Week 4 Flashcards

1
Q

Wat zijn de accenten in de ontwikkeling van basischool kinderen in deze fase

A

Succes van de schoolcarrière
Opbouwen van een sociale identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurd er in de lichamelijke ontwikkeling bij basisschoolleeftijd

A

Groei: 5 tot 6 jaar en 2 a 3 kg per jaar & de groeispurt ( meisjes rond 11 jaar en jongens rond 13 jaar)
Spiercoordinatie en fijne motoriek wordt steeds beter
Ossificatie = (het proces wanneer botten harder worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn tips om obesitas tegen te gaan

A
  1. maak bewegen plezierig
  2. geef het goede voorbeeld
  3. stem de activiteiten af op de fysieke en motorische capaciteiten van het kind
  4. begin langzaam
  5. zorg voor goede slaap
  6. zorg voor een gezond voedingspatroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurd er in de cognitieve ontwikkeling van een basisschoolkind

A

Woordenschat blijft groeien
korte en lange termijn geheugen verbetert sterk
gebruikt van grammatica verbeterd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn sterke factoren waardoor een kind succesvol school doorloopt?

A

Intelligentie
Concentratie
Motivatie
Milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat heeft Binet uitgevonden en waar waarschuwde hij voor

A

Bedenker van de iq test. (waarschuwde tegen stigmatisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pygmalion effect

A

Het anders behandelen. ( is het verschijnsel waarbij de verwachtingen van de docent en ouders er toe lijden dat het kind het gedrag daadwerkelijk gaat vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Decentreren

A

Het vermogen om rekening te houden met verschillende aspecten van een situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reversibiliteit

A

het vermogen een uitgevoerde behandeling ( in gedachten) weer terug te draaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Coregulering

A

Het kind en de ouders bepalen steeds meer gezamenlijk het gedrag van het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Paradoxale intimiteit

A

De groei naar de onafhankelijkheid van de volwassenen lijkt strijd te zijn met een vraag om tederheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houd Sociale competentie in?

A

het geheel van individuele sociale vaardigheden dat individuen in staat stelt om succesvol te functioneren in de sociale omgevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kun je zeggen over vriendschappen

A

Meisjes: leggen meer accent op openheid en vertrouwelijkheid, vaker een paar goede vriendinnen. kiezen vaan voor 1 op 1 contacten
Jongens: Vaker grotere groep vrienden en meten zich onderling meer op lichamelijk gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houd pesten in?

A

Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling op een kind of een groep kinderen van een kind dat niet in staat is zichzelf te verdedigen

Bij pesten is spraken van psychische of fysieke schade en is er een machtsverschil
plagen veronderstelt gelijkwaardigheid
jongens pesten meer direct en meisjes meer indirect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly