week 4 Flashcards

1
Q

Hoe dacht de joodse-christelijke traditie t/m descartes (17eeuw) over dieren?

A
  • mensen hoogtepunt van de schepping
  • dieren als automaten zonder gevoelens, materiële wezens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe dacht deontologie 18e eeuw over dieren?

A
  • antropocentrisch idee waarbij de mens het middelpunt is van de schepping
  • maar als mensen dieren pijn doen, doen ze ook sneller mensen pijn, daarom stoppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe dacht het consequentialisme eind 18e eeuw over dieren?

A
  • dieren kunne lijden
  • welzijn van dieren ook van belang
  • biocentrisch beeld
  • ethische houding voor alle leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is speciesisme?

A

voortrekken van ene diersoort voor andere, soort discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de capabilities theorie?

A
  • alles in de natuur streeft ernaar om te floreren
  • floreren= lekker in hun vel zitten
  • iedereen moet floreren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is MDS?

A
  • myelodysplastisch syndroom
  • klonale ziekte van de hematopoietische stamcel
  • methylering van DNA verstoord waardoor te veel DNA gemethyleerd wordt
  • cytopenie (verlaagde bloedwaarden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly