week 3 Flashcards

1
Q

Wat is herstel?

A

 Klinisch herstel: herstel van de ziekte. Herstel in de vorm van genezing in schizofrenie is lager dan 100%, maar hoger dan consistent met een degeneratief verloop van de stoornis.
 Persoonlijk herstel: zelfrapportages van hersteld zijn, ook als de symptomen er nog zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de betekenis van klinisch herstel en wat zijn de 4 hoofdkenmerken?

A

 Klinisch herstel heeft 4 hoofdkenmerken:
1. Het is een uitkomst of staat, over het algemeen dichotoom;
2. Het is observeerbaar – in klinisch taalgebruik is het objectief, en niet subjectief;
3. Het is beoordeeld door de experttherapeut, niet de patiënt;
4. De definitie van herstel verschilt niet per persoon.
 Verschillende definities van herstel worden aangenomen door GGZ-professionals, ze kunnen operationaliseerbaar zijn (voor gebruik in empirisch onderzoek) of sociaal.
 De meest betekenisvolle data over herstel komt van onderzoeken met lange follow-ups. Uit een onderzoek met een follow-up van 32 jaar bleek dat 25% volledig hersteld was, 41% significante verbetering, 68% gedeeltelijk hersteld en maar 11% niet hersteld. Dit is dus beter dan de klinische regel van derden: 1/3e herstelt, 1/3e hebben fluctuerend verloop en 1/3e herstelt niet.
 Herstel is soms ondanks (i.p.v. dankzij) GGZ en dat kan komen omdat herstel wordt behandeld als een uitkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de betekenis van persoonlijk herstel

A

 Dit boek zie persoonlijk herstel als een persoonlijk, uniek proces van het veranderen van iemands attitudes, waarden, gevoelens, doelen, skills en/of rollen. Het is een tevreden en hoopvol leven binnen de beperkingen van de ziekte. Het bevat de ontwikkeling van nieuwe betekenis en doelen in iemands leven en gaat verder dan de negatieve effecten van de mentale stoornis.
o Bij persoonlijk herstel is er meer een focus op hoop, identiteit, betekenis en persoonlijke verantwoordelijkheid, het bevat een individueel gedefinieerde en ervaarde aard.
 Er zijn veel verschillende soorten persoonlijk herstel en niet één manier is dé gouden manier, hierdoor is er ook niet een gouden standaard voor persoonlijk herstel in de klinische praktijk. Er zijn wel een paar thema’s die in persoonlijk herstel voorkomen:
1. Herstel bevat een ‘reis’ van ontkoppeling naar betrokkenheid, van overleven naar leven en groeien;
2. Ook al begint het bewustzijn van de reis door negativiteit, zoals de mentale ziekte, gaat de reis daar niet over;
3. Ook al heeft de reis van herstel veel routes en is elke reis uniek, bevat het vaak het vinden van de moed voor hoop voor een goede toekomst en relateren aan jezelf en anderen op goede manieren;
4. Tegenslagen zijn onvermijdelijk, maar de uitdaging is universeel.
 Persoonlijk herstel heeft een hoge ecologische validiteit; het komt van mensen met mentale stoornissen die zichzelf als hersteld of in herstel beschrijven.
 Een nadeel van persoonlijk herstel is dat het de operationalisering en empirisch onderzoek lastig maakt, kwantitatief onderzoek is echter wel mogelijk door bijvoorbeeld de domeinen empowerment, hoop en optimisme, kennis en levenstevredenheid te meten door een factoranalyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de betekenis van persoonlijk herstel?

A

 Dit boek zie persoonlijk herstel als een persoonlijk, uniek proces van het veranderen van iemands attitudes, waarden, gevoelens, doelen, skills en/of rollen. Het is een tevreden en hoopvol leven binnen de beperkingen van de ziekte. Het bevat de ontwikkeling van nieuwe betekenis en doelen in iemands leven en gaat verder dan de negatieve effecten van de mentale stoornis.
o Bij persoonlijk herstel is er meer een focus op hoop, identiteit, betekenis en persoonlijke verantwoordelijkheid, het bevat een individueel gedefinieerde en ervaarde aard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 thema’s voorkomen persoonlijk herstel?

A
  1. Herstel bevat een ‘reis’ van ontkoppeling naar betrokkenheid, van overleven naar leven en groeien;
  2. Ook al begint het bewustzijn van de reis door negativiteit, zoals de mentale ziekte, gaat de reis daar niet over;
  3. Ook al heeft de reis van herstel veel routes en is elke reis uniek, bevat het vaak het vinden van de moed voor hoop voor een goede toekomst en relateren aan jezelf en anderen op goede manieren;
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn nog meer kenmerken van persoonlijk herstel?

A

 Persoonlijk herstel heeft een hoge ecologische validiteit; het komt van mensen met mentale stoornissen die zichzelf als hersteld of in herstel beschrijven.
 Een nadeel van persoonlijk herstel is dat het de operationalisering en empirisch onderzoek lastig maakt, kwantitatief onderzoek is echter wel mogelijk door bijvoorbeeld de domeinen empowerment, hoop en optimisme, kennis en levenstevredenheid te meten door een factoranalyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Met welke 3 soorten herstel kwamen Ralph en Corrigan?

A
  1. Spontaan herstel: het is een natuurlijk fenomeen, patiënten kunnen hun onvermogens overwinnen en van hun leven genieten waarin doelen behaald worden zonder behandeling;
  2. Klinisch herstel: herstel door gepaste behandeling;
  3. Persoonlijk herstel: ook al heeft de patiënt een mentale ziekte, is het leven daar niet tot beperkt.
     Het doel van dit boek is dat GGZ meer persoonlijk herstel promoot en steunt, klinisch herstel is hierbij ondergeschikt aan persoonlijk herstel. In de volgende alinea’s wordt besproken hoe klinisch herstel persoonlijk herstel kan belemmeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zit het met klinisch herstel en hoop?

A

 Hoop bevat het hebben van positieve doelen i.p.v. negatieve uitkomsten vermijden.
 Spirit breken: interacties met professionals roepen gevoelens op bij patiënten van respectloosheid, ontmoediging en hopeloosheid.
 In de GGZ wordt hoop echter weinig gepromoot en wordt er eerder gezegd dat patiënten nooit zullen herstellen, waarbij de self-fulfilling nature van deze overtuigingen dat erger maakt.
o Deze uitspraken van GGZ-professionals zijn immers ook fout. Werk is vooral een belangrijke bijdrager aan herstel, en 44% van patiënten die weer werk hadden gekregen, was ook verteld dat ze nooit meer zouden kunnen werken.
 Een focus op klinisch herstel, met een nadruk op het wekken van realistische (lage) verwachtingen kan hoop dus vernietigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zit het met klinisch herstel en betekenis?

A

 In GGZ wordt de betekenis van iemands leven niet veel besproken, dit kan wel gedaan worden door kwesties van inzichten op te roepen.
 Er zijn 4 manieren waarop mensen betekenis kunnen ontwikkelen:
1. Levensgeschiedenis: zoals een moeilijke jeugd;
2. Medisch: vaak met ambivalentie, dat medicatie een ‘noodzakelijke kwaad’ is;
3. Spiritueel: zoals in andere onderzoeken werd gevonden;
4. Sociaal: vooral door eigen verhaal te vertellen en onderhandelen of compromissen sluiten op basis van de reactie van de luisteraar.
 Het vinden van een betekenis betekent dat er verder wordt gegaan in het leven. Doordat GGZ nu focust op klinisch herstel, wordt een gebrek aan inzichten altijd vermeden, omdat het een symptoom is en symptomen zijn ongewild.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe zit het met klinisch herstel en symptomen?

A

 Voor klinisch herstel is symptoomvermindering vereist, maar voor persoonlijk herstel is er geen universele standaard voor symptomen.
 Als symptoomvermindering een doel is van GGZ, worden steeds dwingendere benaderingen voor therapietrouw gerechtvaardigd. Echter als empowerment, autonomie en zelfbepaling doelen worden van GGZ, zijn oordelen over dwang meer geïndividualiseerd.
 Er zijn 2 pragmatische redenen waarom symptoomvermindering geen primair doel van GGZ moeten zijn:
1. Het leidt tot een vicieuze cirkel van meer dwang;
2. Symptomen zien als altijd ongewild negeert de potentiële voordelen, de realiteit van symptomen is namelijk niet altijd slecht.
 Persoonlijk herstel gaat niet altijd over symptomen, maar wel bijna altijd over de relatie met de symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door welke redenen moet GGZ focussen op persoonlijk herstel?

A
  1. Epistemologisch: persoonlijk herstel hecht meer waarde aan kennis van het individu;
  2. Ethisch: handelen in het professioneel gedefinieerde belang van de patiënt mag geen primaire waarde van GGZ zijn;
  3. Effectiviteit: de meest voorkomende behandeling (medicatie) geneest niet, dus de centrale belofte van een klinische herstelbenadering wordt simpelweg niet vervuld;
  4. Empowerment: ‘hun’ leven was niet veilig in onze handen;
  5. Beleids-gebaseerd: nationaal beleid vereist een focus op persoonlijk herstel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 4 hoofddomeinen zijn er in persoonlijk herstel?

A

Hoop, identiteit, betekenis, persoonlijke verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 5 fases van persoonlijk herstel volgens Andresen?

A
  1. Moratorium: gekenmerkt door ontkenning, verwarring, hopeloosheid, identiteitsverwarring en zelf-beschermende terugtrekking;
  2. Bewustzijn: eerste glimp van hoop voor een beter leven en dat herstel mogelijk is, dit kan van binnenuit komen of door een trigger door een wederhelft, rolmodel of therapeut. Het bevat een ontwikkelend bewustzijn van een mogelijke zelf i.p.v. een mentale patiënt;
  3. Preparatie: persoon gaat werken voor herstel, zoals inventariseren van persoonlijke bronnen, waarden en limitaties, door te leren over mentale ziekte en beschikbare diensten, betrokken zijn bij groepen en connecties leggen met anderen die in herstel zijn;
  4. Herbouwen: harde werkfase, bevat het maken van een positieve identiteit, setting en streven naar persoonlijke doelen, her-beoordelen van oude waarden, verantwoordelijkheid nemen voor het omgaan met de ziekte en controle in het leven en taaiheid laten zien door risico’s te nemen en tegenslagen aan te gaan;
  5. Groei: de persoon weet hoe hij/zij om moet gaan met de ziekte en gezond kan blijven, geassocieerde kenmerken zijn veerkracht, zelfvertrouwen en optimisme over de toekomst. Het zelfgevoel is positief en er is een overtuiging dat de ervaring hem/haar een beter persoon heeft gemaakt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee tekorten hebben de fasemodellen?

A
  1. Het gaat uit van een volgorde van menselijke groei en ontwikkeling die niet past voor iedereen, dus de externe validiteit is beperkt.
  2. Het kan makkelijk worden gezien als een model dat moet gebeuren waardoor er gevoelens van mislukking kunnen komen als ze niet herstellen volgens de modellen.
    o De fasen moeten dus eerder gezien worden als een map, en de route moeten de patiënten zelf uitzoeken en vinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke klinische voordelen hebben fasemodellen?

A
  1. Ze dragen bij aan therapeutisch optimisme, aangezien ze laten zien dat herstel wél mogelijk is;
  2. Er kan betekenis gegeven worden aan zowel progressie als gebrek aan waarneembare vooruitgang op een niet-stigmatiserende en niet-pathologiserende manier;
  3. Ze helpen therapeuten om geavanceerder te worden in het bieden van ondersteuning die is afgestemd op de herstelfase waarbij verschillende soorten acties nodig zijn om mensen in verschillende stadia van herstel te ondersteunen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gebruiken psychologen identiteit?

A

: gebruiken identiteit om persoonlijke identiteit te beschrijven: de dingen die een persoon uniek maakt, met als componenten:
1. Mentaal model (zelfbeeld) van de zelf;
2. Zelfvertrouwen: gewaardeerde persoonlijke identiteit;
3. Individuatie: proces van gedifferentieerde componenten die als geheel ondeelbaar worden;
4. Capaciteit voor zelfreflectie;
5. Bewustzijn van de zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe gebruiken sociologen identiteit?

A

gebruiken identiteit om sociale identiteit te beschrijven: verzameling van een groep lidmaatschappen die de persoon definieert, met als componenten:
1. Rolgedrag;
2. Discriminatie naar buitenstaanders door leden van de in-groep;
3. Identiteitsonderhandeling waarin de persoon onderhandelt met de maatschappij over de betekenis en waarde van hun identiteit.
o Het bevat de ontwikkeling van contextuele rijkheid voor identiteit, wat ons het gevoel geeft dat we zoals anderen zijn en het geeft ons een buffer tegen identiteitsuitdagingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe gebruiken filosofen identiteit?

A

gebruiken identiteit in de betekenis van volharding: het bestaan van een blijvende entiteit die specifiek is voor en bepaald persoon, met als componenten:
1. Verandering;
2. Tijd;
3. Gelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de 3 hoofdelementen van identieit als iemand met een mentale ziekte?

A
  1. Ik zie mezelf als een persoon met mentale ziekte (persoonlijke identiteit);
  2. Anderen zijn gerelateerd aan mij, en ik aan anderen, als een persoon met mentale ziekte (sociale identiteit);
  3. Zowel 1) en 2) zijn gaande (permanentie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is hersteltaak 1?

A

een positieve identiteit ontwikkelen
 Er moet een me-it difference komen waarbij de zelf (me) gedifferentieerd wordt van de diagnose van een ziekte (it), als dit wordt gedaan, is het geassocieerd met positieve lange termijn uitkomsten in schizofrenie.
 Een positieve identiteit geeft de mogelijkheid voor een persoonlijk gewaardeerde toekomst (hoop) en wordt ontwikkeld door het (her-)opbouwen van relaties die de identiteit verbeteren, dit kan met aspecten van de zelf (persoonlijke identiteit) of met aspecten buiten de persoon (sociale identiteit).
 Het proces van het ontwikkelen van een positieve identiteit bevat het (her-)opbouwen van nieuwe of verschillende relaties. NIMHE differentieert 6 betekenissen van herstel:
1. Terugkeer naar een staat van welzijn;
2. Prestatie van een persoonlijk acceptabele levenskwaliteit;
3. Proces of periode van herstellen;
4. Proces van iets verkrijgen of herstellen;
5. Handeling van krijgen van bruikbare bronnen van eigenlijk onbruikbare bronnen;
6. Herstellen van optimale levenskwaliteit in ontkoppelde omstandigheden.
 Er wordt dus gegaan van een identiteit gefocust op ziekte en verschillen naar een identiteit die de mogelijkheid van een betere toekomst bevat, dit vereist hoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is hersteltaak 2?

A

: de ‘mentale ziekte’ framen
 Dit kan gedaan worden door een diagnose of formulering, maar het hoeft ook niet te maken te hebben met klinische modellen. De daadwerkelijke betekenis doet er niet toe, aangezien er niet één manier is om de realiteit te interpreteren. Wat er wel toe doet is dat betekenis zowel een beperkend kader biedt voor de ervaring, als een springplank naar een betere toekomst.
 Het doel is om te gaan van een ‘Waarom ik?’-punt naar een ‘Ja, maar…’-punt.
 Framing vereist ook een niveau van acceptatie of integratie van de mentale ziekte-ervaring in een bredere identiteit (indirecte betekenis). Het vermijdt zowel extreem als totaal verlies van de zelf in de rol als persoon met een mentale ziekte.
 Framing bevat dus het herdefiniëren van hoe een persoon deze bepaalde levensuitdaging ziet in de context van een breder gevoel van de zelf.

22
Q

Wat is hersteltaak 3?

A

zelf managen van de mentale ziekte
 Zelfmanagement betekent verantwoordelijk zijn voor je eigen welzijn, inclusief hulp en steun zoeken van anderen als dat nodig is.
 Het doel van zelfmanagement kan de volgende bevatten:
1. Genezing: ervan af zijn;
2. Adaptatie: manieren leren om ermee te leven;
3. Positieve her-framing: de impact op identiteit downgraden;
4. Displacing: doorgaan met belangrijkere dingen.
 Zelfmanagement vereist kracht, veerkracht, hoop, steun, etc. Eigenlijk dezelfde kwaliteiten die iedereen nodig heeft om uitdagingen aan te gaan.
 Het ontwikkelen van een positieve identiteit is sterk verbonden aan framing en zelfmanagement.

23
Q

Wat is hersteltaak 4?

A

: gewaardeerde sociale rollen ontwikkelen
 Een gewaardeerde sociale rol bevat 2 delen:
1. Persoonlijke waarde: een persoon kan goed voelen over zichzelf omdat hij/zij vastberadenheid hebben getoond om een rol als onafhankelijk denker te creëren, zelfs als anderen deze rol niet liken te waarderen;
2. Sociale waarde: een persoon kan de sociale status van zijn/haar baan leuk vinden, zelfs als ze de baan persoonlijk niet als heel belangrijk zien.
o Sociale rollen die gewaardeerd worden door zowel de persoon als hun omgeving zijn het makkelijkst te behouden, omdat ze zowel individueel als sociaal beloond worden.
 De laatste taak bevat het verkrijgen van voorgaande, veranderde of nieuwe gewaardeerde sociale rollen, het bevat sociale rollen die niks te maken hebben met de mentale ziekte. Deze rollen bieden een steiger voor de opkomende identiteit van de herstellende persoon.
 Het proces overlapt met de ontwikkeling van een positieve identiteit, maar verschilt op 2 manieren:
1. Het gaat over wie ik ben voor anderen en in de wereld, i.p.v. wie ik ben voor mij. De focus is op identiteiten die gecreëerd en behouden zijn in de wereld, dit zijn eerder sociale dan persoonlijke identiteiten;
2. Het gaat over de ontwikkeling van een steiger dat de positieve identiteit ondersteunt door een rijke en gelaagde identiteit te bieden waarin niet één element het enige element is dat ertoe doet. Het creëert terugval-posities om met identiteitsuitdaging om te gaan.

24
Q

Wat zijn twee relevantie bevindingen die gevonden zijn over idinteiteitsonderzoek?

A
  1. Het primaat en de invloed van deze verschillende vroegere, huidige en toekomstige zelf worden beïnvloed door sociale interacties;
  2. De ideale of gehoopte zelf is een hoofdmotivator voor actie en verandering. Er is een positieve relatie tussen identiteit commitment en consistentie van gehoopte positieve zelf, zoals blijheid, gezondheid en werktevredenheid. Er moet dus meer gefocust worden op de krachten en gehoopte zelf.
25
Q

Waarom zijn relaties centraal voor indentiteitsontwikkeling?

A
  1. Ze bieden de context waarin verschillende mogelijke zelf opkomen;
  2. Ze bieden een middel om verandering te bevorderen door zich te concentreren op gehoopte
26
Q

Welke 4 soorten relaties komen vaak voor in verhalen van herstel?

A
  1. Relaties met een hoger wezen (zoals spiritueel) of connectie met anderen (zoals cultuur, maatschappij);
  2. Hechte relaties (met partner, kinderen, familie, vrienden, buren, dieren);
  3. Relatie met andere GGZ-gebruikers;
  4. Relatie met een specifieke GGZ-professional.
27
Q

Wat is het persoonlijk herstelkader?

A

 Het persoonlijk herstelkader is consistent met de 4 hoofddomeinen van persoonlijk herstel die eerder genoemd zijn.
o Hoop ontstaat als de mogelijkheid van een positievere identiteit gevoeld wordt.
o Identiteit ontstaat als er een persoonlijkheid gevoeld worden buiten het zijn van een persoon met een mentale ziekte, door een positieve identiteit te ontwikkelen en gewaardeerde sociale rollen.
o Betekenis bevat framen van mentale ziekte, dus een nieuwe betekenis eraan geven.
o Persoonlijke verantwoordelijkheid bevat de ontwikkeling van het vermogen van zelfmanagement van de mentale ziekte en andere levensuitdagingen.

28
Q

Op welke manieren wint het proces van herstel de positieve identiteit terug?

A
  1. Door identiteit-verbeterende relaties en promotie van welzijn die de mentale ziekte in een smaller gedeelte van identiteit drukt;
  2. Door framing en zelfmanagement die het mentale ziekte-gedeelte trekt.
    o Deze processen vinden plaats in een sociale context die een steiger biedt voor de ontwikkeling van een identiteit als een persoon in herstel.
29
Q

Wat zijn de 4 taken van GGZ professionals wat betreft de herstelreis steunen?

A
  1. Hoop steunen: door relaties te bevorderen en sociale inclusie te verbeteren;
  2. Identiteit steunen: door welzijn en doelplanning te promoten die persoonlijke groei en ontwikkeling weer promoten;
  3. Betekenis steunen: assessment proces gebruiken zodat de patiënt eigen betekenis kan vinden in de ervaringen;
  4. Persoonlijke verantwoordelijkheid steunen: een bewijs-gebaseerde interventie bieden die zelfmanagement promoot.
    o In de rechter afbeelding hieronder zijn de hersteltaken van GGZ-professionals te zien in het persoonlijk herstelkader.
30
Q

Wat is de devolutie van het concept schrizofrenie?

A

 Het concept van schizofrenie is niet veranderd sinds 100 jaar en komt van Kraeplin, sinds de DSM3 werd er wel afstand gedaan van Kreaplins concept door lage betrouwbaarheid waardoor collaboratief onderzoek werd belemmerd en de schadelijke effecten van antipsychotica verminderden.
 In de laatste 40 jaar is er steeds meer kritiek op het concept van schizofrenie, wat begon in de VS

31
Q

Wat is de uitkomst / Berkon’s bias?

A

 Schizofrenie bevat Berkon’s bias: specifiek soort van selectiebias dat voorkomt als de onderzoekssteekproef beperkt is tot hulpzoekende populatie, vooral als het onderzoek wordt uitgevoerd in gespecialiseerde tertiaire centra. Het beperkende construct van schizofrenie dat chroniciteit en verstoring benadrukt, filtert de minder ernstige cases eruit met een goede prognose, wat leidt tot morbiditeitsconcentratie.
o Deze steekproef van ernstig zieke patiënten met slechte uitkomsten weerspiegelen maar een klein deel van het bredere fenotype met meerdere soorten psychosestoornissen.
o De ware natuurlijke geschiedenis van een ziekte kan niet bepaald worden door onderzoeken in behandelde populaties.

32
Q

Wat is het doel van het onderzoek?

A

 Het doel van dit onderzoek is om onderzoekers te vragen hoe verschillende definities basis demografische en epidemiologische parameters onderliggend aan een ziekteconcept, dramatisch kan beïnvloeden.

33
Q

Wat is het psychosecontinuuum?

A

 Onderzoeken die een categorisch construct gebruiken, zoals wordt gebruikt in de DSM-criteria van schizofrenie, worden erg beïnvloed door verschillende methodologische problemen die de externe en interne validiteit schaden.
 Psychose-expressie is geen alles-of-niets fenomeen, maar is continu onder de algemene populatie met prevalenties van sub-drempelwaarde staten van 5-8% en incidentie van 2.5%.
 Er zijn bidirectionele temporale associaties tussen positieve psychotische ervaringen en een breed spectrum van non-psychotische mentale stoornissen, dus subtiele psychose-expressie is transdiagnostisch.
 De aanwezigheid van psychose kan gezien worden als een markering voor ernstigere psychopathologie dat uitkomst negatief beïnvloedt.
 I.p.v. een binair model, kan een liability-threshold model een basis bieden om fenotypische uitkomst kwantitatief te voorspellen door het cumulatieve risico van genetische en omgevingsfactoren. Zie de afbeelding hieronder.

34
Q

Wat is een transdiagnostisch psychosemanifestatie?

A

 Bipolaire stoornis en schizofrenie zijn verschillende expressies van een gedeeltelijk gedeelde patho-etiologie, met verschillende uitkomsten door de ziektemodificatoren, i.p.v. dat het 2 verschillende entiteiten zijn met compleet verschillende patho-etiologische processen.
 Een transdiagnostische dimensionele benadering kan diepere informatie bieden dat verschillende aspecten van psychopathologie dekt verder dan de grenzen van de modern geoperationaliseerde criteria.
 Een argument voor de Kreaplinse dichotomie was dat mensen met bipolaire stoornis reageren op lithium en patiënten met non-affectieve psychose niet. Echter reageren affectieve symptomen dimensionaal op lithium en kan er gesteld worden dat de 2 fenotypen identiek gebaseerd zijn op het feit dat ze beide reageren op behandeling met 2e generatie antipsychotica.

35
Q

Wat stelt het artikel over de term schizofrenie?

A

 Schizofrenie betekent in het Grieks split mind wat duidt op een gespleten persoonlijkheid van elektronen.
 Tegenwoordig wordt het gezien als een genetische breinziekte met een slecht verloop, dit verhoogt stigma en discriminatie. Schizofrenie is de meest gestigmatiseerde mentale conditie.
 Aangezien schizofrenie tegenwoordig negatief is beladen, voor zowel de patiënt als de therapeut, is het lastig om persoonlijk herstel als therapeut te promoten waarbij hoop en optimisme van belang zijn.
 Er is behoefte aan niet alleen het diagnosticeren van basis van symptomen, maar ook op de basis waar de persoon is in het proces van persoonlijk herstel, beginnend met de fase van volledig overweldigd zijn van de ziekte, tot een betekenisvol leven leven ondanks continu mentale uitdagingen.

36
Q

Wat zijn obstakel voor het dimensionale psychosespectrum?

A

o Huidige GGZ eist therapeuten om snelle keuzes te maken onder druk waardoor de hoofdzorg van het multidimensionale psychosespectrum is of het voordelig of nadelig is in de hectische routine van klinische praktijk.
o Klinische keuzes zijn vaak binair en niet dimensionaal, zoals admissie VS ontslag of behandeling VS geen behandeling.
o Gebrek aan data voor de verifieerbaarheid ervan in klinische settings.
 Kritiek op het DSM schizofrenie concept:

37
Q

Wat is kritiek op het DSM schizofrenie concept?

A

o Teveel vertrouwen op positieve symptomen;
o Verwaarlozing van affectieve, negatieve en cognitieve dimensies. Er is steeds meer aandacht voor negatieve symptomen en hun impact. Hierdoor werd de deficit subtype of schizophrenia gemaakt, gekenmerkt door primaire negatieve symptomen;
o Vreemde nadruk op Schneideriaanse eerste rang symptomen en subtypering, die beide zijn verwijderd in de DSM5;
o Incompetentie in het overwinnen van heterogeniteit

38
Q

Wat zijn methodologische problemen van deficit subtype of schizophrenia

A

o Het is erg lastig om een valide en betrouwbaar onderscheid te maken tussen primaire en secundaire negatieve symptomen, vooral in de context van lang aanhoudende symptomen;
o Ook al is de aanwezigheid van doordringende primaire negatieve symptomen een hoofdinclusiecriterium, moet er ook rekening gehouden worden met de exclusiecriteria van secundaire negatieve symptomen;
o Het is dus lastig om biologische en etiologische verschillen volledig aan primaire negatieve symptomen toe te schrijven.

39
Q

Waar komt het gebrek aan progressie voor het dimensionale spectrumbenadering door?

A
  1. De invloed van de kracht van de DSM met een monopoliementaliteit;
  2. De gezonken kostenmisvatting of, ondanks een duidelijk gebrek aan vooruitgang, het blijven vasthouden aan et concept, omdat er gedurende een eeuw een enorme hoeveelheid geld en tijd is geïnvesteerd in het begrijpen van schizofrenie.
40
Q

Waar ging het andere artikel over?

A

 Stigma, vooroordelen en discriminatie geassocieerd met psychiatrische stoornissen zorgt ervoor dat bijna 40% van deze populatie onvoldane behandelingsbehoeften heeft ondanks beschikbare effectieve behandelingen.
 Onderzoek laat zien dat stigma niet is verminderd.
 In dit onderzoek wordt het publieke stigma onderzocht van de VS over een 22-jarige periode om een gedetailleerde assessment te geven van veranderingen in de aard en magnitude van publiek stigma voor mentale gezondheidsstoornissen.

41
Q

Wat waren de conclusies/ discussies in het artikel over stigma?

A

 Er was dus zowel stabiliteit als verandering in stigma in de 22-jarige periode van 1996 tot 2018. Er waren 5 robuuste en duidelijke patronen:
1. In de 1e periode was er een stijging in publieke acceptatie voor biomedische oorzaken van mentale ziekten, maar dit zorgde niet voor minder sociale afwijzing. De trends suggereren wel een stijging in mentale gezondheidskennis waarbij dagelijkse leefproblemen onderscheiden kunnen worden van mentale ziekte.
2. In de 2e periode was de eerste significante vermindering in stigma, maar wel voor alleen major depressie; minder mensen wilde sociale afstand van mensen met depressie in bijna alle domeinen, andere mensen zagen gevaar voor anderen voor schizofrenie en morele attributies voor alcoholafhankelijkheid.
3. Sociodemografische kenmerken van de deelnemers gaven weinig inzicht in stigma over het algemeen, of in verminderingen van depressie, dit was een onverwachtse bevinding.
4. Verandering over tijd kan geassocieerd zijn met leeftijd als een conservatiserende factor, een cohortproces waarin oudere, conservatievere mensen vervangen worden door jongere, liberalere mensen en/of een periode-uitkomst die voortkomt uit brede verschuivingen die uniform worden waargenomen m.b.t. discriminerende predisposities op sociale afstand in alle leeftijden en cohorten.
5. Voor schizofrenie is er een langzame verschuiving naar meer overtuiging van gevaar, en de resultaten voor alcoholafhankelijkheid zijn ook gemixt en niet significant, maar wel opmerkelijk.

42
Q

Wat waren limitaties en implicaties in het artikel over stigma?

A

­ Responses op vignetten weerspiegelen attitudes, overtuigingen en predisposities, en geen gedrag. Het gebrek aan belang van sociodemografische kenmerken kan ongevoeligheid signaleren in een vignette benadering, echter kunnen ze wel kleine effecten detecteren.
­ Er waren veel deelnemers afgevallen.
­ Het bevat een cross-sectioneel design, dus oorzaak-gevolg kan niet geconcludeerd worden.
 Implicaties:
o Dit is het eerste onderzoek met het grote culturele klimaat van vooroordeel en discriminatie.
o Maatschappijen veranderen langzaam en veranderingskwesties moeten doordringend en langdurig zijn.

43
Q

Wat waren de conclusies in het artikel over stigma?

A

 Er was een significante vermindering in publiek stigma voor major depressie en meer wetenschappelijke attributie voor schizofrenie, depressie en alcoholafhankelijkheid. Dit komt overeen met het idee dat wat het publiek vaak denkt en weet in lijn is met wetenschap, maar niet hun attitudes en gedrag beïnvloedt.
 Strategieën om factoren geassocieerd met de vermindering in stigma voor depressie, en stagnatie of regressie bespreken in andere stoornissen is essentieel.

44
Q

Wat is de illusie van genezing? (boevink)

A

 Ze heeft 3 jaar in een psychiatrisch ziekenhuis gewoond en werd behandeld voor haar stoornis, maar niet genezen. Ze geeft aan dat psychiatrie mensen niet geneest, omdat er alleen wordt gefocust op biologische factoren en niet op psychosociale factoren.
 ‘Met een stoornis kun je niet praten’.

45
Q

Wat is de psychiatrische alienatie?

A

 Volgens psychiatrie was ze verstoord en had ze een psychotische stoornis waar ze voor behandeld moet worden. Hierdoor zag ze zichzelf als een aliën van een afstand die speciale behandeling nodig had. Ze mocht niet praten over psychose, omdat dat een psychose zou kunnen triggeren.
 Na psychiatrische admissie kreeg ze weer stabiliteit in haar leven, zoals een man, een baan, een huis. Maar na een paar shockerende gebeurtenissen in een korte tijd, werd ze weer psychotisch.

46
Q

Wat was eigenlijk de oorzaak van de klachten van Boevink?

A

Van kindermisbruik naar verstoring van realiteit
 Ze ziet haar psychose niet langer meer als psychopathologie, maar als haar manier van reageren op haar levensgeschiedenis.
 Vroeger heeft ze kindermisbruik meegemaakt en heeft haar vader het gezin verlaten en keerde het gezin ook tegen haar.
 Misbruik alleen is niet de enige oorzaak van psychose, het is volgens haar ook de bedreiging en het bedrog dat de psychose voert en haar gevoelig ervoor maakte.

47
Q

Wat is herhaling van trauma?

A

 In psychiatrie had niemand gekeken of gevraagd naar de associatie met levensgeschiedenis, dus er werd alleen maar gefocust op de psychotische kenmerken en niet naar geschiedenis.
 Een psychiatrische patiënt worden kan dus ook een herhaling van trauma genoemd worden.

48
Q

Wat zijn fasen richting een psychose?

A

 Ze heeft een volgorde ontdekt van de ontwikkeling van haar psychose:
o Ze moet hard werken om flashbacks en herinneringen te vermijden, dus er is altijd stress en vermoeidheid.
o Daarna is er chaos en een verstoring van betekenis; de wereld is niet langer herkenbaar.
o Dit maakt haar angstig en zorgt ervoor dat ze geen grenzen meer heeft.
o Ze gaat dingen zien die anderen niet zien en maakt haar eigen logische systeem van gedachten.
o Hierna is het lastig om terug te gaan, omdat elke respons van anderen geïntegreerd is in haar waan.

49
Q

Wat is de associatie met leven helpen te ontdekken?

A

 Als je overweldigd bent door zowel trauma als psychose, zie je de associatie of logische volgorde van gebeurtenissen niet. Als je wel de associatie ziet, kan dat een psychose vermijden omdat je dan controle hebt over je leven.
 Om die reden moet juist de professional die associatie zichtbaar maken, alleen is de vraag op welk moment.

50
Q
A