week 4 Flashcards

1
Q

wat is het moraal?

A

maatschappelijke conventies zoals afsrpaken en tradities waar geen sancties opzitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is strafrecht?

A

recht gebouwd op sancties, eigendom en vrijehid worden aangetast, en wordt ook wel gevaarlijk recht genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn kenmerken van het strafrecht?

A

rationalisatie van bewijsvoering. codificatie, legaliteitsbeginsel, van daad naar dader en van lichaam naar subject, humanisering en rationele idealen van de verlichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is rationalisatie van bewijsvoering?

A

vaststellen wat er gebeyrd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is codificatie?

A

wetten worden op schrift gesteld en bekend gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het legaliteitsbeginsel?

A

Het legaliteitsbeginsel houdt in dat het handelen van bevoegd gezag gebaseerd moet zijn op een vooraf aanwezige bepaling. art 16 gw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zegt beccaria over de rationele idealen van de verlichting gebaseerd op het strafrecht?

A

door wetten kan het gemeenschapsverband bestaan, en moeten we de wetten respecteren. straf is rechtvaardig als een ander individu, zijn rechten, beschermd wordt. er zijn doelen nodig die de bevolking begrijpt..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar zorgt het legaliteitsbeginsel voor?

A

het zorgt voor rechtszekerheid, er is geen straf zonder zeker wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zegt kant over de verlichting?

A

je moet de wet gehoorzamen en mondig zijn, respect hebben voor de macht. de verlichting heeft vrijheid nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het doel van de starfrecht als er naar het verleden wordt gekeken?

A

het moet, er wordt gestrafd omdat er gezondigd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het doel van de starfrecht als er naar de toekomst wordt gekeken?

A

er moet niet meer, er wordt gestrafd omdat er niet meer gezondigd zal worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de absolute theorie?

A

omdat er misdaan is, moet de straf volgen en de laatste misdadiger moet altijd zijn starf krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de relatieve theorie?

A

kijken naar de vraag wat voor effect de straf sorteert, de straf staat in relatie met het doel ervan, en de taak van de staat is om rechtsgoederen te beschermen. strafrecht dient als afschikkend mechanisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zegt jeremy bentham over het nuttigheidsdoel?

A

het voorkomen van strafbare feitenis nuttig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is generale preventie?

A

iedereen dezelfde sanctie voor een bepaald strafbaar feit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is speciale preventie?

A

vooraf bepaalde groepen personen gelden de strafbare feiten.

17
Q

wat zijn de algemene doelen van strafrecht?

A

generale en speciale preventie, bescherming rechtsgoederen, bescherming belang van de staat, resocialisatie van de dader en vergelding: genoegdoening aan slachtoffers.

18
Q

wat is de opbouw van een strafbaar feit?

A
  1. menselijke gedragingen
  2. wettelijke delictsomschrijving
  3. wederrechtelijk
  4. gedrag moet verwijtbaar zijn
19
Q

wat zijn formele delicten?

A

nadruk op gedraging, op delict, ongeacht de gevolgen

20
Q

wat zijn materiële delicten?

A

nadruk op gevolg, materiële omschrijving.

21
Q

wat zijn gronddelicten?

A

doodslag –> art 287 SR

22
Q

wat zijn gepriviligeerde delicten?

A

lichter gestraft

23
Q

wat zijn gekwalificeerde delicten?

A

zwaarder gestraft

24
Q

wat zijn bestanddelen?

A

welk gedrag is strafbaar, de voorwaarden

25
Q

wat zijn elementen

A

wederrechtelijkheid en schuld

26
Q

welke soorten schuld zijn er?

A

in de zin van gedaan
als intentie: met opzet en kennis van de gevolgen
in de zin van culpa: roekeloosheid

27
Q

wat is het strafprocessuele model

A
  1. formele vragen –> vragen als is uw naam jada
  2. waaruit formele einduitspraken volgen
  3. materiële vragen –> over de inhoud van het delict\
  4. waaruit materiele einduitspraken volgen
28
Q

wat zijn de materiele einduitspraken?

A
  • ten laste gelegde bewezen? nee –> vrijspraak
  • het bewezen verklaarde strafbaar? nee –> ontslag van rechtsvervolging
  • verdachte strafbaar? nee –> ontslag van rechtsvervolging
  • welke sanctie? –> art 9 jo. 36a SR