Week 4 Flashcards

1
Q

Wat is de Salter Harris classificatie?

A

Indeling groeischijf letsel
I: dwarse breuk door groeischijf
II: breuk door groeischijf en metafyse
Let op: na 7-10dg geen repositie meer
III: breuk door groeischijf en epifyse
IV: breuk door groeischijf, epifyse en metafyse
Behandeling: repositie en operatie
V: compressiefractuur groeischijf, niet op foto zichtbaar, herkennen aan scheefgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werkt remodeling van fracturen bij kinderen?

A
  • vierde demensie en langste en laatste fase fractuurgenezing
  • Periost: wet van Wolff
  • wet van Hueter-Volkmann= deel groeischijf waar minder druk op komt groeit sneller
  • Factoren van invloed op remodeling: rest-groeipotentieel, mate dislocatie, richting dislocatie(in bewegingsrichting beter), afstand tot groeischrijf, stabiliteit, tijd sds ongeval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat maakt fracturen bij kinderen anders dan volwassenen?

A
  • botten elastischer
  • periost dikker, steviger en acteiver
  • groeischijven
  • groei
  • snellere consolidatie
  • ander onderliggend lijden: aneurysmatiche/solitaire botcyste, niet ossificerend fibroom, triplane fractuur bij sluitende groeischijf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het kniegewricht?

A
  • femur
  • patella
  • tibia
    Scharnier-rol gewricht: flexie, extensie en kleine rotatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke banden heeft het kniegewricht?

A
  • mediaal collateraal ligament
  • lateraal collateraal ligament
  • voorste kruisband(ACL): van mediaal op laterale femurcondyl naar mediaal anterior op tibia -> spant aan bij extensie
  • achterste kruisband(PCL): van lateraal op mediale femurcondyl naar posterior lateraal op tibia -> spant aan bij flexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de menisci?

A
  • bindweefsel dat door belasting omgezet in vezelig kraakbeen
  • Functie: congruentievergroting en druk opvangen
  • Mediale meniscus: vergroeit met kapsel → kwetsbaarder
  • Laterale meniscus: groter, los van kapsel → beweeglijker
    • Ligament loopt naar achterzijde mediale femurcondyl → als been strekken meniscus weggetrokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de fossa poplitea?

A

Knieholte, gevuld met vet
Bevat van oppervlakkig naar diep: n tibialis, vene en arterie poplitea
Begrenzing:
- proximaal: m semimembranosus en m biceps femoris
- distaal: m gastrocnemicus caput laterale en mediale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke spieren bevinden zich ventraal in het onderbeen?

A
  • M tibialis anterior: van lateraal op tibia naar hallux → dorsaalflexie
  • M extensor digitorum longus: van condylus lateralis naar dig 2-5 → extensie dig 2-5, dorsaalflexie, pronatie
  • M. Extensor hallucis longus: van mediaal op fibula naar distale phalanx hallus -> dorsiflexie, extensie hallux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke spieren bevinden zich lateraal in het onderbeen?

A

Mm. peronei -> plantairflexie en pronatie
- M fibularis longus: van caput fibulae naar basis metatarsale 1(loopt onder voet door)
- M fibularis brevis: van onderste helft fibula naar basis metatarsale 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke spieren bevinden zich oppervlakkig dorsaal in het onderbeen?

A

Naar tuber calcanei → flexie knie, plantairflexie, supinatie
- M triceps surae
- M gastrocnemicus caput mediale en laterale: van mediale/laterale condylus femur, biarticulair
- M soleus
- M plantaris: van condylus lateralis femur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke spieren bevinden zich diep dorsaal in het onderbeen?

A

Functie: plantairflexie en supinatie
- M tibialis posterior: van membrana interossea naar os naviculare, cuneifromia I-III en metatarsale II-IV
- M flexor digitorum longus: van fascies posterior tibia naar distale falanx dig 2-5
- M flexor hallucis longus: van fibula naar eindkootje hallux
Chiasma crurale: FDL en tibialis posterior
Chiasma plantare: FDL en FHL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke neurovasculaire structuren bevatten de loges in het onderbeen?

A
  • anterior loge: a/v tibialis anterior, n fibularis profudus
  • lateraal loge: n fibularis superficialis
  • diepe flexoren loge: a/v tibialis posterior, a/v fibularis, n tibialis -> moeilijkste te palperen
  • oppervlakkige flexoren loge: -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt de innervatie van het onderbeen en de voet?

A
  • N peroneus communis splitst in n n peroneus profundus en superficialis → extensoren en dorsaalflexie, pronatie
  • N safenus: cutane zenuw been, uit N tibialis, oppervlakkig
  • N tibialis loopt dorsaal → n plantaaris medialis en dorsalis → flexoren, plantairflexie, suppinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke botten bevinden zich in de voet?

A
  • Achtervoet: calcaneus en talus
  • Middenvoet: os naviculare, cuneiforme mediale/intermedius/laterale, cuboideum en metatarsale I-V
  • Voorvoet: proximale, mediale en distale falangen(14x)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke gewrichten zijn er in de enkel? Welke bewegingen doen ze?

A
  • Art talocruralis(bovenste spronggewricht): tussen talus en fibula/tibia → planatir/dorsaalflexie
  • Onderste springgewricht
    • Art subtalare(onderste spronggewricht): tussen taleus en calcaneus → varus/valgus stand
    • Art midtarsale: bestaat uit art calcaneocuboidea en art talocalcaneonaviculare → pronatie en supinatie
      Inversie= plantair flexie + supinatie + varus
      Eversie= dorsaal flexie + pronatie + valgus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke banden bevinden zich in de enkel?

A
  • mediaal: lig deltoideum, tibia vast aan calcaneous en tarsalia
  • Lateraal(cijfers= volgorde scheuren bij inversietrauma): lig talofibulare anterior(1) en posterior(3), lig calcaneofibulare(2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke spieren bevinden zich dorsaal in de voet?

A
  • m extensor digitorum brevis: calcaneus naar aponeurosis dig II-IV
  • M extensor hallucis brevis: van dorsaal op calcaneus naar proximale falanx hallux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke spieren bevinden zich plantair in de voet?

A

In lagen(van oppervlakkig naar diep)
- 1: aponeurosis plantaris
- 2: voetspieren v/d grote en kleine teen
- Let op: m adductor hallucis doet abductie en vice versa
- M abductor digiti minimi
- 3: m flexor digitorum brevis, m interosseus en lumbricales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe werkt de circulatie in het onderbeen en de voet?

A
  • a femoralis door hiatus adductorius, naar knieholte → a poplitea
  • Onderzijde naar voren en splisting: a tibialis posterior(→ a peroneus) en anterior
  • Onderzijde: plantairarterie
20
Q

Wat is de tarsale tunnel? Hoe verschilt deze van de carpale tunnel?

A
  • Verschil carpale tunnel: geen bloedvaten in carpale, 3 pezen
  • Van mediaal naar lateraal: m tibialis posterior, m flexor digitorum longus, a tibialis posterior, v tibialis posterior, n tibialis, m flexor hallucis longus
  • Mediale zijde achter mediale malleolus
21
Q

Wat zijn de gewrichtslijnen van Lisfranc en Chopart?

A
  • Lisfranc: tussen os cuneiforme en metatarsalia
  • Chopart: tussen talus en os cuboideum/naviculare
22
Q

Welke testen kun je doen bij ligamentletsels v/d knie?

A
  • Lachman test: knie in 20 graden flexie, tibia naar anterior → ACL
  • Collateraal stress test: valgus(dus knie in varus) voor MCL, varus voor LCL
  • Achterste(PCL) en voorste(ACL) schuiflade test
  • Posterior sag test → ACL
  • Pivot shift -> instabiliteit bij ACL letsel
  • Dial test → PCL/LCL letsel
23
Q

Hoe werkt de behandeling van ligamentletsel v/d knie?

A

Keuze afhv soort trauma, soort letsel, belasting
- oefentherapie: sneller herstel maar kracht stijgt minder hard dan operatie, helft alsnog operatie
- reconstructie: stabiliteit herstellen, anatomie herstellen met normale insertie(veel variatie), tunnels geplaatst om pees te fixeren
Pees kan auto- of allogeen zijn en van knie, quadriceps, of hamstrings komen
Bij LCL iedereen reconstructie, bij ACL helft, PCL 20% en MCL bijna nooit
Risico osteoartrose knie stijgt sterk na knieletsel, niet voorkomen met reconstructie

24
Q

Wat is een overbelastingsletsel?

A

Teveel belasting in verhouding tot wat iemand gewend is(te weinig rust)
Behandeling: educatie, load management en opbouwende oefentherapie

25
Q

Wat is een tendinopathie?

A

Normale pees: parallelle collageenvezels, homogene celdichtheid, gestrekte celkernen
Tendinopathie: ronde cellen, wisselende celdichtheid, collageenvezels in wisselende richting
Slechte prognose, opbouwende oefentherapie binnen pijngrezen

26
Q

Wat is een acute hamstringblessure?

A
  • professioneel voetbal, hoger recidiefkans als VG
  • Preventie: Nordic hamstring oefeningen
  • trias: aanspanpijn, rekpijn en pijn bij palpatie
  • testen: flexie knie en extensie heup
    Behandeling volledige ruptuur(5%)
  • weinig kracht kunnen leveren
  • Conservatief: laag complicatierisico, minder kracht
  • Operatie: meer kracht, hogere tevredenheid maar meer complicaties
  • Ervaren functie en pijn vergelijkbaar
27
Q

Wat is belangrijk bij gecompliceerd onderbeenletsel?

A
  • keuze maken behouden of amputeren(gevoel in voetzool intact)
  • gecontamineerd, niet per se geïnfecteerd
  • doel: osteomyelitis voorkomen
  • weke delen eerst genezen voordat bot kan genezen
  • factoren van invloed: traumamechanisme, mate comminutie, weke delen letsel en dislocatie
28
Q

Wat is abductie/adductie v/d voorvoet?

A

Lijn door hiel naar midden tussen tenen
Abductie: meer tenen naar lateraal, as tussen 1e en 2e teen
Adductie: meer tenen naar mediaal, as tussen 4e/5e teen

29
Q

Wat is in toeing gait?

A

Met tenen naar binnen lopen, heup in endorotatie
- komt vaak voor bij kinderen
Oorzaken
- coxa anteverta
- endotorsio tibiae
- voorvoet adductus

30
Q

Wat zijn enkelbandletsels?

A
  • meestal inversieletsel v/d laterale ligamenten(laterale malleolus zit lager waardoor minder eversie)
  • helft moet behandeld worden, 20% houdt instabiliteit
    Tetsen
  • voorste schuiflade test: lig talofibulare anterior
  • inversie stress test: lig calcaneofibulare
  • eversie stress test: lig deltoideum
    Behandeling: voorkomen zwelling, oefenen binnen pijngrens en zware belasting vermijden
31
Q

Hoe werkt diagnostiek bij enkelfracturen? Wat zijn de Ottowa ankle rules?

A

Rontgenfoto: AP, lateraal en Mortise(15 graden endorotatie om enkelvork beoordelen)
Bij verdenking hoge fibulafractuur(Maisoneuve #) foto hele onderbeen, let ook op avulsiefractuur basis metatarsale V
Ottowa ankle rules:
- X-enkel als pijn rond malleoulus + drukpijn bij distale fibula of mediale malleolus of niet kunnen belasten
- X-voet als pijn in middenvoet + drukpijn bij basis metatarsale V of os naviculare of niet kunnen belasten

32
Q

Wat is de Lauge-Hansen classificatie?

A
  • Nauwkeuriger: traumamechanisme meegenomen
  • Uitgangspositie voet(pronatie/supinatie) en richting inwerkende krachten(talus tov tibia: abductie, adductie of exorotatie) → bredeneren aan welke structuren schade
33
Q

Wat is een klompvoet(pes equinovarus adductus), metarsus adductus en metatarsus primus varus?

A
  • mediaal gerichte voet met enkelvoudige diepe plooien bij achillespees(CAVE)
  • behandeling: Ponseti methode
  • in helft bilateraal, 20% gerelateerd aan andere aandoeningen
    Metatarsus adductus: adductie voorvoet, in 12% neonaten, 90% spontane correctie
    Metatarsus primus varus: metarsus dig 5 te ver naar mediaal
    Slangenvoet: achtervoet in valgus, voorvoet in adductie
34
Q

Wat is een hakvoet?

A
  • Overmatige dorsaalflexie door intra-uteriene malpositie
  • Ook zonder actieve behandeling goede prognose
35
Q

Wat is een congenitale verticale talus?

A
  • Verticale talus met vegrote voetzool
  • Moet operatief behandeld worden
  • In helft andere congenitale afwijkingen
36
Q

Wat is een (soepele) platvoet(pedes planovalgi)?

A
  • geen pathologische gevolgen
  • geen behandeling nodig
  • pijn op mediale voetrand: denk aan os tibiale externum
  • soeple platvoet is meestal pijnloos, geen functiebeperking
37
Q

Wat is een tarsale coalitie?

A

Samenvloeiing tarsale botten, calcaneo-naviculare coalitie komt meest voor(kan ook talocalacaneaal)
Klinische presentatie
- Rigide platvoet: geen varuskanteling in achtervoet als op tenen staan of onbelast
- Minder beweegelijkheid
- Pijn
- Niet op laterale voet rand kunnen lopen

38
Q

Wat is een holvoet(pes cavus)?

A
  • mediale flexoren trekken sterk aan voet dan extensoren
  • nooit congenitaal, pas na 5-6jr
  • neurologisch onderzoeken: in 70% relatie neurologische afwijkingen
  • therapie: weke delen release, chirurgische correctie
39
Q

Welke teenafwijkingen zijn er?

A
  • hallux valgus: kan familiair, strakke schoenen, chirurgische correctie
  • krulteen: verkorte flexorpees, pas als klachen pees doornemen
40
Q

Wat zijn de kerntaken van een sportarts?

A
  • blessureconsulten
  • sportmedisch onderzoek
  • teambegeleiding
41
Q

Welke stand van benen is fysiologisch bij kinderen?

A
  • Tot 1jr genua vara(15 graden)
  • 2-7jr: genua valga
  • persiterende genua vars: rachitis
  • genua valga: coxa anteverta
42
Q

Wat is het compartimentsyndroom?

A
  • oorzaak: interne volumetoename(fractuur) of externe restrictie
  • vroege herkenning: onverklaarbaar hevige pijn
  • vaakst in onderarm- en been
  • pathofysiologie: weefseldruk boven capillaire perfusiedruk waardoor ischemie
  • tests: passieve rek geeft meer pijn, compartimenten voelen bij palpatie zeer gespannen en erg pijnlijk
  • lab: CPK en myoglobines voor spiernecrose, Hb, ureum, creat, kalium
  • behandeling: fasciotomie
43
Q

Wat is het complex regionaal pijn syndroom(CRPS)?

A
  • Complicatie na trauma/chirurgie
  • Sok-/handschoenvormig aan een of meerdere extremiteiten
  • Kliniek: continue pijn, sensibele stoornissen, kleur en temperatuurveranderingen, zwelling, transpiratie, asymmetrie, motorische en trophische stoornissen
  • Klinische diagnose, per exclusionem, criteria
  • Lokale inflammatie geeft verandering in CZS
  • Geen bewijs voor therapie; fysio, tricyclische antidepressiva, anti-epileptica, transcutane elektrostimulatie, vaatverwijders en sympaticusblokkade, medicatie tegen spasmen
44
Q

Wat is de ziekte van Osgood-Schlatter?

A

Osteochondrose apofyse v/d tuberositas tibiae door tractie

45
Q

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire botgenezing?

A

Primair: als sterke fixatie met compressie botten op elkaar, geen callusvorming, osteoblasten groeien van ene naar andere kant fractuur
Secundair: natuurlijk, hematoom -> callus -> bot

46
Q

Wat is de AO-classificatie?

A

Nummer voor bot: 1=humerus, 2=onderarm, 3=femur, 4=onderbeen
Nummer voor segment
1= proximaal: A=extra-articulair, B=deel intra, C=intra-articulair
2= diafysair: A=simpel, B=wedge, C= complex
3= distaal: zoals proximaal
Letter voor vorm: A, B of C

47
Q

Wat is de Gustillo-classficatie?

A

Gustillo classificatie: inschatten infectie en amputatie risico bij gecompliceerde fracturen
1: wond <1cm, van binnen naar buiten door bot
2: wond >1cm, van buiten naar binnen, matig weke delen letsel
3: open fractuur met uitgebreid weke delen letsel of traumatisch amputatie; a(periost intact)-c(arterieel vaatletsel)