Week 4 Flashcards

1
Q

Welke structuren gaan door de carpale tunnel?

A
  1. n. medianus
  2. acht pezen van de flexor digitorum superficialis en flexor digitorum profundus
  3. flexor pollicis longus, tendo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn kenmerken van de achillespees?

A
  1. Grootste pees van het lichaam
  2. bevat geen peesschede → bij een ontsteking kan je nu geen lokale cortico’s injecteren
  3. Rust geven door op hakken te lopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de standen van de knieën?

A

X-benen → Valgrum stand
O-benen → Varum stand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kenmerken van de patella?

A
  1. zit vast aan de pezen van de m. quadriceps
  2. collaterale banden voorkomen dat het onderbeen niet zijdelings beweegt tov. het bovenbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de functies van de menisci?

A
  1. Demping, druk opvang/verdeling
  2. Stabiliteit in het gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de pes anserius?

A

Is de pees waar 3 spieren samenkomen, de functie is flexie van de knie.
→ m. gracilis
→ m. sartorius
→ m. semitendinosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke structuren bevinden zich in de fossa poplitea?

A
  1. n. tibialis (meest oppervlakkig)
  2. v. femoralis
  3. a. poplitea
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvan is de achillespees de pees?

A

Van de m. soleus en m. gastrocnemius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke compartimenten heb je in je onderbeen?

A
  1. anticus loge → extensoren
  2. peroneus loge → fibulaire spieren
  3. diepe flexoren loge → flexoren
  4. opp. flexoren loge → hier zitten geen zenuwen in
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Door welke zenuwen worden de extensoren van het onderbeen geïnnerveerd?

A
  1. nn. peroneus profundus
  2. nn. peroneus superficialis
    → bij beschadiging kunnen pronatie en dorsaal flexie niet meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door welke zenuwen worden de flexoren van het onderbeen geïnnerveerd?

A
  1. n. tibialis
  2. nn. plantaris medialis
  3. nn. plantaris lateralis
    → bij beschadiging geen supinatie en flexie meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaan de inversie en eversie bewegingen van de enkel?

A
  1. Inversie:
    → plantair flexie
    → supinatie
    → varus
  2. Eversie:
    → dorsaal flexie
    → pronatie
    → valgus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke drie banden scheuren vooral bij inversie trauma?

A
  1. lig. talofibulare anterior
  2. lig. calcaneofibulare
  3. lig. talofibulare posterius
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de tarsale tunnel?

A

Tunnel in de voet waar bloedvaten doorheen lopen en 3 pezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de meest voorkomende blessures bij verschillende sporten?

A
  1. zwemmen → schouder
  2. basketbal → kniepees
  3. Hardlopen → achillespees
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de risicofactoren van een jumper’s knee?

A
  1. verminderde enkel dorsaalflexie
  2. verminderde kracht heupextensoren
  3. stijve landing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat valt er allemaal onder een preventief sport medisch onderzoek (PSMO)?

A
  1. anamnese en standaard LO
  2. longfunctie onderzoek
  3. rust ECG
  4. eventueel aanvullende testen
  5. sportmedische verklaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom doen we een rust ECG?

A
  1. screening op de meest voorkomende cardiovasculaire ziekten
  2. onderscheid tussen normaal/abnormaal
    → seattle critera
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het omslagpunt bij het PSMO?

A
  1. hartslag waarbij lactaat stijgt
    → lactaat uit de vinger/oorlel
    → meting is invasief : priktest
  2. ademgasanalyse
    → verhouding CO2/O2 opname verandert
    → meer stijging CO2 bij omslagpunt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de diagnose en behandeling van een inspanningsastma?

A
  1. Diagnose:
    → max. inspanningstest met longfunctie voor en na
  2. Behandeling:
    → astmamedicatie
    → uitlokkende factoren herkennen en vermijden
    → astma aanval leren herkennen en inspanning tijdig stoppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen inspanningsastma en EILO?

A

→ Inspanningsastma: moeite met uitademen, tijdens of na inspanning, uitlokkende factoren
→ EILO: moeite met inademen, tijdens inspanning en progressief, geen uitlokkende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de diagnostiek en behandeling van EILO?

A
  1. Diagnose:
    → max. inspanningstest evt. met laryngoscopie door KNO-arts
  2. Behandeling:
    → Evt. behandeling van gezwollen slijmvliezen
    → Ademhalingstechnieken: van mond- naar neusademhaling, buikademhaling
    → Aanval leren herkennen en ontspanningsoefeningen inzetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is overbelasting?

A

Overbelasting is een stimulus (enkele of meervoudige fysiologische, psychologische of mechanische stressoren) die is toegepast op een menselijk biologisch systeem. De mens kan het biologische systeem belasten over verschillende tijdsperioden (seconden tot jaren) en met variërende omvang (duur, frequentie en intensiteit).

24
Q

Wat zijn kenmerken van een achillespeesblessure?

A

Tendinopathie
1. lokale pijn in relatie tot belasting
2. lokale zwelling
3. palpatiepijn
4. via de Thompson test kan een ruptuur gezien worden

25
Q

Wat zijn kenmerken van een acute hamstringblessure?

A
  1. meest frequent in professioneel voetbal
  2. vooral in periode van terugkeer naar sport
  3. associatie met vermoeidheid door overbelasting
26
Q

Hoe stel je de diagnose van acute hamstringsblessure?

A
  1. Acute pijn achterzijde bovenbeen
  2. Trias van:
    → aanspanpijn hamstrings
    → rekpijn hamstrings
    → drukpijn hamstrings
27
Q

Wat is de behandeling van een graad 3 hamstringsblessure?

A
  1. Conservatief:
    → direct revalideren, complicatierisico laag, ervaren functie en pijn niveau vergelijkbaar met operatie
    → minder kracht
  2. operatief
    → kracht verbetert meer en tevredenheid hoger ten opzichte van conservatief
    → complicatierisico hoger, pijn en functie vergelijkbaar
28
Q

Wat is het mediaal tibiaal stress syndroom (shin splints)?

A

Botoverbelasting

29
Q

Wat zijn voorbeelden van overbelastingsblessures die geleidelijk of acuut zijn ontstaan?

A
  1. Geleidelijk ontstaan:
    → achilles tendinopathie
    → delyed onset muscle soreness (DOMS)
    → mediaal Tibiaal Stress Syndroom
  2. Acuut ontstaan:
    → peesruptuur
    → acute hamstringblessure graad I-III
    → botfractuur
30
Q

Welke syndesmoses heb je in je enkel en wat is de functie daarvan?

A
  1. Achterste syndesmose : lig. tibiofibulare posterior
  2. Voorste syndesmose: lig. tibiofibulare anterior
    → functie is stabilisatie van de enkelvork
31
Q

Welke ligamenten behoren tot de laterale bandencomplex en wat is de functie hiervan?

A
  1. Lig. talofibulare anterior
  2. Lig. talofibulare posterior
  3. Lig. calcaneofibular
    → Het beperkt:
  4. inversie
  5. anterieure verplaatsing
  6. endorotatie
32
Q

Welke ligamenten behoren tot de mediale bandencomplex en wat is de functie hiervan?

A
  1. lig. deltoideum
    → Het beperkt:
  2. eversie
  3. laterale verplaatsing talus
  4. exorotatie
33
Q

Wat is congruentie?

A

Gelijkvormigheid van 2 meetkundige figuren.

34
Q

Hoe stel je de diagnose van een bepaald enkelbandletsel?

A
  1. Anamnese
    → traumamechanisme, pijn
  2. Lichamelijk onderzoek
    → haematoom, instabiliteit
  3. Testen
    → voorste schuifladetest
    → inversie stress test
    → eversie stress test
35
Q

Hoe werkt een inversietrauma (door je enkel gaan)?

A
  1. voetzool draait naar mediaal
  2. laterale enkel-ligamenten beschadigd
    → deze beweging gebeurt relatief makkelijk
36
Q

Hoe werkt een eversietrauma?

A
  1. Voetzool draait naar lateraal
  2. Mediale enkel-ligamenten beschadigd
37
Q

Wanneer doe je een voorste schuifladetest?

A
  1. Om lig. talofibulare anterior te testen
  2. Positief wanneer uitslag 4 mm
38
Q

Wanneer doe je een inversie stress test (Talar tilt)?

A
  1. Om lig. calcaneofibulare te testen
  2. Positief wanneer uitslag 5-10 graden
39
Q

Welk ligament test je bij de eversie stress test?

A

Lig. deltoideum

40
Q

Wat is de behandeling van een enkelbandletsel?

A

→ Afhankelijk van ernst
1. Zwelling voorkomen: zwachtelen, koelen etc.
2. Oefenen binnen pijngrens
3. Zware belasting vermijden
4. Eventueel brace
5. Eventueel fysio voor propriocepsis training
6. Cave: chronische instabiliteit (1/5)

41
Q

Hoe stel je de diagnose van een enkelfractuur?

A
  1. Anamnese
    → traumamechanisme, pijn
  2. Lichamelijk onderzoek
    → beoordeel waarschijnlijkheid fractuur tegenover bandletsel mbv. Ottawa Ankle Rules
42
Q

Wat zijn de Ottawa Ankle Rules?

A
  1. X-enkel alleen nodig als er pijn in malleolaire zone is met:
    → pijn bij posterior zijde of uiteinde laterale malleolus of
    → pijn bij posterior zijde of uiteinde mediale malleolus of
    → onbelastbare voet
  2. X-voet alleen nodig als er pijn in de middenvoet is met:
    → Pijn bij de base van de 5e metatarsal of
    → pijn bij de navicular of
    → onbelastbare voet
43
Q

Wat is de classificatie van enkelfracturen volgens Weber?

A

A: fibula infra-syndesmotisch
B: fibula trans-syndesmotisch
C: fibula supra-syndesmotisch

44
Q

Wat is belangrijk om te onthouden bij een enkelfractuur?

A

Doel: steven naar stabiliteit en naar congruentie
1. Exacte anatomische repostitie voorkomt vroeg artrose
2. Cave: 1 mm laterale verschuiving geeft 40% afname gewrichtsoppervlak
3. Ligamenten even belangrijk voor congruentie als bot

45
Q

Welke technieken zijn er voor de behandeling van een enkelfractuur?

A
  1. Trekschoef
  2. Neutralisatieplaat
  3. Stelschroef
  4. Zuggurtung
  5. Fixateur externe
46
Q

Hoe werkt de Lauge-Hansen classificatie?

A
  1. Relatie traumamechanisme
    → nauwkeuriger dan Weber.
  2. Stand voet als uitgangspunt
    → supinatie, pronatie.
  3. Richting inwerkende krachten
    → talus t.o.v. tibia: abductie, adductie, exorotatie
47
Q

Wat zijn kenmerken van fibula hemimelia?

A
  1. Meest voorkomende reductie defect
  2. Korter onderbeen
  3. Laterale voetstralen kunnen ontbreken
  4. Vaak afwezige voorste kruisband
  5. Deficiëntie laterale femurcondyl
  6. Soms ook korter bovenbeen
48
Q

Wat zijn kenmerken van een metatarsus adductus?

A
  1. Mediale deviatie voorvoet
  2. Positieafhankelijke deformiteit
  3. 90% corrigeert spontaan <4 jaar
  4. Gipsredressies tussen 6-12 maanden bij rigide types
49
Q

Wat zijn de kenmerken van een klompvoet?

A

ACRONIEM CAVE
1. Cavus
2. Adductie van de voorvoet
3. Varus van de achtervoet
4. Equinus (spits) van de enkel
→ structurele misvorming in enkel en voet

50
Q

Wat zijn kenmerken van een essentiële laesie?

A
  1. ‘Displacement’van het subtalaire complex in equinus, varus, adductie, supinatie en cavus
  2. Deviatie van talushals naar mediaal en plantair
  3. Verkorting van pezen, peeskokers, spieren en ligamenten
  4. ‘Tekort’ aan huid en subcutis
51
Q

Wat is de behandeling van een essentiële laesie?

A
  1. Correctie van de essentiële laesie
  2. Derotatie van het subtalair complex
  3. Op lengte brengen van pezen en spieren
52
Q

Wat zijn kenmerken van een hakvoet?

A
  1. Pes calcaneovalgus
  2. Veel frequenter dan klompvoeten
  3. Door intra-uteriene malpositie
  4. Zonder actieve behandeling uitstekende prognose
53
Q

Waarom zijn kinderfracturen anders dan die van volwassenen?

A
  1. Botten zijn elastischer
  2. Het periost is dikker, steviger en actiever
  3. Kinderen hebben groeischijven
  4. Kinderen groeien nog
  5. Fracturen consolideren sneller
  6. Kinderen kunnen andersoortig onderliggend lijden hebben
54
Q

Welk soorten fracturen zijn er?

A
  1. Torus #
    → klein bobbeltje op X
    → 2 wkn gips genoeg
  2. Greenstick #
    → incompleet fractuur van de schacht
  3. Toddler’s #
    → kinderen 1-5 jaar
    → minimaal trauma
55
Q

Welke factoren hebben invloed op de remodeling van bot?

A
  1. rest-groeipotentieel van betreffende schijf
  2. mate van dislocatie
  3. richting van dislocatie
  4. afstand tot groeischijf
  5. stabiliteit