerft door uitgifte van eigen aandelen.
  • een vennootschap uit EU lidstaat meer dan 50% van aandelen in een andere EU lidstaat vennootschap verwerft door uitgifte van eigen aandelen
  • een NL vennootschap 90% of meer van aandelen in vennootschap buiten EU verwerft door uitgifte van eigen aandelen.

6.7 doorschuiving bij geruisloze terugkeer

als een bedrijf wordt ontbonden en de activiteiten ervan voortaan worden voortgezet door de natuurlijke personen/aandeelhouders, kan de geruisloze terugkeerregeling va n toepassing zijn. deze regeling zorgt ervoor dat belastingaanslagen in verband met vennootschapsbelasting inclusief de AB-claim niet hoeven te worden voldaan art. 14c wet Vpb.

6.8 betalingsregeling bij overdracht (in kader van bedrijfsopvolging)
bij bepaalde vervreemdingen hoeft geen afrekening plaats te vinden; de verkrijgingsprijs wordt doorgeschoven. bij aandelentransfers kan afrekening nodig zijn, maar de belastingbetaling kan gespreid worden. voor deze regeling moet de overdrachtsprijs schuldig blijven, minstens 5% van aandelen kapitaal worden overgedragen.
, en mogen de bezittingen van de vennootschap niet voornamelijk uit beleggingen bestaan (art. 25 lid 9 Iw 1990).

A

6 doorschuiffactiliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

7 tijdstip van heffing (heffingsmomenten)

  • reguliere voordelen vallen onder art. 4.43 wet IB bij ontvangst, aftrekbare kosten onder art. 4.44 bij betaling.
  • vervreemdingsvoordelen worden belast bij vervreemding behalve bij emigratie volgens art. 4.46. het moment van vervreemding is vastgesteld door de HR.
  • bij onzekere tegenprestaties ontstaat meerdere heffingsmomenten volgens art. 4.28 jo. 4.46 wet IB
  • bij liquidatie met een negatief vervreemdingsvoordeel geldt voltooiing van de vereffening als belastbaar moment art. 4.46
  • bij afrekening door fictief-aanmerkelijkbelanghouders geldt het verzoeksmoment maar niet eerder dan ontvangst door inspecteur ex art. 4.16 jo. 4.46
A

7tijdstip van heffing (heffingsmomenten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hc aant.

bronnentheorie
stappen:
1 bron
2 kwalificatie
3 voordeel

drie algemene cumulatieve eisen ‘bron van inkomen’

1 deelname economisch verkeer
betekent dat je deelneemt aan maatschappelijke ruilverkeer en dus buiten privé en gezinsfeer treedt.

2 voordeel beogen (subjectief)
intentie waarmee je dat doet, is oogmerk. positief financieel voordeel om geld te verdienen > intentie van belastingplichtige. HR zei in vriendendienst (over OOGMERK) = helpen van vriend oogmerk dan niet gericht op behalen van voordeel dus geen bron van inkomen. gevallen buiten vriendendienst, beogen moet aan worden voldaan op moment dat voordeel is behaald. gaan we ervan uit dat het ook is beoogd. om te voorkomen dat belastingplichtige zeggen heb geld verdient, maar niet beoogd dus geen bron van inkomen geen belastingheffing.

3 voordeel redelijkerwijs te verwachten (objectief)
toets is of een derde die kijkt naar feiten en omstandigheden dus naar activiteiten en kwalificaties en kwaliteiten van belastingplichtige zelf als derde kijk als die redelijkerwijs verwacht dat activiteiten op termijn hoeft niet direct een positief voordeel oplevert.
HR Pyramide > wanneer speculatief is of jij wel of niet voordeel hebt behaald, dan geen bron van inkomen.

HR Consul generaal zei op moment dat vooraf vaststaat dat kosten de baten blijven zullen overtreffen, dan ook geen bron van inkomen. dus als kosten hoger zijn dan boten dan ook geen sprake van inkomen.

dus
1 deelname economisch verkeer
2 voordeel beogen (subjectief)
3 voordeel redelijkerwijs te verwachten (objectief)

-
- Belastingwetgeving is neutraal

Les:
Wet op IB gaat uit van bronnentheorie. Alleen inkomen zien wanneer er sprake is van voordeel dat
vloeit voort uit bron van inkomen. Bronnentheorie van belang voor wet IB > want zonder bron geen
inkomen voor wet IB. je ziet niet terug in wettekst zelf. Wettekst zegt niks over bronnentheorie of
iets over inkomen. Blijkt uit parlementaire stukken van wetgever en jurisprudentie van HR, we weten dat ten grondslag ligt

Wat houdt die bronnen theorie in, zoals gezegd we kunnen alleen inkomen constateren wanneer we zeggen we zien voordeel dat voort vloeit uit bron van inkomen. Dus toepassing van wet IB los van vraag naar subject, we focussen nu op vraag naar object > aantal stappen die je moet zetten.

Stap 1 is er sprake van bron van inkomen? Ja? voldaan aan voorwaarden dan
stap 2 kwalificeren van bron van inkomen > kwalificatie van bron een label plakken op bron. Voorbeeld van kwalificatie is de onderneming.
Stap 3 welke voordelen vloeien voort uit bron van inkomen? Op moment dat je weet welk bron van inkomen is, weet je ook hoe we voordelen duiden. Bijv. voordelen uit onderneming dan winst. En als je dat weet, weet je ook welke inkomenscategorieën van toepassing is. Dan heb je wettelijke basis om belasting te heffen en wettelijke basis heb je nodig voor legaliteitsbeginsel.

De toets doe je op basis van alle feiten en omstandigheden. Belang om te realiseren dat belastingwetgeving neutraal is en geen oordeel over of activiteiten legaal of illegaal is etc.

-
onderneming
stap 1 ziet op zie je bron van inkomen > voldaan aan 3 cumulatieve voorwaarden dan
stap 2 kwalificatie van bron inkomen > volgorde van wet aan > wet IB art. 2.14 Wet IB. je begint bij begin. Eerste bron van inkomen is eerste categorie van box 1 > aanwezigheid van onderneming. Dus als je hebt vastgesteld er is bron van inkomen, kan ik bron van inkomen duiden als onderneming.

HR > duurzame organisatie van kapitaal en arbeid > is materiële onderneming ook wel objectieve onderneming genoemd.

op basis van feiten en omstaidgheden.

voldaan > deze bron van inkomen is onderneming.

  • cumulatieve eisen

‘uiterlijke kenmerken’
- objectieve waarneembare feiten en omstandigheden
- o.a. Duurzaamheid hoelang worden activiteiten verricht), en omvang werkzaamheden (omvang activiteiten), investeringen (omvang van investeringen), debiteurenrisico, ondernemingsrisicos, tijd, bekendheid, hoe treedt je naar buiten toe, maak je reclame, aantal opdracht gevers/ afnemers, spraakgebruik etc.

  • subjectieve en objectieve onderneming.

Les
Hoge Raad:
‘duurzame organisatie van kapitaal en arbeid’ > Is MATERIELE onderneming. Als je denkt aan inkomstenbelasting. Activiteiten kan je niet belasten. Subject wel die in relatie met activiteiten staat. vervolgens nog beoordelen bij welk persoon horen de voordelen die voortvloeien uit materiële onderneming in wiens portemonnee. dan subjectieve onderneming > onderneming gedreven door subject.

  • rechtsvorm onderneming

Materiele onderneming drijven vanuit rechtsvorm
- Eenmanszaak (onderneming van 1 persoon, maar kan wel mensen in dienst) fiscaal is het transparant, we kijken naar persoon die er achter zit. Wordt aangemerkt als ondernemer
- Oprichting door inschrijving KvK.

personenvennootschappen
- Contractueel samenwerkingsverband tussen personen
meerdere personen onderneming gaat drijven of bent.
- Inbreng geld, (genot) goederen, arbeid
- VOF, maatschap, CV
ook fiscaal transparant en rechtsvorm zien we niet, ook geen aparte belastingplichtige.
op moment die je personenvennootschap/samenwerkingsverband aangaat, iedereen brengt wat in, geld of genot of goed of arbeid en vervolgens vanuit rechtsvorm onderneming drijven. Vanuit rechtsvorm wordt materiële onderneming gedreven objectieve onderneming. Wanneer 2 personen samenwerkingsverband aan zijn gegaan, elk zijn eigen subjectieve onderneming en voor dat gedeelte in belastingheffing betrokken.

kapitaalvennootschappen
- oprichting door notariële akte
- Nv/ BV
is bijzonder dan de vorige. want fiscaal niet transparant. we zien NV en BV voor toepassing van belastingwetgeving. relevant > als je niet transparante rechtsvorm bent, zoals NV en BV zal BV zelf als belastingplichtige worden aangemerkt.
dat betekent dat wanneer je onderneming inbrengt in BV dat is voortaan BV die voordelen uit onderneming zal genieten. BV zal winst genieten en zal zelf worden belast > NIET INKOMSTENBELASTING want die zijn voor mensen/natuurlijke personen. BV IS APARTE HEFFINGSWET > VENNOOTSCHAPSBELASTING.

les:
Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid > materiële onderneming of objectieve onderneming.
En ondernemingsactiviteiten worden gedreven door bepaalde rechtsvorm. Activiteiten soort van
jasje omheen juridisch jas > is rechtsvorm. Meest toegankelijk en eenvoudig is eenmanszaak.

-

Ondernemer en urencriterium

‘Ondernemer’, art. 3.4 Wet IB 2001

‘voor rekening gedreven’
- Ondernemersrisico
Kosten en baten, debiteurenrisico etc.

‘rechtstreeks verbonden voor verbintenissen’
- O.a. tegenover zakelijke crediteuren rechtstreeks aansprakelijk voor schulden onderneming

  • Urencriterium, art. 3.6 Wet IB 2001
    toegang tot bepaalde (ondernemers)faciliteiten

les:
materiële onderneming > duurzame organisatie van kapitaal en arbeid dat is startpunt.
we zijn begonnen met bron van inkomen. Deze bron is onderneming. Laten we uitgaan inkomstenbelasting sfeer en geen bv hebben, maar eenmanszaak gekozen als rechtsvorm. Dan welke persoon gaat belast worden voor voordelen die voort vloeien uit onderneming. Is ondernemer.

welke personen gelden als ondernemer > art. 3.4 Wet IB. zijn voorwaarden > 1 belastingplichtige voor wet IB een natuurlijk persoon, 2 sprake van onderneming , bron + duurzame organisatie van kapitaal en arbeid.
Welke personen gelden als ondernemer > die voldoen aan 1 rechtstreeks verbonden voor verbintenissen en voor rekening worden gedreven.

1 ‘voor rekening gedreven’
eigenlijk op moment plussen en minnen voortvloeien uit onderneming terecht komen bij belastingplichtige. En dus ondernemingsrisico draagt.

2 ‘rechtstreeks verbonden voor verbintenissen’
belastingplichtige moet worden aangesproken /nakomen voor verbintenissen die in kader van onderneming zijn aangegaan en 1 van meest aansprekende verbintenis is schulden. 1 van vraag is kan belastingplichtige worden aangesproken voor schulden die de onderneming is aangegaan? Kan belastingplichtige worden gehouden om die te voldoen. Verbintenissen is niet beperkt tot schulden, maar wel meest aangehaald of belastingplichtige van crediteur van onderneming rechtstreeks aansprakelijk is voor schulden van ondernemer. Als je beide ja voor rekening gedreven en verbonden verbintenissen dan belastingplichtige als natuurlijk peroson gelden als ondernemer > dan belastingplichtige winst uit onderneming geniet en label ondernemer > toegang geeft tot bepaalde faciliteiten. Belang om onderscheid te maken tussen definitie ondernemer en toepassingsvoorwaarden van ondernemersfaciliteiten.
Art. 3.4 Wet IB is er ondernemer > is definitie.

ondernemersfaciliteiten > wettekst niet alleen vraagt of belastingplichtige ondernemer is maar ook voldoet aan extra criterium, uren criterium art. 3.6 Wet IB > als je op jaarbasis meer dan 2500 uur onderneming besteedt toegang hebt tot faciliteiten die niet openstaan voor ondernemers die minder uren op jaarbasis besteden aan onderneming.
Gedachte van faciliteiten > wetgever ondernemerschap wil stimuleren omdat verrichten van activiteiten goed is voor economische groei. Hoe meer uren je besteedt hoe meer wetgever wil stimuleren.

Welke voorwaarden per faciliteit staat in wettelijke bepaling > hoef je niet uit hoofd te leren. Staat in wettekst bijv. Of het voor ondernemer is die voldoet aan urencriterium bijv.

A

hc aant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hc aant. deel 2

winstbegrip

1 totaalwinst art. 3.8 wet IB
wat is winst

2 jaarwinst art. 3.25 Wet Ib
wanneer is winst belast?

wat is verhouding, je start met 3.8 wet IB en geeft antwoord wat is winst > als je weet dat voordeel valt onder totaalwinst > dan vraag wanneer is stuk winst belast > art. 3.25 wet IB. dus 1 valt mijn voordeel onder winst onder art. 3.8 Wet IB totaalwinst zo ja en 2 wanneer in welk jaar komt stuk in uitdrukking > stukje moet worden belast art. 3.25 Wet IB.

  • uitgangspunt: euro=euro (nominalistische benadering

euro is euro en geen rekening houden met inflatie of waardedaling van geld over jaren mee.

Les:
Wanneer vastgesteld bron en bron is onderneming. En belastingplichtige is ondernemer dan vraag wat voor voordelen vloeit voort en moet ik aanmerking nemen bij ondernemer.
Winstbegrip!

Begrip is van belang voor winst en na tussentoets ook van belang bij toepassing
vennootschapsbelasting. Ook inkomstenbelasting.

-
totaalwinst

Voordelen uit onderneming (zowel plus als min)

  • causaliteit
    oorzakelijk verband)
  • finaliteit
    beweegredenen/ doel
  • sfeer/milieu
    privé of onderneming

objectieve vrijstelllingen

wettelijke aftrekbeperkingen

  • begin met totaal winst art. 3.8 wet IB > belangrijkste bepaling over winstregime.
    wat is winst > voordelen uit onderneming.
    woordje uit geeft aan welke voordelen gezien als voortvloeien uit onderneming
    en worden aangemerkt als winst. Voordelen is term algebrarisch, dus voordeel kan zowel min als plus kan zijn. Als gaat om winst, winst is geheel van plussen en minnen van onderneming. Geheel van opbrengsten en kosten van onderneming.

HR zei UIT kun je in aantal dingen afleiden, afleiden dat je moet kijken naar 1 causaliteit, 2 finaliteit, 3 sfeer of milieu. Als er onderneming is en ondernemingsactiviteiten verricht en voordelen opkomen, kijken is er causaal verband tussen ondernemingsactiviteiten en dat voordeel. oorzakelijk verband tussen voordeel en ondernemingsactiviteiten > als antwoord ja is, is sprake van winst.

2 beweegredenen, met welk doel is activiteit verricht , als beweegredenen te maken hebben met onderneming dan ook sprake winst.

3 sfeer of milieu > speelt het af in privé sfeer dan geen winst. ondernemingssfeer dan wel winst. welk context komt het op.

deze 3 elementen: causaliteit, finaliteit en sfeer/milieu bepalen of voordeel voortvloeit uit onderneming. kan zowel positief als negatief bedrag zijn.

ja? dan behoort tot winst en wordt in aanmerking genomen voor IB , als positief bestanddeel is belasting over verrekend en
negatief bestandeel is in mindering kan worden gebracht met grondslag met in kanttekening dat wet aantal vrijstellingen kent art. 3.11 e.v. wet IB. op moment objectieve vrijstelling van toepassing is. zegt wet naar aard valt voordeel onder paraplu van iwnst, maar om redenen willen we niet. dus deel van object vrijstellen.

objectieve vrijstelling en dat geldt dan wordt dat stuk van object niet belast. Dat gaat over positieve voordelen met name. Als het gaat over negatieve kosten > verlagen de winst tenzij wettelijke aftrek bepaling geldt art. 3.14 Wet IB want wettelijke aftrekbeperking volgens hoofdregel bestanddeel van totaalwinst > in principe met aftrek maar redenen minder wenselijk. Dus niet toekomt aan aftrek van deze kostenpost.

-

vermogensetikettering
behoort vermogensbestanddeel tot onderneming of niet?

vermogensetikettering:
- afhankelijk van wil van belastingplichtige
wel grenzen van der redelijkerheid! kijken naar aard, functie en dienstbaarheid.

Les: totaal winst is het dus elke keer standpunt, behoort voordeel tot onderneming, ja of nee.
Daar antwoord op te geven, waaruit is onderneming opgebouwd, welke activiteiten behoort tot onderneming, welke vermogensbestanddelen behoort tot onderneming. Waarom relevant? Op moment vermogensbestanddeel tot onderneming (ondernemingsvermogen) alle plussen en minnen die samenhangen met vermogensbestanddeel die raken de winst. Is onderdeel van winst. Als vermogensbestanddeel privévermogen is dan geen paraplu winst. Dan kijken hoe het verder wordt behandeld bij wet IB. maar niet invloed op hoogte van winst.

leerstuk van vermogensetikettering:
op moment als je belastingplichtige hebt in wet IB > natuurlijk persoon en die drijft een onderneming vanuit fiscaal transparante rechtsvorm zoals eenmanszaak vaststellen is er sprake van onderneming (is er sprake van onderneming duurzame organisatie van kapitaal en arbeid) maar ook bepalen welke vermogensbestanddelen van belastingplichtige moet gerekend worden tot onderneming en kunnen worden aangemerkt als ondernemingsvermogen en welke bezittingen van die persoon zijn privé en vallen buiten onderneming.

Je moet etikettering van verschillende vermogensbestanddelen die belastingplichtige heeft waarbij etiket plakt is ondernemingsvermogen, dan is privévermogen.
Als gaat om vermogensetikettering zegt HR die vermogensetikettering is afhankelijk van wil van belastingplichtige. Maar HR zegt belastingplichtige moet zich wel houden aan grenzen der redelijkheid. Startpunt is afhankelijk van wil van belastingplichtige. Maar wel afhankelijk van afhankelijk der redelijkheid. Belastingplichtige heel vaak geen vrije keuze heeft, maar bepaalt is hoe je moet etikettering. Die grenzen der redelijkheid en impact op vermogensetikettering bepaal je aan hand van aard, functie en dienstbaarheid van vermogensbestanddeel > hoe wordt het ingezet, wat voor soort vermogensbestanddeel is het, hoe wordt het ingezet. Om te bepalen hoe grenzen der redelijkheid uitpakken ten aanzien van vermogensbestanddeel ten aanzien van etiket.

Want HR zegt vermogensbestanddelen die naar aard en functie alleen worden ingezet binnen onderneming, kunnen slechts tot ondernemingsvermogen behoren en daar tot worden geëtiketteerd.

Zou je vermogensbestanddelen die uitsluitend binnen onderneming worden ingezet etiketteren als privévermogen schendt je grenzen der redelijkheid. Dus vermogensbestanddeel die naar aard slechts tot ondernemingsvermogen kan behoren ben je verplicht door grenzen der redelijkheid het te etiketteren als ondernemingsvermogen.

-
grenzen der redelijkheid

verplicht ondernemingsvermogen
- vermogensbestanddelen die naar hun aard, functie en dienstbaarheid slechts tot het ondernemingsvermogen kunnen behoren.

verplicht privévermogen
- vermogensbestanddelen die naar hun aard, functie en dienstbaarheid slechts tot het privé vermogen kunnen behoren.

alleen keuzevermogen bij gemengd/gesplitst gebruik
- kiezen: ondernemingsvermogen, privévermogen, splitsen overeenkomstig gebruik
keuzevrijheid wel beperkt indien: bouwkundig splitsbaar pand en te overheersend gebruik/dienstbaarheid.

Volgt dat je alleen keuze mogelijkheid hebt bij vermogensbestanddelen dat sprake is van gemengd/gesplitst gebruik. Dus niet alleen gebruik in privé of onderneming is gemengd. Dan vallen terug op hoofdregel > wil van belastingplichtige. > keuze of wel ondernemingsvermogen of privévermogen te etiketeren. Of splitsen overeenkomstig gebruik, dit gedeelte is privé en die ander onderneming. Maar keuzevermogen dan ook grenzen der redelijkheid > bij panden waar sprake is van gemengd gebruik en dus keuzevermogen moet je beoordelen of er sprake is van bouwkundig splitsbaar pand mag je niet pand in een keer als geheel etiketeren maar moet je verschillende bouwkundig splitsbare afzonderlijk etiketeren. Per deel beoordelen hoe zit met aard, functie en dienstbaarheid hoe wordt het gebruikt, ingezet, is het verplicht ondernemingsvermogen of privévermogen of keuzemogelijkheid? Panden die bouwkundig splitsbaar zijn. Pand is bouwkundig splitsbaar zegt HR op moment dat delen eigen op en ingangen hebben (Eigen deur) en eigen faciliteiten hebt (eigen op en ingang, eigen faciliteiten ) dan bouwkundig splitsbaar en delen afzonderlijk volgens regels etiketteren.

HR zegt ook keuzevrijheid is ook beperkt als er sprake is van te overheersend gebruik’/dienstbaarheid. Dan volgt je overheersende gedeelte. Als dat ondernemingsinzet is dan volg je dat. Of splitsen. Je mag niet kleine stukje gebruik in ons voorbeeld privégebruik, hele bestanddeel als privévermogen etiketteren. HR zegt dan grens der redelijkheid overschrijven en is niet de bedoeling.

Leerstuk vermogensetikettering is belangrijk, want behoort bij leerstuk totaal winst. En helpt bij afbakening welke voordelen vloeien voort uit onderneming en vormen winst en welke voordelen vloeien daar niet uit voort en is geen winst.

-
|Uitgaven en kosten

onderscheid bij in- en uitgaande geldstromen
zakelijk = opbrengst en kosten
privé = stortingen en onttrekkingen.

kosten verminderen de belastbare winst
- tenzij aftrekbeperking door wet of jurisprudentie
art. 3.14 /3.15/3.16 zie je bijv. boetes in aftrek worden beperkt heeft te maken met consistent beleid van overheid. je hebt iets gedaan wat niet bedoeling is. of kosten van misdrijven niet aftrekbaar. kosten van vuurwapens.
hoofdregel art. 3.8 wel kosten van totaalwinst, maar maatschappelijke overwegingen niet wenselijk.

HR Cessna > ook aftrekbeperking uitspraak

  • kosten zijn uitgaven gedaan met oog op zakelijke belangen van onderneming.
    uitgaven is gedaan op zakelijke belang van onderneming > kosten. en verminderen de winst en als sprake van aftrekbeperking art. 3.14 en verder.

les:

Vermogensbestanddelen: ondernemingsvermogen en privévermogen.
Ook onderscheid als geld over geldstromen in en uitgaande geldstromen.
zakelijke geldstromen dan opbrengst (verhogen winst) en kosten (verlagen winst)
Sprake van privégeldstromen > dan fiscale winst niet raken spreken stortingen en onttrekkingen > zijn privé in en uitgaande geldstromingen.

In regel bepalen winst aan hand van vermogensvergelijking > begin en eind van jaar vergelijken alleen mutatie die zichtbaar wordt vertekend beeld als deel ervan te maken heeft met stortingen of onttrekkingen dus corrigeren we voor privégeldstromingen. Teveel geld in en halen we uit en voor zover onttrekking heeft plaatsgevonden > te weinig geld dus bij op tellen en corrigeren komt overeen met zakelijk bedrag winst.

-
Onderscheidingsrecht MOTIEF

inspecteur in beginsel alleen ONDERSCHEIDINGSRECHT
- zakelijke of privé
- NIET TOETSEN: ONDERNEMERSBELEID

    • BNB 1998/159 ‘Psychofysisch Lila COmputer systeem > belastingplichtige had investering gedaan in computersysteem en hof zei systeem wat je gekocht hebt bestaat niet en kan geen kosten zijn, want is niet bestaand en niet functionerend computer. HR zei als belastingplichtige meent dat uitgaven is gedaan met oog op belang zakelijke onderneming > zakelijke kader > dan mag belastingplichtige zelf weten wat nodig is in kader van onderneming. Inspecteur heeft er over nietst te zeggen.

‘als leidraad dient hierbij te worden genomen dat de wijze waarop een onderneming wordt gedreven, in beginsel wordt bepaald door de ondernemer’

Les:
in beginsel heeft inspecteur alleen onderscheidingsrecht. Wat mag die doen als uitgaven worden gedaan, is deze uitgaven gedaan vanuit zakelijk motief dus kosten of privé motief of onttrekking? Wat inspecteur niet mag doen is uitlaten over vraag vind ik dit verantwoorde uitgaven > hier ligt zakelijke uitgave aan grondslag mag die niet meer oordeel fellen over of het verantwoord is of niet. Is aan ondernemer welke uitgaven in belang van onderneming vindt.

  • Marginaal toetsingsrecht hoogte

HR Cessna arrest (IB) en Cessna II-arrest VPB:
kosten komen ten laste van de winst, behoudens indien en voor zover het beloop van de meerdere kosten .. in een zodanig wanverhouding staat tot het nut… dat geen redelijk denkend ondernemer kan volhouden dat deze zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming.

  • ‘exces’ kosten niet aftrekbaar.

les:
Uitzondering in Cessna arrest > eentje in IB en eentje in Vpb beide gaan over winst. Cessna is kleine vliegtuig. Was belastingplichtige/ondernemer en moest naar buitenland en besloot om eigen vliegtuig aan te schaffen en te gebruiken om naar buitenland te vliegen. Zakelijke overweging te vliegen. Motief is zakelijk.

HR zei introduceer een marginaal toetsingsrecht > inspecteur voor wat betreft hoogte van kosten. kosten komen ten laste van winst, maar als zodanig wanverhouding tussen nut en extra kosten zodanig dat geen redelijk denkend onderneming kan volhouden dat kosten zijn gemaakt op zakelijke belang van onderneming, dan geldt wel begrenzing aan vrijheid. kosten komen ten laste van winst, tenzij sprake is van exces.

Wanneer exces als er sprake is van wanverhouding tussen extra kosten die je maakt en nut die kosten je opleveren dat geen redelijk denkend ondernemer kan volhouden dat die extra kosten zijn gemaakt met oog op zakelijke belangen van onderneming. Te veel aan kosten niet in mindering kan worden gebracht op winst.

Per geval bepalen wat is exces aan kosten. En was te extreem om vliegtuig aan te schaffen, maar wel situaties waarin het niet extreem is om vliegtuig aan te schaffen > buitenlandse bedrijven die overal op wereld moeten zijn. Dan Geen wanverhouding. Hangt af van feiten en omstandigheden.

-
goed koopmansgebruik g.k.g

keuze stelsel jaarlijkse fiscale winstberekening

goed koopmansgebruik
- open dynamische norm

‘een stelsel van jaarlijkse winstbepaling, moet als strokende met g.k.g worden aanvaard indien dat stelsel is gegrond op bedrijfseconomisch inzicht, tenzij dit inzicht in strijd is met:
- de tekst van belastingwet
- de algemene opzet van belastingwet
- een beginsel van de belastingwet

les:
wanneer je bepaalt dat bepaalde voordelen behoort tot totaal winst, kan plus als min zijn. dan bepalen in welk jaar dat voordeel tot uitdrukking komt, dus welk jaar neem ik plus of min daadwerkelijk in aanmerking. art. 3.25 wet IB. goed koopmansgebruik. belastingplichtige moet kiezen welk stelsel belastingplichtige gaat hanteren om fiscale winst te berekenen. is veel vrijheid.

goed koopmansgebruik > open norm en ingevuld door HR > opvatting van goed kan verschillen met loop van tijd

belastingplichtige maakt keuze van stelsel en HR zei dat stelsel. een stelsel van jaarlijkse winstbepaling moet als strokende met g.k.g worden aanvaard indien dat stelsel is gegrond op bedrijfseocnomische inzicht. tenzij die bedrijfseconomische inzichten in strijd is met:
1 tekst van belastingwet
2 opzet van belastingwet
3 beginsel van belastingwet

zolang geen strijdigheid dan prima om bedrijfseconomische inzichten te volgen

uitgangspunten

1 realiteitsbeginsel

2 voorzichtigheidsbeginsel

3 eenvoudbeginsel

1 realiteitsbeginsel (kern beginsel)
- toerekenen van baten en laten aan juiste jaren plusse en minnen (jaren wanneer die plussen en minnen worden veroorzaakt)

2 voorzichtigheidsbeginsel
- niet rijker rekenen dan je bent > rekening houdt met verliezen op moment dat je ziet aankomen (dus ziet ontstaan). bepaalde grote kosten ziet afkomen rekening houden. terwijl winsten pas verantwoorden als je ze daadwerkelijk zijn gerealiseerd

3 eenvoudbeginsel
- adequaat administratiesysteem > systeem dat je kiest moet redelijk eenvoudig toepasbaar zijn door belastingplichtige en controleerbaar zijn door belastingdienst. hoe groter de onderneming hoe ingewikkeld het mag zijn. en hoe kleiner hoe makkelijker.

Les
Welk jaar voordelen in aanmerking nemen? G.k.g. goed wordt ingevuld door 3 beginselen. ^. Naast elkaar gelden maar soms nadruk op 1 en dan op ander wordt gelegd.

-

bedrijfsmiddelen

  • bedrijfsmiddel op balans
  • waardering: kostprijs - afschrijvingen
    niet direct de volledige investering ten laste van de winst brengen
  • afschrijven: kosten van een bedrijfsmiddel toerekenen aan de jaren waarin de opbrengsten worden verantwoord.
    uitgangspunt lineair afschrijven over gebruiksperiode van bedrijfsmiddel
    stel bedrijfsmiddel voor 10 miljoen eng aat 10 jaar mee. dan 10 miljoen verspreiden over 10 jaar. 1 miljoen per jaar.
  • GKG
  • wettelijke beperkingen versoepelingen

les: toepassing van g.k.g. zie je terug hoe je omgaan met bedrijfsmiddelen.

stel je hebt ondernemer met 10 miljoen op balans en bedrijfsmiddel wordt gekocht voor 10 miljoen. niet veel fiscale winst.

Eerst activa zijde bedrag en zelfde bedrag bedrijfsmiddel en verdwijnt geld en komt bedrijfsmiddel op zelfde waarde. Als je investeert heb je grote uitgave > kosten > zakelijke belang van onderneming en dat jaar dat volledige ten laste van winst mag brengen mag niet.

past bij realiteitsbeginsel > op moment dat je investeert in bedrijfsmiddel. 10 miljoen en ieder jaar op afschrijven > dan ieder jaar deel van kosten die je hebt gemaakt neem je in aanmerken. kosten spreidt je over jaren uit wanneerj e bedrijfsmiddel ook gebruikt binnen onderneming.

art. 3.25 Wet IB ga je afschrijven > bepalen afschrijfperiode. Is Goed koopmansgebruik art. 3.25 Wet IB. als je hebt bepaalt aan hand van GKP wat zijn mijn afschrijvingen dan rekening houden met wettelijke bepalingen > bedrijfseconomisch inzicht mag niet in strijd zijn. En bij afschrijving wettelijke beperkingen art. 3.30 Wet IB en ook versoepelingen (minder relevant). Wet kan ruimte om af te schrijven beperken.

stap 1 goed koopmansgebruik
2 controleren of wettelijke beperkingvan toepassing is.

A

hc. aant deel 2

17
Q

hc deel 3

staken
belastingplichtige stopt met genieten van winst uit onderneming

Les:
Wanneer je hebt gezegd is inkomen, inkomen uti onderneming. Wat is winst uit onderneming. Ook vraag naar staken > moment waarop belastingplichtige stopt met genieten van winst uit onderneming in Nederland (in NL focussen we niet op!). als die situatie voordoet is staken >

relevant want direct voorafgaand aan staken moet bepalen is er nog stuk van totaal winst. totaal winst soort pizza en kijken welke jaar heb je hele pizza in aanmerking genomen. is er nog stuk niet in aanmerking genomen, nemen we dat in aanmerking jaar van staking.

doet voor wanneer materiële ondernemig objectieve onderneming > ondernemingsactiviteiten als die stoppen dan stop je als belastingplichtige ook met genieten van winst uit onderneming.

kan ook dat materiële onderneming blijft voort bestaan, maar kan zijn dat ander de winst gaat genieten.
Materiële ondernemingsactiviteiten blijven bestaan, maar belastingplichtige die eerst onderneming dreef doet het niet meer (bijv. verkoop).

staking ook als belastingplichtige ophoudt door overlijden of buiten bereik van NL komt.

-

stakingswinst

voordelen behaald met of bij staking
- met staking: winst causaal gevolg van de staking
- bij de staking : winst geen causaal gevolg staking, wel op hetzelfde moment genoten.

stakingswinst is belast in box 1.
stakingsaftrek art. 3.79 wet IB
aanwenden stakingswinst voor premies lijfrente art. 3.129 wet IB

  • soms uitstel van betaling of doorschuiffaciliteit

les:
stakingswinst bestaat uit alle voordelen/elementen van totaalwinst dat niet in jaarwinst in uitdrukking is genomen. waar gaat om >
voordelen behaald met staking (alle voordelen die direct samenhangen met staking) en voordelen bij staking (voordelen die niet zo zeer causaal samenhangen met staking maar wel zelfde moment genoten).

stakingswinst bestaat uit 3 bestanddelen >

1 stille reserves
stille reserve is sprake als vermogensbestanddeel voor lager bedrag op fiscale balans staat als waarde economisch verkeer.
bijv. bedrijfsmiddel voor 100 op fiscale balans, maar waarde economisch verkeer 125. dan is stille reserve 25 dus voordeel waardetoename wat in onderneming zit, maar nog niet gezien dus stil.

op moment van staken is laatste moment dat in aanmerking kan nemen.

2 fiscale reserves: die vrij vallen dat zijn bedragen die winst op zij zijn gezet als soort spaarport en niet in aanmerking genomen moet wel tot uitdrukking komen. na staken niet meer. na staking valt fiscale reserves vrij.

3 goodwill
waarde van goede naam / reputatie van onderneming die wordt gezien. is voordeel dat wordt opgebouwd maar nog niet eerder tot uitdrukking is gekomen.

stakingswinst is onderdeel van winst en valt onder box 1. op moment sprake is van staking je aanspraak maakt op stakingsaftrek art. 3.79 wet IB. hoogte stakingswinst gaat naar beneden.

A

hc deel 3

18
Q
A