Week 3 Flashcards

1
Q

Wat is de bekkengordel?

A
  • Os coxae bestaat uit os ilium, os ischium en os pubis
  • Komen samen in acetabulum → kogelgewricht
  • Art sarcoiliaca tussen os coxae en os sacrum
  • Aan ventrale zijde symphysis pubica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de inclinatie- en anteversiehoek?

A

Inclinatiehoek= hoek tussen kop en schacht in frontale vlak, normaal 120; als groter coxa valga, als kleiner coxa vara
Anteversiehoek= hoek tussen lijn door knie en lijn femur en heupgewricht in transversaal vlak, normaal 40 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke spieren zijn er ventraal in het bovenbeen?

A
  • M iliopsoas: van ledenwervels en binnenkant bekken, over pectum os pubis, naar trochanter minor → anteflexie
    • Bursa iliopectina waar over bekken
  • M quadriceps femoris: insertie tuberositas tibiae/patella -> extensie knie
    • m rectus femoris: origo SIAI → anteflexie
    • m vastus lateralis, intermedius en medialis: lopen als 1 pees
  • M. Sartorius: origo op SIAS, insertie tuberositas tibiae → abductie, exorotatie en flexie(ook knie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke spieren zijn er dorsaal in het bovenbeen?

A
  • M gluteus maximus: van bekken naar femur → exorotatie
  • Abductoren: m gluteus medius en minimus; van bekken naar trochanter major -> abductie, flexie en extesie
  • M tensor fasciae latae: van SIAS naar tibia → abductie en in kom houden caput femur bij lopen
  • Hamstrings: van tuber ischiadicum → extensie heup, flexie knie, rotatie
    • Mediaal: m semimembranosus en semitenidonus(mediaal): insertie mediale condylus tibia
    • m biceps femoris: insertie caput tibiae
  • Exorotatoren: m piriformis(ook abductie), obturatorius en gemelli, insertie trochanet major
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke spieren zijn er mediaal in het bovenbeen?

A

adductoren: os pubis naar mediale zijde femur → stabiliseren romp en kogelgewricht; adductie, flexie en exorotatie
M pectineus, adductor brevis/longus/magnus, gracilis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt de innervatie van het bovenbeen?

A

Plexus lumbo-sacralis
Plexus lumbalis
- n cutaneus femoralis lateralis
- n femoralis: ventrale bovenbeenspieren
- n obturatorius: adductoren
Plexus sacralis
- n gluteus superior(abductoren) en inferior(m gluteus maximus), m Piriformis scheidt
- N ischiadicus: bestaat uit n tibialis en peroneus communis, gaan uiteen thv knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de vascularisatie van het bovenbeen?

A

A iliaca → a femoralis
→ a profunda femoralis: heupgewricht
→ a circumflexa femoralis medialis(dorsaal), vorm anastomose met a circumflexa lateralis(ventraal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is artrose?

A

Pathofysiologie: disbalans slijtage en natuurlijk herstel gewrichtskraakbeen -> verlies GAG’s -> eburnatie(botvorming) en fissuren, synovitis, subchondrale cysten
Epidemiologie: meer bij vrouwen, 45-50jr
Oorzaak: idiopathisch; trauma, infectie, gewrichtsafwijking, jicht/RA, stollingsstoornis
Risicofactoren: overgewicht, trauma, hoge leeftijd
Kliniek: pijn(opstart, ochtend en na belasting), bewegingsbeperking
Lokatie: handen(mn vinger), knie, heup, lage rug, cervicaal
Diagnostiek: klinisch, meestal geen beeldvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werkt de behandeling van artrose?

A

Eerst conservatieve therapie
- voorlichten
- aanpassen belasting
- oefentherapie
- medicatie: start paracetamol
- hulpmiddelen
- injecties ondersteunend
Opereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke radiologische afwijkingen horen bij artrose?

A
  • gewrichtsspleetversmalling
  • Osteofytvorming
  • Subchondrale sclerose
  • subchondrale cystevorming
  • Deformatie
  • Soms standsafwijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke operatieve behandeling zijn er voor coxatrose?

A
  • totale heupprothese: (on)gecementeerd of hybride
  • Girdlestone: verwijderen heupkom en collum, bij onvoldoende bot of infectie
  • osteotomie: corrigeren anatomische afwijking, jonge pt
  • arthroscopie: herstellen heupvorm
  • artrodese: zelden, bij jonge pt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is osteonecrose v/d heupkop?

A
  • necrose heupkop door ischemie
  • Kraakbeen intact
  • Oorzaak: traumatisch(mediale collum fractuur luxatiefractuur heup), niet-traumatisch(prednison, alcohol abuse, hyperlipoprtoeinemie, beroepsduikers)
    Behandeling
  • Stadium I en II(pre-collaps): core decompressie= druk verminderen door opboren, revascularisatie → verbeter herstel en voorkomen collaps
  • Collaps: heupprothese
  • Osteotomie
  • Conservatief: belasting verminderen, pijnstilling, klinisch en radiologisch evalueren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een totale heupprothese?

A

Indicatie: artrose of osteonecrose met pijn ondanks conservatieve behandeling
Benadering: voorste(min invasoef maar weinig zicht), anterolateraal(mank lopen door m gluteus medius los) of posterolateraal(groter beeld)
Complicaties: DVT, infectie, zenuwbeschadiging, luxaties, vaatletsel, fracturen, loslating((a)septisch), beelengteverschil, etopische botvorming, overlijden
Levensduur: idee dat 10-15jr, in praktijk langer; afhv leeftijd bij plaatsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is dysplastische heupontwikkeling?

A
  • spectrum
  • risicofactoren: stuitligging, + familie anamnese, afwijkende voetstand, meisjes
  • symptomen: heupinstabiliteit, assymetrische huidplooi, abductiebeperking, later beenlengteverschil(Galeazzi= ongelijke kniehoogte in flexie, cave bilaterale luxatie)
    Testen: Barlow(luxeren) of Ortolani(reponeren)
    Diagnostiek: echo, >9mnd röntgenfoto
    Behandeling: Pavlik bandage(<6mnd), gipsbroek, osteotomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn coxitis fugans en M. Perthes?

A

Presentatie: pijn, mank lopen, hydrops echo, beperkte abductie en endorotatie bij mn jongens van 3-10jr oud
Coxitis fugans(heupontsteking) gaat na aantal dg over
M. Perthes is infarct epifyse
- Oorzaak onbekend
- Complicatie: coxa plana door containment verlies en lateralisatie
- Zeldzaam, meestal jongens lage schoolleeftijd
- Prognose: leeftijd(hoe jonger hoe beter), grootte infarct, containment verlies, 20-30 actieve behandeling(opereren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is epifysiolysisch capitits femoris?

A

Afglijden femurkop door groeischijf heen
- (in)stabiele vorm, acuut of chronisch
- Vaker bij jongens, overgewicht en vertraagde puberteitsontwikkeling, 10-17jr
- teken van Drehmann= bij passieve flexie wil been in abductie en endorotatie
- Behandeling: fixatie, zn femurosteotomie
- verwijzen: direct bij verdenking(pijn, niet kunnen belasten)
- Rontgenfoto’s: X-bekken VA, heup in Lauenstein

17
Q

Wat zijn heupfracturen?

A

Mn ouderen, vrouwen; na val of trauma; mortaliteit en morbiditeit
Diagnostiek: x-bekken, CT
Soorten en behandeling
- intracapsulair: collum femoris fractuur, cave kopnecrose(mn >75jr) -> DHS, gecannulairde schroeven(kinderen), prothese(Garden I/II, <75jr: kopsparend)
- extracapsulair: minder necrose maar instabieler
Behandeling: stabiel DHS, instabiel intramedullaire osteosynthese, subtrochantere fractuur intramedullaire pen
Bij ouderen evt niet opereren maar pijnstilling

18
Q

Wat zijn de anamnese en LO bij mank lopende kinderen?

A

Anamnese: trauma, beloop, triggers, nachtpijn, uitstralende pijn, locatie, recente ziekte, tekenbeten, familiair, aangeboren afwijkingen
LO: looppatroon, zwelling, stand bekken en wervelkolom, test van Trendelenburg(abductoren zwak waardoor inzakken contralateraal been), inspectie, palpatie, functieonderzoek, neurologisch onderzoek, rotaties in buikligging

19
Q

Wat zijn algehele anesthetica?

A
  • functies: slaap, pijnstilling en spierverslapping
  • effect op CZS: verlies bewustzijn en reflexen, korte termijn amnesie en analgesie
  • effect op HVS: minder contractiliteit en dilatatie
    Werking:
  • stimuleren remmende neurotransmitters → hyperpolarisatie
  • remmen excitatoire neurotransmitters → minder depolarisatie
    Inhalatie anesthetica: concentratie stijgt eerst in vaatrijke organen, hoe lager bloed:gas partitiecoefficient hoe sneller opgelost
    IV anesthetica: propofol is erg lipofiel, hydrofieler met sojaolie/lechitine(risico contaminatie); eerst (her)distributie en eliminatie en daarna alleen eliminatie
20
Q

Wat is de MAC/ED50?

A

MAC= maat potentie anestheticum
ED50= Concentratie nodig om in 50% pt geen respons op pijn
1,3MAC voorkomt in 95%
Afhv olie:gas partitiecoefficient: hoe hoger des te potenter

21
Q

Wat zijn locoregionale anesthetica?

A

Schakelen pijn, motoriek, temperatuur- en tastzin uit
Werking: remmen Na+ instroom in zenuwcel
- esters
- amiden(2 I’s; minder allergie): lidocaine
Bovengrenzen om toxiciteit hersenen/hart te voorkomen

22
Q

Wat doet anesthesist tijdens een operatie?

A
  • bewaken en ondersteunen vitale functies
  • Monitoring: ECG, O2 sat, relaxometrie, capnografie(CO2 meten) bij beademing, BD, temperatuur
  • Vochtbeleid
  • ingrijpen als nodig
23
Q

Wat is de invloed v/d westerse medische traditie op omgang met pijn?

A

Kenmerken
- monotheisme: complexe pijn past niet in mechanistisch model
- disease without sufferig, treatment without healing: mismatch behoefte pt en medische behandeling, objectieve disease vs subjectieve illness
- idee van vooruitgang: activistische attitude, iatorgenese
Gevolg: over- en onderbehandeling(mn chronische pijn)

24
Q

Hoe is de evolutie v/d pijngeneeskunde?

A
  • jaren 50-60: probleemdefinitie: pijn gezien als symptoom onderliggende ziekte/letsel
  • jaren 70-80: uitbinding pijngeneeskunde, interne definitie(pragmatisch, somatisch)
  • jaren 90-nu: nieuwe inzichten en zorgen, externe definitie(ICD-11)
25
Q

Hoe zijn patiënten overgevoelig voor pijn geworden?

A

Buytendijk: algofobie door
- veranderde mentale attitude: minder bereidheid om pijn te verdragen
Argumenten: moderne pijnstillers, culture verschillen, erosie metafysisca en religie, cartesiaan dualisme en mechanisch denken(pijn veroorzaakt door schade)
- toename pijnervaring: meer gevoeligheid voor pijn(als fysiologische eigenschap)

26
Q

Wat is het verschil tussen excentrische en concentrische contractie?

A

Excentrische contractie= spier verlengt, kracht tegen zwaartekracht in leveren
Concentrische contractie= spier verkort, max 30% rustlengte
- hoe langer de spiervezels, des te minder kracht geleverd en meer verplaatsing
Statische contractie= spier geactiveerd, origo en insertie verplaatsen niet

27
Q

Wat is een open/gesloten bewegingsketen?

A
  • heup heeft gesloten bewegingsketen: insertie(been) zit vast, origo(romp) beweegt tov been
  • Open bewegingsketen: origo vast, insertie beweegt → schouder
  • Lopen: heup in zowel open als gesloten bewegingsketen: bewegend been veweegt tov romp terwijl romp tov standbeen beweegt
28
Q

Wat is de pes anserinus?

A

Pezen m gracilus, sartorius en semitendinosus komen samen, waarna insertie op tibia -> ook meehelpen in flexie knie als knie al gebogen

29
Q

Welke zones bevinden zich in een groeischijf?

A

Van ver van naar dichtbij boktern
- rustende zone
- proliferende zone
- hypertrofische zone
- gecalcificeerde zone
- ossificatie zone

30
Q

Wat is hyalien kraakbeen?

A
  • matrix: collageen type II, hyaluronzuur, GAG’s
  • chondrocyten liggen soms in chondronen(groepje afkomstig uit 1 chondroblast) in basofiel hof(donker door GAG’s), randzone is lichter en iterterritoriale tussenstof is weer donkerder
  • krijgen voeding en O2 door diffusie uit synoviaal vocht
31
Q

Wat is kraakbeen? Welke soorten zijn er?

A

Type bindweefsel bestaande uit chondrocyten gelegen in ECM
- ECM: collageen type II, hyaluronzuur, proteoglycanen en glycoproteinen
- chondrocyten in lacunae maken componenten matrix
Soorten
- hyalien -> epifysairschijf, foetaal skelet
- collageen: ook elastine -> oorschelp
- vezelig: collageen type I, fibroblasten, geen perichondrium -> tussenwervelschijf, symphysis pubica, meniscus

32
Q

Wat is het trigonum femoralis?

A

Ruimte tussen m sartorius, m adductor longus en lig inguinale waar van mediaal naar lateraal de vena, arterie en nervus femoralis bovenbeen ingaan

33
Q

Wat is het verschil tussen RA en artrose?

A

RA
- ontsteking synovium
- erosies
- perifeer
- vervorming botten
- pezen aangetast
- MCP en PIP
Artrose
- degeneratie kraakbeen
- geen ontsteking
- centraal
- CMC1 en DIP

34
Q

Hoe groeit kraakbeen?

A
  • appostionele groei: mesenchymale stamcellen uit perichondrium differentiëren tot chondroblasten en uiteindelijk chondrocyten
  • intersitiele groei: delen chondrocyten
  • productie kraakbeenmatrix
35
Q

Wat is het perichondrium?

A

Bindweefsellaag om kraakbeen(muv gewrichtsvlak)
- bevat capillairen waaruit diffusie voeding en O2
- collageen type I
- fibroblasten
- mesenchymale stamcellen

36
Q

Wat zijn NSAID’s?

A
  • remmen synthese prostaglandinen via remming COX-1/2
  • remmen ontsteking en koorts
  • aspirine voorkomt in lage dosis HVZ: lager tromboxaan door remming COX-1 in bloedplaatjes
  • bijwerking: maagproblemen(PGE2 werkt beschermend), bloedingsneiging, infarct
  • selectieve COX-2 remmers(-coxib): minder maagproblemen, maar iets groter risico infarct(PGI2 daalt waardoor ongunstig ratio met tromboxaan)
37
Q

Wat is fibromyalgie?

A
  • aandoening waarbij meer en heftigere pijn gevoeld, veel bijkomende klachten
  • oorzaak onbekend
  • epidemiologie: 8x zoveel vrouwen, piek 30-50jr
  • diagnostiek: sluit andere oorzaken uit, tender points scoren, sociale anamnese, functionele beperking
  • behandeling: multidisciplinair, goed slapen, geen pijnstillers, antidepressiva?
  • aandachtspunten: minder stress, acceptatie, evenwicht bewegen en rust, pijn onder controle
38
Q

Hoe werkt paracetamol?

A

Zwakke remmer van COX-1 en 2

39
Q

Wat is nociceptieve pijn?

A
  • weefselschade geeft vrijkomen prostaglandines en activatie nocireceptoren
  • A-delta vezels: gemyeliniseerd -> scherpe, directe en prikkelende pijn
  • C-vezels: ongemyeliniseerd -> langdurige diepe en doffe pijn
    Behandelen met paracetamol, NSAIDs of opioïden