Week 4 Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de compulsierechtvaardiging 1?

A

Voordeel voor maatschappij
 Maatschappelijke waarden weerspiegelen het relatieve belang van een gegeven moment voor individuele vrijheid en groepsvrijheid: het Apollonisch-Dionysisch spectrum. Deze waarden kunnen veranderen over tijd en zijn uitgedrukt als verplichte gedragsbeperkingen.
 Eén obligatie van GGZ is om gedrag te beperken om die maatschappelijke waarden te behouden, dit is dus één ethische rechtvaardiging voor compulsie.
 Onderscheid maken tussen interveniëren voor de maatschappij of voor de patiënt is nuttig. De rechtvaardiging is om maatschappelijke waarden hoog te houden (die we kunnen weten), i.p.v. voor het voordeel voor de patiënt (die we niet kunnen weten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de compulsierechtvaardiging 2?

A

Voordeel voor maatschappij
 Maatschappelijke waarden weerspiegelen het relatieve belang van een gegeven moment voor individuele vrijheid en groepsvrijheid: het Apollonisch-Dionysisch spectrum. Deze waarden kunnen veranderen over tijd en zijn uitgedrukt als verplichte gedragsbeperkingen.
 Eén obligatie van GGZ is om gedrag te beperken om die maatschappelijke waarden te behouden, dit is dus één ethische rechtvaardiging voor compulsie.
 Onderscheid maken tussen interveniëren voor de maatschappij of voor de patiënt is nuttig. De rechtvaardiging is om maatschappelijke waarden hoog te houden (die we kunnen weten), i.p.v. voor het voordeel voor de patiënt (die we niet kunnen weten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De assumptie dat beste belangen door professionals gedefinieerd moeten worden bevat 4 uitdagingen. Welke?

A
  1. Deze ethische imperatief loopt steeds meer uit de pas met bredere maatschappelijke waarden, die in plaats daarvan nadruk leggen op persoonlijke verantwoordelijkheid, geïnformeerde keuze en het recht op zelfbeschikking. In andere levensgebieden is er erkenning dat de doelen, ambities en waarden van het individu meer waard moeten zijn dan die van de professional;
  2. Professionals hebben niet langer als enige toegang tot informatie over behandelingen, ook patiënten hebben toegang tot internet en bronnen van informatie over hun mentale ziekte;
  3. Een besef dat de belangen van mensen met een mentale ziekte niet goed zijn gediend als de verantwoordelijkheid voor hun welzijn door anderen wordt overgenomen;
  4. Het is inconsistent met moderne op capaciteit-gebaseerde wetgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke manieren kunnen waarden gebalanceerd worden?

A
  1. Values-based practice;
  2. Trekken uit biomedische ethiek: 4 principes waarbij handelingen gerechtvaardigd op basis van beneficie gebalanceerd worden door de behoefte om autonomie te promoten en burgerschap te steunen:
  3. Respect voor autonomie: het belang van persoonlijke keuze en zelfbepaling wordt benadrukt;
  4. Non-maleficence: actieve focus op vermijden van hopeloosheid en afhankelijkheid;
  5. Beneficie: gelijke actieve focus op bieden van effectieve behandelingen en interventies;
  6. Justice: steun om burgerschapsrechten uit te oefenen.
  7. Verschillende waarden gebruiken.
     Een nadruk op waarden positioneert de toepassing van wetenschappelijke kennis als een middel, niet als een doel. De doelen (en methoden) van GGZ worden patiënt-gecentreerd: gebaseerd op wat individuen zelf ambiëren in hun leven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soorten therapeut relaties zijn er?

A

 Verschillende soorten relaties tussen therapeuten en patiënten zijn mogelijk en liggen op een spectrum:
o Aan het ene einde zijn echte relaties: de persoonlijke relatie tussen 2 of meer mensen zoals weerspiegeld in de mate waarin ieder oprecht tegenover de ander staat en de ander waarneemt op een manier die bij de ander past. Dit bevat dus echtheid (genuineness) en realisme. Het belang van context wordt niet meer benadrukt en interpersoonlijke authenticiteit is primair. Een echte relatie bestaat al lang en is niet specifiek voor GGZ.
o In het midden zijn partnerschapsrelaties: worden gedefinieerd door de GGZ-context en bevatten samenwerking waarbij zowel de expertise van de professional als die van de patiënt vereist zijn.
o Aan het andere einde zijn onthechte relaties: erg context-gebaseerd en bevatten therapeutische modellen die geleid worden door de agenda van de therapeut en assessment informatie gaat van patiënt naar therapeut, terwijl expertkennis van therapeut naar patiënt gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de macht van besluitvorming?

A

bij een onthechte relatie ligt dit voornamelijk bij de professional en bij een partnerschapsrelatie bij de patiënt. Bij een onthechte relatie ontstaat er een volgend zorgplan:
o Het bevat professionele jargon i.p.v. de woorden van de patiënt;
o Het is gericht op het verbeteren van gebreken i.p.v. op sterke punten waarop kan worden voortgebouwd;
o Doelen zijn gericht op vermijden van slechte dingen i.p.v. op focussen op goede dingen;
o Verantwoordelijkheid van de handelingen ligt meer bij GGZ dan de patiënt;
o Het is geschreven door de professional i.p.v. door de patiënt, zijn familie of advocaat;
o Samenwerking wordt gedaan door een handtekening van de patiënt of een kopie van het zorgplan voor de patiënt;
o Het creëert zelden ethische, organisatorische of gedragsuitdagingen voor de GGZ.
o Deze verandering in macht is makkelijker in sommige contexten dan in andere. Socio-politieke en professionele verwachtingen dat de professional de ziekte begrijpt en behandelt zijn lastige krachten voor de therapeut en patiënt om te weerstaan.
 Nieuw-Zeeland heeft de meest ontwikkelde herstel-gefocuste GGZ-benadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de aard van het luisteren?

A

: in een onthechte relatie wordt luisteren gedaan om een zorgvuldige assessment te maken, de mentale staat te monitoren en om zorg te plannen. Luisteren wordt dus gedaan om de persoon in het klinisch model te laten passen, en niet andersom. Een nadelig gevolg hiervan is dat de persoon zich niet begrepen voelt. Een partnerschapsrelatie bevat 3 principes:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 principes bevatten partnerschaprelaties?

A
  1. De ervaring van mentale ziekte is betekenisvol: een onthechte relatie benadrukt betekenis en begrip niet altijd, een partnerschapsrelatie moet wel op betekenis focussen;
  2. Een klinisch model biedt één van vele manieren om ervaring betekenis te geven: we moeten afstand nemen van de claims van theorieën als universeel valide of fundamenteel. De therapeut moet bescheiden zijn als het gaat om de universaliteit van zijn eigen theorie, er moet dus een focus op consensus zijn. Dit kan uitdagend zijn, omdat het oprecht luisteren en onderhandeling bevat. Er moet gevraagd worden ‘Wil je hulp? En zo ja, wat voor hulp?’ en informatie moet gegeven worden om besluitvorming te helpen.
     De patiëntervaring van behandeld worden met respect en betrokken worden in besluitvorming is voorspellend voor goede uitkomsten.
  3. Alleen de patiënt kan zijn eigen beste belangen definiëren: de taak van de professional is om dit proces te steunen. (Subjectieve) ervaring is erg belangrijk in deze relatie. Wat mensen zeggen of communiceren is een beschrijving van hun innerlijke wereld, en geleefde ervaring is nodig omdat patiënten experts zijn van hun eigen ervaringen, behoeften en voorkeuren en dus zelf het best kunnen identificeren wat ze nodig hebben voor hun persoonlijk herstel. Als dit gecombineerd wordt met de expertise van professionals, is er TEAM: Together Everyone Achieves More.
     Er is mutuality: we zijn allemaal hersteld van uitdagingen en het is nuttig om deze gemeenschappelijkheid te benadrukken. De beste steun voor herstel is als de expertise van de professional en de zelfkennis van de patiënt beide van belang zijn. Dit bevat flexibiliteit en geven en nemen door zowel de professional als patiënt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn voordelen van partnerschapsrelatie voor persoonlijk herstel?

A

o Genereren hoop;
o Vergemakkelijken de ontwikkeling van betekenis i.p.v. een klinisch model aannemen;
o Steunt de patiënt om persoonlijke verantwoordelijkheid te nemen;
o Ook zorgt het voor meer inname van medicatie, lagere ziekenhuisopnames, betere voorspelling van inpatient geweld tijdens ziekenhuisopname en verbeterde levensuitkomsten, symptomen en functionering in depressie, schizofrenie en case management.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn markeringen van een partnerschapsrelatie?

A
  1. Er is overeenstemming tussen wat er gezegd wordt tegen en over de patiënt;
  2. Het is acceptabel dat therapeuten hun eigen ervaring met mentale gezondheidsproblemen bespreken;
  3. Er is eerlijkheid over overeenstemming en geen overeenstemming, dit zorgt namelijk voor samenwerking;
  4. Het is eerlijkheid over de macht om een situatie te veranderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 5 onderdelen promoten herstel?

A
  1. Hoop overbrengen;
  2. Macht delen;
  3. Beschikbaar zijn wanneer nodig;
  4. Openheid over de diversiteit over wat nuttig kan zijn;
  5. Bereidheid om grenzen van een professionele rol uit te breiden, dit kan het meest uitdagend zijn en kan dingen bevatten zoals cadeaus krijgen van patiënten, geld uitlenen en de patiënt zien buiten afspraken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 2 soorten professionalisme van Toper?

A

onthecht en engaged

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 5 criteria moeten meegenomen worden in bepalen hoe er gereageerd moet wordne op verzoeken van ledne?

A
  1. Ethische overwegingen: Is de respons uitbuitend?
  2. Rol van medewerkers: Is de persoon competent om de handeling te verrichten, past de handeling binnen hun rol?
  3. Voorkeur voor leden: Is dit iets wat het lid wil?
  4. Voorkeur voor medewerkers: Is dit iets wat de medewerkers willen?
  5. Klinische overwegingen: Zijn er ethische redenen die andere zorgen overschrijden?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voordelen van een coach-benadering?

A
  1. Het gaat ervanuit dat de persoon competent is of zal worden in het managen van hun leven. Er wordt capaciteit voor persoonlijke verantwoordelijkheid gegeven;
  2. De focus is op het vergemakkelijken van het herstelproces i.p.v. op de persoon. Coachen gaat over hoe de persoon kan leven met de mentale ziekte en verschilt van een klinische focus op het behandelen van de mentale ziekte;
  3. De rol van de coach is om dit zelf-herstellende vermogen actief te laten worden, i.p.v. het probleem op te lossen. Dit leidt tot benadrukken van sterke punten en natuurlijke steun, i.p.v. van gebreken;
  4. Het is gericht op de doelen van de gecoachte, niet van de coach. De skills van de coach zijn bronnen die aangeboden kunnen worden, het gebruik van die skills is geen doel;
  5. Beide deelnemers moeten een actieve bijdrage leveren voor de relatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat bevat zelfmanagement?

A

 Zelfmanagement bevat de systematische provisie van educatie en ondersteunende interventies door GGZ om de skills en het vertrouwen in het managen van hun eigen gezondheidsproblemen van patiënten te verhogen, inclusief regelmatige assessment van progressie en problemen, doelstelling en ondersteuning bij probleemoplossing.

17
Q

Wat zijn twee implicaties van zelfmanagement?

A
  1. Het geeft inzicht in waarom sommige mensen huiverig zijn op de rol van de patiënt op te geven, verantwoordelijkheid nemen voor iemands eigen leven kan namelijk eng zijn;
  2. Het laat zien dat verantwoordelijkheid iets is dat door de persoon genomen wordt, niet aan de persoon wordt gegeven.
18
Q

Wanneer is zelfmanagement vooral belangrijk?

A

 Zelfmanagement is vooral belangrijk tijdens de moments of truth, die paar interacties waarbij patiënten een hoog niveau van emotionele energie investeren in de uitkomst. Hierbij is het eerste contactmoment ook erg belangrijk.

19
Q

Wat is agency?

A

: een zelfovertuiging dat de persoon zijn/haar eigen leven kan beïnvloeden, dit kan lastig zijn omdat de ziekte vaak de agency wegneemt.
 Vaak begint het met accepteren dat ze een ziekte hebben of een directe betekenis vinden die past, deze acceptatie kan veranderingen bevatten in hoe de persoon denkt over en uitdagingen begrijpt. In deze fase van herstel kan het zijn dat de patiënt liever wil dat de professional verantwoordelijkheid neemt en kan de patiënt nog geen doelen identificeren. Er kan dus vermijding zijn.

20
Q

 Er zijn een aantal responses die agency en dus herstel verminderen/belemmeren. Welke?

A

o Focussen op compliance (naleving);
o Behandelingen opleggen i.p.v. aanbieden;
o Reageren op een meningsverschil met compulsie i.p.v. validatie;
o Communiceren dat de therapeut de oplossing weet voor iedereens moeilijkheden;
o Proberen de persoon te fixen.

21
Q

Er zijn een aantal dingen die de therapeut kan doen om agency te verhogen. Welke dingen?

A

o Sterke punten en dromen identificeren;
o Doelen bereiken ondersteunen;
o De persoon prestatie laten ervaren;
o Aanmoedigen om terug te geven aan anderen;
o Mogelijkheden creëren voor toegang tot zelfhulpgroepen;
o Collega-ondersteuners in dienst nemen;
o Een stem geven aan rolmodellen van succes;
o Persoonlijk succes vergroten;
o Helpen bij integratie van positieve ervaringen in de persoonlijke identiteit.

22
Q

Wat is empowerment en hoe kan het zich ontwikkelen?

A

 Empowerment gedragingen komen voort uit agency overtuigingen, het zijn gedragingen die iemands leven beïnvloeden.
 Er zijn structurele benaderingen om empowerment te verhogen, zoals klachtenprocedure aannemen en laten werken, de optie hebben om van therapeut te veranderen, schriftelijke wilsverklaringen hebben die routinematig worden gebruikt, toegankelijke WRAP-training en bronnen voor zelfmanagement bieden.
 Strategieën om empowerment te promoten:
1. Verzekeren van volledige deelname aan het formuleren van zorg- en crisisplannen;
2. Toegang bieden aan CBT om negatief zelfstigma aan te pakken;
3. User-led en user-run services creëren;
4. Peer support werkrollen ontwikkelen in GGZ;
5. Pleiten voor werkgevers om positieve waardering te geven voor ervaringen met mentale ziekte;
6. User-led evaluatie ondersteunen van behandelingen en services.
 Empowerment vereist skills in self-advocacy: het vermogen om voor jezelf op te komen, hiervoor is assertiviteit vereist en dat kan aangeleerd worden door het DESC script:
o Describe the problem;
o Explain how it makes you feel;
o Provide a Solution;
o State the Consequence of the solution.

23
Q

Wat is COPE?

A

 COPE wordt vaak gebruikt om coping gedragingen te beoordelen. Zie de tabel hieronder met de subschalen van COPE. Er zijn 3 klinisch relevante bevindingen gevonden:
1. Mensen in herstel ondernemen vaak gemeenschapsgerichte activiteiten, vooral in onpersoonlijke openbare omgevingen zoals winkelcentra en fastfoodketens, die worden gekenmerkt door korte (en misschien oppervlakkige) sociale interacties. Er moet dus een klinische focus zijn op het ondersteunen van de persoon om verbonden te blijven met zijn gemeenschap;
2. Een focus op spiritualiteit komt vaak voor en zorgt voor een scheiding van de mentale ziekte van de persoon;
3. Taalstrategieën komen vaak voor, er moet dus goed aandacht besteed worden aan het taalgebruik.

24
Q

Hoe kan de ontwikkeling van motivatie ondersteunt worden?

A

 Motivational interviewing is een persoon-gecentreerde benadering om gedragsverandering te ondersteunen door de exploratie en resolutie van ambivalentie en het is georiënteerd naar samenwerking, evocatie en autonomie. Het bevat technieken zoals:
o Reflectief luisteren;
o Focus op waarom de persoon wil veranderen, niet hoe ze willen veranderen;
o Focus op pro-veranderingsmotivaties;
o Undershooting en overshooting;
o Vragen stellen om motivatie te verhogen;
o Waarden ontdekken.
 Het behandelen van een persoon die niet klaar is om te veranderen maar wel zo behandeld wordt, heeft 2 negatieve gevolgen:
1. De actie is dan meer therapeut-gecentreerd i.p.v. persoon-gecentreerd;
2. GGZ en de patiënt worden in tegengestelde richtingen getrokken waarbij GGZ focust op naleving en de patiënt zich juist terugtrekt of boos wordt.
 Motivational interviewing waar vertrouwen is, promoot een partnerschapsrelatie i.p.v. onthechte relatie.

25
Q

Wat zijn beperkingen van objectiviteit in klinische methode?

A

 Vaak wordt ten onrechte aangenomen dat de op bewijs-gebaseerde benadering van klinische besluitvorming berust op de assumptie dat klinische observatie volledig objectief is en, zoals alle wetenschappelijke metingen, reproduceerbaar zou moeten zijn.
 Bewijsmateriaal ondersteunt de bewering dat artsen de symptomen en lichamelijke signalen niet alleen objectief beoordelen: ze interpreteren deze door de formele diagnostische criteria van de vermoedelijke ziekte te integreren (dus wat de ziekte zou moeten doen bij ‘typische’ patiënten, zoals beschreven in de standaard leerboeken) met de casus-specifieke kenmerken van het individuele verhaal van de patiënt en de eigen opgebouwde professionele casus-expertise.

26
Q

 De ‘tekst’ die de diagnostische ontmoeting vormt, en die deze onderscheidt van andere menselijke verhalen of communicatiemiddelen, is een verhaal over de ‘persoon als ziek’. Dit integreert weer 4 afzonderlijke secundaire teksten:

A
  1. De ervaringstekst: de betekenis die de patiënt geeft aan de symptomen, overwegingen en lekenconsultaties in de aanloop naar de klinische ontmoeting;
  2. De narratieve tekst: wat de dokter interpreteert als ‘het probleem’ van het verhaal dat de patiënt vertelt, ook wel de traditionele medische geschiedenis;
  3. De fysieke of perceptuele tekst: wat de dokter opdoet uit een lichamelijk onderzoek van de patiënt (gebruikmakend van de slecht gedefinieerde maar herkenbare reeks skills die ‘praktische rede’ worden genoemd);
  4. De instrumentele tekst: wat de bloedtesten en x-rays zeggen
27
Q

Wat is de conclusie van het artikel van Greenhalgh?

A

 Echte op bewijs-gebaseerde praktijk veronderstelt feitelijk een interpretatief paradigma waarin de patiënt ziekte op een unieke en contextuele manier ervaart. In dit paradigma kan een professional op zinvolle wijze gebruikmaken van alle aspecten van bewijs, zoals zijn/haar eigen case-gebaseerde ervaringen, de individuele en culturele perspectieven van de patiënt en de resultaten van klinische onderzoeks trials en observationele onderzoeken. Op deze manier wordt een geïntegreerde klinische judgement bereikt.

28
Q

Wat is assertive community treatment?

A

 Assertive Community Treatment (ACT) is een dienstmodel voor de zorg en behandeling voor mensen met SMI in de community.
o Een ACT-team is een multidisciplinair team (met case managers, een psychiater, een psycholoog en een drugsgebruik counselor) die assertieve outreachende intensieve zorg biedt en behandeling voor een groep tot 100 SMI. Het is een bewijs-gebaseerde interventie.
o De teams werken met een gedeelde caseload, 24 uur per dag.

29
Q

Hoe werkt FACT voor de 80% groep?

A

erstel-georiënteerde individuele casemanagement. De casemanager bezoekt de patiënten 2-4x per maand thuis en is verantwoordelijk voor de individuele zorg en behandelplan (met eventuele familie-interventies) die elk jaar vernieuwd wordt zodat iedereen het begrijpt. Het bevat ook doelen voor rehabilitatie en organisatie van sociale steun of werk, evenals een crisisplan. Regelmatige afspraken met de psychiater en psycholoog vinden plaats bij het FACT-centrum.

30
Q

Hoe werkt FACT voor de 20% groep?

A

wordt georganiseerd rond het whiteboard waar patiënten op worden geschreven die een heropnamerisico hebben, deze patiënt krijgt dan ACT met assertieve outreach en het team werkt met gedeelde caseload. Het whiteboard met 15-30 namen wordt elke dag in team besproken. Vanaf de 1e dag dat de naam van de patiënt op het bord staat, is er een standaard procedure:
o De patiënt moet naar de psychiater binnen 2 dagen;
o Het crisisplan wordt ge-updatet en aangenomen;
o De casemanager informeert de patiënt dat intensievere zorg nodig is en dat het FACT-team samen zal werken om heropname te vermijden en de crisis te verkleinen;
o Na 3(+) weken is het risico al verminderd. De naam van de patiënt blijft wel nog op het bord staan en er blijft nog zoveel mogelijk contact en geleidelijk neemt dat af;
o Als de situatie stabiel is en individuele casemanagement is voldoende, wordt de naam van het bord weggehaald;

31
Q

Wat zijn verdere ontwikkelingen en resultaten over FACT?

A

 In 80-90% van de gevallen dat de behoefte van een patiënt aan intensievere service tijdelijk (voor een paar weken of maanden) is, i.p.v. permanent.
 Na 2 jaar werd het duidelijk dat op elk gegeven moment niet 20% maar 10-15% van patiënten op het whiteboard moesten. Na de FACT-teams was er een geleidelijke daling in het aantal opnamedagen en een stijging van het aantal opnames.
 Teamsleden kunnen verschillende rollen aannemen met verschillende maten van opdringerigheid.

32
Q

Wat zijn district-georienteerde teams?

A

 Elk FACT-team heeft een eigen district, dus de casemanagers kennen de community politieagenten, huisartsen en mensen in andere services. Dit verbetert de samenwerking en community integratie en case vinden.
 De teams zorgen er ook voor dat iedereen die zorg lijkt nodig te hebben, ook zorg kan krijgen. Dit heeft geleid tot verbeterde koppeling van patiënten aan het zorgsysteem waardoor er meer patiënten kwamen in Noord-Holland (ongeveer 200 patiënten meer in de populatie van 225.000 (ongeveer 20% meer). Hierdoor kwam er een 5e team in 2006.

33
Q

Hoe wordt de continuiteit van FACT gedaan binnen de zorg?

A

 Dit wordt gedaan door een gedeelde visie en organisatie door het gebruiken van transmurale behandelplannen, en op een persoonlijk niveau door de casemanagers die hun patiënten bezoeken in het ziekenhuis en regelingen treffen voor hun ontslag.
 De continuïteit van zorg is verbeterd, ook in situaties waarin ACT of heropname nodig is. De FACT-teams voldoen aan de eisen die het belangrijkst zijn:
o Vertrouwende relaties;
o Individuele op maat gemaakte behandeling;
o Toegankelijkheid.

34
Q

Wat zijn toekomstige richtingen?

A

 In 2007 werd er gehoopt dat er 9 FACT-teams zijn voor een regio van 425.000 inwoners.
 FACT wordt steeds meer een standaard model die vaker gebruikt wordt dan ACT. Er is voorkeur voor FACT als basisstructuur voor lange termijn zorg en behandeling in urbane buurten, omdat de verwachting is dat voor de meerderheid van de groep, FACT-teams meer continuïteit van zorg bieden en meer mogelijkheden voor integratie in de buurt.
 Er is enige discussie over of ACT vervangen kan worden door FACT, enige punten voor:
o ACT is in de VS uitgevoerd, waardoor de effectiviteit niet volledig is bewezen in NL;
o Het debat in EN over de voordelen van ACT levert argumenten voor op.
 FACT-teams worden al gefinancieerd door de overheid, dus verschillende onderdelen van de dienstverlening van FACT-teams en het transmurale circuit zullen uit verschillende bronnen en onder verschillende wetgeving worden gefinancierd.

35
Q

Wat is de conclusie in er artikel over FACT?

A

 FACT is voordelig door de continuïteit van zorg, behandeling en rehabilitatie, meer mogelijkheden voor het individu, herstel-georiënteerde benadering, meer mogelijkheden voor sociale integratie van de patiënten omdat teams district-georiënteerd zijn, en de mogelijkheid om andere bewijs-gebaseerde praktijken te implementeren in programma’s voor lange termijn psychiatrische patiënten in de community.
 Het is flexibel omdat het verschilt in intensiteit en service, afhankelijkheid van de behoeften van de patiënt.

36
Q

Wat was de discussie over onvrijwillige opname?

A

 Professionals domineren de communicatie in besluitvorming wat ten koste gaat van de patiënten en families. Professionals gingen er vaak vanuit dat patiënten incapabel zijn om informatie te begrijpen en er was gebrek aan communicatie, er was een en machtsonbalans en rationalisatie van professionals.

37
Q

Wat zijn implicaties en limitaties over het artikel over onvrijwillige opname?

A

 Implicaties:
o Professionals moeten educatie krijgen over bewustzijn van de macht die ze hebben in GGZ en bewustzijn dat de assumptie dat patiënten hen niet zullen begrijpen niet gegrond is;
o Er moet keuze zijn aan community diensten voor de patiënt, zoals crisisdiensten in de buurt, respijthuizen, thuis-gebaseerde steun, outpatient zorg, etc.
­ Limitaties:
­ Deze review bevatte 24 artikelen van perspectieven van patiënten en maar 5 van zorgverleners en 11 van professionals;
­ De meeste onderzoeken werden geleid door professionals;
­ De artikelen hadden verschillende onderzoeksonderwerpen, methoden en perspectieven dus de nadruk verschilt per artikel;
­ 2 artikelen werden geëxcludeerd omdat het in het Duits was;
­ Er werd niet altijd gespecificeerd wie de professionals waren;
­ Het bevatte maar 11 landen.

38
Q
A