Week 4 Flashcards

1
Q

Wat zijn de criteria voor wilsbekwaamheid?

A
  • Vermogen om keuze te maken
  • Vermogen om informatie te begrijpen (bijvoorbeeld taal begrijpen)
  • Vermogen om voor- en nadelen af te wegen (vaak patiënt ook gestressed)
  • Vermogen om voor- en nadelen te ‘waarderen’; betekenis aan te geven in de specifieke situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mechanismen waardoor overbehandelen als makkelijker wordt gezien dan stoppen

A
  • Behandelmodus: ziektespecifiekeklacht behandel je met ziektespecifiek protocol
  • Doen modus: doen is makkelijker dan laten
  • Praten over kwaliteit van leven is moeilijk, angst arts om te veel in te vullen
  • Weinig contact met huisarts over oudere patient
  • Tijd nemen voor echt gesprek moeilijk
  • Artsen gebruiken te veel worden die hoop geven
  • Te hoge verwachtingen bij pt en familie
  • In sommige culturen wordt doorbehandelen tot het bittere eind verwacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Risicofactoren dementie

A
  • Gehoorsverlies
  • Leeftijd
  • Laag opleidingsniveau
  • Genetica (10% Alzheimer)
  • Depressie
  • Alcohol/roken
  • Cardiovasculair
    Hypertensie, diabetes, metabool
    syndroom, roken

> 40% van de oorzaken van dementie zijn gedurende het leven te vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klinische kenmerken van dementie

A

Bewustzijn/aandacht
Oriëntatie
Verminderde (i)ADL
Herkennen dochter/partner
Persevereren -> iets steeds herhalen
Head turning sign -> als iemand iets niet weet gelijk naar partner kijken voor het antwoord
Hallucinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stadia van dementie

A

CDR0: geen dementie
CDR0,5: Milde geheugenproblemen (MCI), maar geen dementie

CDR1: Lichte, milde of wel beginnende vorm van dementie
CDR2: Matige dementie
CDR3: Ernstige dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke cognitieve domeinen zijn er?

A
  • Leren en geheugen
  • Complexe aandacht / executieve functies:
    Respons inhibitie
    Werkgeheugen
    Emotie regulatie
    Volgehouden aandacht
    Taakinitiatie
    Planning en prioritering
    Organisatie
    Time management
    Doelgericht gedrag
    Flexibiliteit
    Metacognitie: weten hoe te leren
  • Taal > bijvoorbeeld verlies van tweede taal
  • Visuospatieel vermogen:
    Ruimtelijk inzicht, hoe van A naar B, hoe blokje in doosje past, rekenen, tekenen, hallucinaties, verdwalen, personen niet meer herkennen
    Sociaal/persoonlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Criteria dementie

A

Interferentie in dagelijks functioneren

Afgenomen functie tov eerder

Niet verklaard door delier/depressie

(Diagnose obv objectieve testen > bij vergevorderd stadium kan je vaak al niet meer testen.)

Cognitieve achteruitgang in 2 of meer domeinen:
Geheugenproblemen
Executieve functies
Visuospatieel
Taal
Gedrag en persoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de verschillende vormen van Alzheimer?

A

Ziekte van Alzheimer
Vasculaire dementie
Gemengde dementie
Lewy body dementie
Andere
Parkinson’s dementie
Frontotemporale dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ziekte van Alzheimer

A

Meest voorkomende vorm van dementia (>50%)

Belangrijkste kenmerken:
Traag beloop
Aangedane cognitieve domeinen
Geheugen/woordvindstoornissen
Visuopatieel
(Executieve functies;
oordeelsvermogen, planning,
problemen oplossen)
Geen vasculaire schade

Klinische diagnose vaak
Zekerheid bij genmutatie PSEN1/2, APP

Theorie: Amyloid en T-tangles slaan neer in hersenen.
Theorie: Inflammatie cascade

Verschillende stadia, langzaam ook fysieke functie aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vasculaire dementie

A

Door: hypoperfusie, bloeding of infarct

Criteria:
- Afwijkingen bij LO en op beeldvorming
- Interferentie in dagelijks functioneren
- Abrupte verslechtering cognitieve functies (bijv. na CVA) (maar kan ook wel gadrueel)
- Fluctuaties of stapsgewijze verslechtering

Theorie: endotheel cascade (door inflammatie alle kleine vaatjes aangedaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Frontotemporale anemie

A

Twee varianten: gedrag en taal

Klinische kenmerken:
- Ontremd gedrag
- Vroege apathie
- Verlies sympathie/empathie
- Zich herhalend gedrag (herhaalde bewegingen/spraak, rituelen)
- Toegenomen eetlust/veranderde eetgewoonte
- Relatief gespaard geheugen en visuopatieel geheugen

Beeldvorming: frontale atrofie of hypoperfusie
Groot gedeelte genetisch: c90RF, GRN, KAART, (ALS, psychiatrische stoornissen)

Ongeveer 4% dementie: gedrag variant meer voorkomend bij psychiatrie, taal minder voorkomend

Jongeren mensen: 40-60 jaar vaker

Heel erg gelinkt aan psychiatrie
Mogelijk genetisch component: ALS of psychische stoornissen in familie (zoals eerder benoemd) vergroten kans FTD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lewy Body Dementie

A
  • 3.5 per 100.000 persoonsjaren
  • Begin: aandacht en visuopatieel

Alpha-synucleïne (eiwit betrokken bij neurotransmissie) gaat kapot en vormt Lewy Bodies.

Lijkt op parkinson:
Dus aandacht en ruimtelijk inzicht
Lewy bodies zetten zich vast in de hersenen. Deze zijn daar (en in het hart) dus ook vast te stellen.

Klinische verschijnselen:
2 of meer kernsymptomen:
- Fluctuaties cognitieve achteruitgang
- REM-slaap stoornissen
- Terugkerende gedetailleerde visuele hallucinaties
- Parkinsonisme
Criteria parkinson:
stijver/rigiditeit, tremoren,
bradykinesie (alles doe je trager)

Overige symptomen: overgevoeligheid antipsychotica, wanen, angst/apathie,
hypersomnia, depressie

Indicatieve biomarkers: PSG, DAT-scan, MIBI scan

Over de jaren heen, maar ook op de dag fluctuerend!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Diagnostiek dementie: CGA

A

CGA:
- Anamnese
- Hetero-anamnese
- Medicatie review
- Lichamelijk onderzoek
- Oriënterend neurologisch onderzoek
- Orienterend psychiatrisch onderzoek
- AO: lab, ECG
- Cognitieve analyse: MMSE, MOCA

Indien geindiceerd:
- Neuropsychologisch onderzoek
- Beeldvorming hersenen (MRI/CT)
- Op indicatie liquor punctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anamnese (/heteroanamnese) bij dementie

A

Inventarisatie klachten:
- Korte termijn geheugen klachten: sleutels/portemonnee kwijt, herhalen zinnen
- Oriëntatie
- Herkennen van familieleden
- Taalstoornissen
- Slaap
- Gedrag
- Snelheid denken
- Gebruik van apparaten
Kwantificeren erg belangrijk, hoe belemmerend is het nou echt?
- Opleiding en beroep
- Dag-invulling en hobby
- Sociale en gezinsfactoren
- Beperkingen in visus en gehoor
- Alcohol of drugs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Medicatie die cognitie kan beïnvloeden

A

Pijnstillers: tramadol, opioïden, pregabaline

Antidepressiva

Angstremmers: benzodiazepines

Middelen met anticholinerge werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diagnostiek dementie: LO

A

Algemeen lichamelijk onderzoek (kijk ook naar tekenen op neurologisch gebied, bijv tekenen van parkinson)

Orthostasemeting

Neurologisch onderzoek

Psychiatrische onderzoek

17
Q

Diagnostiek dementie: Cognitieve testen

A
  • MMSE
  • MOCA
  • Kloktekentest
  • RUDAS
    Laag opgeleide met diverse
    culturele achtergrond / geen
    geschreven tekst.
  • CCD-test
    Diverse culturele achtergrond
18
Q

Cognitieve testen: MMSE

A
  • Meest gebruikt
  • Max 30 punten
    Overschatting bij hoogopgeleide mensen.

Cut-off point 24/30 (gevoeliger voor duidelijke dementie, licht mis je nog wel eens)
21-26: lichte dementie
10-20: matige dementie
10-14: matig-ernstige dementie
<10: ernstige dementie

Simpele vragen en opdrachten.
Taalgevoelig. Gevalideerd op scholing west-EU etc.

Soms gaan mensen grappen over simpele vragen, maar weten het dan toch niet

19
Q

Cognitieve testen: MOCA

A

Max. 30 punten
Uitgebreide cognitieve screening

Meer geschikt voor mensen met hoog opleidingsniveau

Meer geschikt voor mensen met verdenking vasculaire dementie -> problemen integratie verschillende hersengebieden

Steeds meer gebruikt afgelopen 20 jaar

18-25 mild
10-17 matig
<10 ernstig

Allemaal aspecten als: taal, aandacht, geheugen, benoemen, visuopatieel

Ook vooral bedoeld en gevalideerd om mildere afwijkingen op te sporen. Deze test is dus veel gevoeliger.
Afkapwaarde 26

20
Q

Cognitieve testen: Kloktekentest

A

Vraag patient een klok te tekenen

  • Verschillende scoringsmogelijkheden
  • Advies 14-puntenscore te gebruiken. Afkap 11 punten.
21
Q

Neuropsychologisch onderzoek (NPO)

A

Wanneer na cognitieve testen onvoldoende duidelijkheid

  • Anamnese en heteroanamnese
  • Cognitieve testen en observatie gedrag
  • Tijdens het gehele NPO, vanaf binnenkomst tot vertrek, wordt het gedrag, zowel verbaal, als non-verbaal, geobserveerd
  • Duur 2-3 uur

Voordelen:
- Universele manier om cognitie te kwantificeren
- Mogelijkheid te herhalen over de tijd

Beperkingen:
- Confounders: Gebrek aan motivatie, vermoeidheid, depressie, faalangst, pijn, delier, intoxicatie, medicatie, opleiding, culturele bias, etc.
- Niet iedereen is direct te testen:
2 maanden na
alcoholabstinentie/misbruik ->
moeten minstens 2 mnd gestopt
zijn met problematisch
alcoholgebruik.

 3-6 maanden na delier (eerder 6
 mnd)
22
Q

Achterhalen oorzaak cognitieve stoornis

A
  • Bloedonderzoek
  • Hersenonderzoek
    Global Cortical Atrophy (GCA)
    Medial Temporal Lobe Atrophy
    Vasculaire afwijkingen
    Liquordiagnostiek
    (PET-scan niewe neuroimaging >
    naar eiwitmarkers)
23
Q

Hersenonderzoek: liquor diagnostiek

A

Niet standaard -> alleen op strikte indicatie, vaak denk je niet aan
deze zeldzame indicaties

Bepalingen:
- Uitsluiten infectie, totaal eiwit/glucose/leukos, kweek/gram preparaat
- Antistoffen: paraneoplastisch, auto-immuun
- Cellen: metastasen/primaire tumoren (bv lymfoom)
- Biomarkers: AD (Abeta, Tau, pTau), CJD (14-3-3 eiwit)

24
Q

Diagnose dementie: tijdens MDO

A

MDO Alzheimercentrum Erasmus MC
- Poortspecialisme: neurologie, geriatrie
- Neuropsycholoog
- Radioloog
- Eventueel: psychiater, nucleaire geneeskunde, klinische genetica

Diagnose per consensus
- Is er dementie of MCI?
- Wat is het primaire ziekteproces?
- Wat is de ernst: CDR (Clinical Dementia Rating scale)

Behandelvoorstel?
Of juist vervolgvoorstel?