Grondslagen 2 week 3 Flashcards

1
Q

Wat gebeurd er tijdens het fysieke ontwikkeling van een peuter/kleuter (2-6 jaar)

A
  • Van 2 tot 6 jaar krijgt de kleuter een soort groeispurt
  • Kleutergestalte ( het schattig vinden) verdwijnt
  • Omvang spieren neemt toe
  • Botten worden sterker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houd grove motoriek in?

A

Kinderen van 3 kunnen springen, hinken op 1 been en rennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houd fijne motoriek in?

A

Toenemen beheersing van handspieren en verfijning van de oog-hand coordinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vanaf 2 jaar eten kinderen veel minder. Hoe komt dit?

A

Dit komt door de peuter puberteit en niet meer groeispurt hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurd er volgens Piaget in het cognitieve ontwikkeling?

A
  • Onsystematisch en onlogisch denken
  • het gebruik van symbolisch denken groeit
  • Het conservatieprincipe ontwikkelt zich rond 7 jaar ( dat is dat voorbeeld met het glas water)
    -Egocentrisme: onvermogen om zich in anderen te verplaatsen
  • Intuitief denken: Kinderen zijn erg nieuwsgierig en verklaren de wereld door primitieve verklaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de bedreigingen van het fysieke van peuter/kleuters?

A
  • Kinderziekte en infectie ziekten
  • ongelukken
  • Mishandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houd Animisme in?

A

Levende eigenschappen geven aan levenloos materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houd perceptuele schematisering in?

A

Het vermogen ontbreekt om bij objecten dat is opgebouwd uit verschillende figuurtjes zowel het geheel als de afzonderlijke delen te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houd Centratie in?

A

Gebrek aan overzicht )Peuters en kleuters kunnen zich alleen op 1 aspect van een stimulus consenteren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houd magisch denken in?

A

Fantasie en werkelijkheid lopen soms nog door elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitieve ontwikkeling Vygotsky

A

Je ontwikkeld cognitieve ontwikkeling door interactie tussen omgeving en individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houd zone van naaste ontwikkeling in?

A

Het niveau waarop een kind een taak bijna zelfstandig kan uitvoeren, maar alleen kan voltooien m.b.c een competenter persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houd Scaffolding in?

A

De ondersteuning door anderen bij leren en probleemoplossing die afhankelijkheid en groei bevordert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er bij het taalontwikkeling van peuters/kleuter?

A
  • Taalontwikkeling neemt sterk toe
  • Egocentrisch taalgebruik: peuter/kleuters praten veel tegen zichzelf
  • Sociaal taalgebruik neemt toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly