Week 4 Flashcards

1
Q

Wat is de functie van de patella?

A
  • bescherming van benige structuren in de knie
  • katrol functie zodat belasting wordt verdeelt over de knie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke bewegingen kunnen voorkomen in het kniegewricht ?

A
  • flexie
  • extensie
  • rotatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk deel van de meniscus zit vast aan een collateraal + aan welke collateraal?

A
  • mediale meniscus vast aan: collaterale tibiale

Laterale meniscus ziet NIET vast aan collaterale fibulare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de functie van de meniscus?

A
  • beweging geleiden
  • verdelen synoviaal vloeistof
  • stabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke kruisband komt er spanning bij:
- flexie
- extensie

A
  • flexie: spanning achterste kruisband omhoog
  • extensie: spanning voorste kruisband omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 4 loges in het onderbeen zijn er + welke zenuw bevatten ze?

A
  1. Anticus loge –> n. fubularis profundus
  2. peroneus loge –> n. fubularis superficalis
  3. diepe flexor loge –> n. tibialis
  4. opp. flexor loge –> geen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke gewrichten bestaat het enkel gewricht?

A
  1. art. tal-cruralis = bovenste spronggewricht
  2. art. subtalare = onderste spronggewricht
  3. art. midtarsale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke bewegingen kan je maken in de gewrichten:
- art. tal-cruralis
- art. subtalare
- art. midtarsale

A
  • art. tal-cruralis: planter flexie (omlaag) en dorsaal flexie (omhoog)
  • art. subtalare: varus en valgus stand
  • art. midtarsale: pronatie en supinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke bewegingen moet je maken om inversie te krijgen?

A

Inversie: plantair flexie + supinatie + varus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke bewegingen moet je maken om eversie te krijgen?

A

Eversie: dorsaal flexie + pronatie + valgus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke structuren lopen door de tarsale tunnel?

A
  • bloedvat
  • zenuw
  • 3 pezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke banden lopen er in de knie?

A
  • mediale collaterale ligament (MCL)
  • laterale collaterale ligament (LCL)
  • achterste kruisband (AKB)
  • voorste kruisband (VKB)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor type trauma zorgt voor een mediaal collateraal letsel?

A

Trauma: valgus/exorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan je mediale collateral ligament letsel graderen + welke behandeling past erbij

A

Gradering obv mate van verplaatsing:
- Graad 1: 0-5 mm –> functionele behandeling
- Graad 2: 5-10 mm –> brace/BB koker
- Graad 3: > 10 mm –> brace/BB koker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de prognose van een mediale collateraal ligament letsel?

A

goed, ook op lange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor trauma zorgt voor een lateraal collaateraal ligament letsel?

A

trauma: vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar moet je altijd op letten bij een lateraal collateraal ligament letsel?

A

50% heeft een N. perineus beschadiging –> klapvoet als gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de behandeling van een lateraal collateraal ligament letsel?

A

Agressiever dan bij mediale collateraal letsel:
- chirurgische reconstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de verschillen tussen de mediale en laterale compartimenten in de knie?

A

MEDIAAL COMPARTIMENT:
- concaaf tribaal plateau
- kapsel, verankerde meniscus
- groot, sterk, ligament = MCL

LATERAAL COMPARTIMENT:
- convex tibiaal plateau
- mobiele meniscus
- smal, dun, elastisch ligament = LCL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat voor soort trauma geeft een achterste kruisband letsel?

A

Trauma: onderbeen naar achter duwen (vb dashboard trauma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Met welke LO testen wordt er gekeken naar de achterste kruisband?

A
  • achterste schuiflade test
  • posterior sage test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe gaat de behandeling van een achterste kruisband letsel?

A
  • geïsoleerd letsel: conservatief
  • samen met knie luxatie of 3+ achterste schuiflade met instabiliteit klachten: reconstructie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke gevolgen op lange termijn kunnen optreden bij een achterste kruisband letsel?

A
  • patellafermorale artrose
  • mediale compartiment artrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Met welke LO testen wordt er gekeken naar de voorste kruisbanden?

A
  • lachman test
  • Voorste schuiflade
  • pivot shift
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke bijkomende letsels kunnen voorkomen bij een voorste kruisband letsel?

A
  • 50% lateraal meniscusletsel
  • lengtescheur in mediale meniscus
  • artrose (vooral geassocieerd bij VKB deficiënte knie met meniscusletsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de behandeling van een voorste kruisband letsel?

A
  • conservatief: krachtsoefeningen
  • chirurgie: reconstructie
    • let op: lange revalidatie = 8-9 md
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat betekend belasting?

A

Belasting = stimulus (enkele of meerdere) van fysiologische, chronische of mechanische stressoren die zijn toegepast op menselijke systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke 3 klachten moeten aanwezig zijn om de diagnose tendinopathie te hebben?

A
  1. lokale pijn in relatie tot belasting
  2. lokale zwelling
  3. palpatie pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat kan je zien bij een echo passend bij tendinopathie?

A

desorganisatie van de vezel structuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de behandeling van tendinopathie?

A
  • Educatie: langdurig problemen geven
  • Belasting management: wat doe je met de activiteit eromheen
  • oefentherapie: opbouwende therapie binnen de pijngrenzen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat kan een lange termijn complicatie zijn van tendinopathie?

A

pees ruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de recidief blessure kans bij een acute hamstring blessure?

A

12-31%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Met wat is een acute hamstringblessure geassocieerd?

A

acute hamstringblessure geassocieerd met vermoeidheid door overbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe kan je een acute hamstring blessure indelen?

A

Graad 1: verrekking
Graad 2: gedeeltelijke scheur
Graad 3: volledige scheur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke trias komt voor bij een graad 1 en 2 acute hamstringblessure?

A
  1. aanspanpijn hamstring
  2. rekpijn hamstring
  3. drukpijn hamstring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de behandeling van een graad 1 en 2 acute hamstring blessure?

A
  • Educatie: grooste deel binnen 34 dagen herstelt
  • belasting management
  • oefentherapie: opbouwend revalidatieprogramma, additionele oefeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is het trauma mechanisme bij een graad 3 acute hamstring blessure?

A

combinatie buiging heup + strekking knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke klachten kunnen voorkomen bij een graad 3 acute hamstringblessure?

A
  • forse pijn en soms knap gevoeld
  • later hematoom vorming
  • kracht leveren hamstring gaat moeizaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de behandeling in een vroeg en laat stadium van een graad 3 acute hamstring blessure?

A

VROEG STADIUM:
- conservatief: 9-1 jaar revalidatie
- operatief

Laat stadium (>4 weken) –> operatief niet meer mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de voor en nadelen van een conservatieve behandeling en operatieve behandeling bij een vroeg stadium graad 3 acute hamstringblessure?

A

Conservatief:
- voordelen: direct revalideren, complicatierisico laag, ervaren functie en pijn niveau hetzelfde als met operatie
- nadeel: minder kracht

Operatief:
- voordelen: kracht verbetert meer, tevredenheid hoger tov conservatie f
- nadelen: complicatierisico hoog, pijn en functie vergelijkbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het mediaal tibiaal stress syndroom (MTSS)?

A

Mediaal tibiaal stress syndroom (MTSS) = bosoverbelasting van de tibia, aan de binnenkant van onderbeen en onderste ⅓ deel dat geleidelijk is ontstaan

ook wel: shin splint

42
Q

Wat is de behandeling van mediaal tibiaal stress syndroom?

A

load management

43
Q

Wat is een ernstige lange termijn complicatie van een mediaal tibiaal stress syndroom (MTSS)?

A

botfractuur

44
Q

Waarom zijn kinderfracturen anders dan volwassenen fracturen?

A
  • botten zijn elastischer
  • het periost is dikker, steviger en actiever
  • kinderen hebben groeischijven
  • kinderen groeien nog
  • fractuur sneller consolideren
  • kinderen kunnen andere onderliggende oorzaak hebben
45
Q

Noem 4 typische kinderfracturen?

A
  1. Torus fractuur: bot wordt ingeduwd wat ‘rand’ geeft (buckle)
  2. Green stick fractuur: breuk aan 1 kant waarin cortex/periost breek en andere kant volledig intact is
  3. bowing fractuur: bot buigt omdat het zo elastisch is
  4. Toddler’s fractuur: spinale fractuur bij minimaal trauma waarna kind niet meer wilt lopen/antalgische loop heeft
46
Q

Welke structuren zijn verantwoordelijk voor remodeling bij kinderen?

A

Groeischijven + periost

47
Q

Hoe gaat remodeling na botbreuk bij kinderen?

A
  1. bot reageert op verandering positie en inwerkende krachten:
    - door breuk wordt groeischijf aan holle kant minder belast dan aan bolle kant
    –> bolle kant (hoge druk kant) minder groeien
    –> holle kant (lage druk kant) meer groeien
  2. Diafysair volgens wet van Wolff
    - holle kant: bot toevoegen (osteoblasten actief)
    • bolle kant: bot afbreken (osteoclasten actief)
48
Q

Op welke plekken in het lichaam liggen de groeischijven die veel bijdrage aan de lengtegroei?

A
  • schouder
  • pols
  • knie
49
Q

Aan welke kant van een normale groeischijf ligt:
- gewricht kant
- dialyse kant

A
  • gewricht kant: zone van reserve cartalige –> proliferatie cellen
  • dialyse kant: ossificatie zone
50
Q

Welke factoren hebben invloed op remodeling?

A
  • rest-groeipotentieel van betreffende schijf: hoe jonger, hoe meer potentie
  • mate van dislocatie
  • richting van dislocatie: groei modulatie beste in richting van beweging
    * rotatie remodeling heel slecht/niet
  • afstand tot groeischijf
    • dichtbij: veel remodeling
    • in schacht (verweg): volgt vooral Wet van Wollf
  • stabiliteit
  • tijd verstreken sinds ongeval
51
Q

Hoe behandel je fractuur door groeischijf heen: salter-harris type 1 en 2?

A
  • na 7-10 dagen geen erepositionering meer uitvoeren –> kans op schade kiemlaag
    • mogelijk secundaire osteotomie
52
Q

Hoe behandel je fractuur door groeischijf heen: salter-harris type 3 en 4?

A

altijd proberen anatomische reductie uit te voeren

53
Q

Wat is een bar als je kijkt naar een letsel van de groeischijf?

A

Bar = klein stukje botvorming van ene kant groeischijf naar de andere kant groeischijff
- botten beide kanten groeischijf zitten aan elkaar

54
Q

Hoe kan je een bar behandelen?

A

De bar verwijderen met: langeskoïld procedure –> stukje dat vastzit aan elkaar weer los maken
–> rest groeischijf blijft doorgroeien en hopen dat bot weer recht groeit

55
Q

Wat is een transitie fractuur en hoe ontstaat het?

A

Transitie fractuur = typische fractuur bij sluiten van groeischijven = triplane fractuur

Door: groeischijf aan 1 kant gesloten terwijl rest nog open staat –> distorsie van letsel

  • groeischijf sluit niet in 1 keer volledig maar in stukjes waardoor fractuur in meerdere richten ontstaat
56
Q

Wat zijn fracturen/tekenen die passen bij kindermishandeling?

A
  • corner fractuur
  • fractuur van verschillende momenten van ontstaan
  • ripfractuur
  • blauwe plekken
  • oorschelp met hematoom
57
Q

Wat betekend osteomyelitis?

A

Osteomyelitis = een ontstekingsreactie van gehele bot (beenmerg, periost en endast) door een infectie met een micro-organisme

58
Q

Welke 2 groepen osteomyelitis zijn er?

A
  • niet hematogeen: directe route per contamuitatem
  • hematogeen: indirecte route
59
Q

Hoe ontstaat een osteomyelitis bij een niet-hematogeen route?

A

micro-organisme in bot gebracht door verwonding, punctie, operatie of infectieverspreiding per contamiotatem vanuit vn decubitus of weke dele abces

60
Q

Wat is de etiologie van een osteomyelitis bij een hematogeen route?

A

vanuit focus ergens anders lichaam micro-organisme langs hematogeen of lymfogene routen naar bot –> op plek waar laagste stroomsnelheid is –> nestelt in Haverse-kanaal

61
Q

Hoe ontsnapt een bacterie bij osteomyelitis aan het immuunsysteem?

A
  • hechten aan beschadig bot: locus minoris resistentae = plek van verminderde weerstand door breuk, eerdere OK. verwonding
  • dringen binnen in osteoblast en blijven daar
  • vormen een microfilm (glycocalyx)
62
Q

Wat is de reactie van het lichaam bij een osteomyelitis?

A
  • chemotaxis van polymorfenucleaire lymfocyten
  • intersisiteel oedeem –> drukverhoging –> bloedvaten dicht gedrukt –> minder aanvoer O2, voedingsstoffen, AB –> zone van necrotisch bot
  • lichaam probeert proces lokaal te houden: afkapselen –> abces vorming
  • omgeving: stimulatie primitieve mesenchymale cellen –> vorming relatief bot om proces verder te isoleren
63
Q

Wat gebeurt er als een osteomyelitis uitbreidt naar het subperiost?

A

periost reageert met vorming niet bot: involucrum = nieuwe gevormd levend bot rondom het geïnfecteerde proces

  • ontstaat sekwester = doe bot dat in involucrum ligt
64
Q

Wanneer ontstaat een fistel bij osteomyelitis?

A

Infectie doorbreken door involucrum –> weke delen abces –> fistel

65
Q

Wat zijn risicofactoren voor het krijgen van een osteomyelitis?

A
  • endocarditis
  • invasculaire hulpmiddelen
  • orthopedische implantaten
  • IV drugsgebruik
  • hemodialyse
  • sikkelcelziekte
  • recente operatie
66
Q

Wat zijn histologische kenmerken van een acute osteomyelitis?

A
  • micro-organisme zichtbaar
  • infiltratie van neutrofielen
  • trombosering en stuwing van bloedvaatjes
67
Q

Wat zijn histologische kenmerken van een chronische osteomyelitis?

A
  • necrotische bot: afwezigheid osteocyten
  • granulatie- en fibreus weefsel vervangt het bot
68
Q

welke klachten kunne voorkomen bij een osteomyelitis?

A
  • koorts
  • lokale pijn
  • tekenen van ontsteking: roodheid, zwelling, warmte
69
Q

Welke labuitslagen kunnen voorkomen bij een osteomyelitis?

A
  • verhoogde BSE
  • verhoogd CRP
  • leukocytose naar linksverschuiving
70
Q

Welke radiologisch afwijkingen kunnen gezien worden bij een osteomyelitis?

A
  • haltevorming
  • peristyle botvorming
  • bij langer bestaande gevallen: sekwesters en sclerose centraal
71
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van hemogeen verspreide osteomyelitis bij volwassenen?

A
  • staphylococcus aureus > 50%
  • entrobacter
  • streptococcus
72
Q

Wat zijn zeldzame verwekkers van van osteomyelitis bij volwassenen?

A
  • beta-hemolytische streptococcus
  • mycobacterium tuberculosis
  • candida spp
  • bartonella henselae
  • coccidiodes immitis
  • cubibacterium acnes
73
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van osteomyelitis bij IV drugsgebruikers?

A
  • pseudomonas aeruginosa
  • serratie mercescens
  • candidia albicans
74
Q

Wat is de meest voorkomende verwekker van osteomyelitis bij immuungecomprimenteerde mensen?

A
  • aspergillus spp
75
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van niet-hematogeen verspreide osteomyelitis
bij volwassenen?

A
  • staphylococcus aureus > 50% (incl MRSA)
  • coagulase negatieve staphylococcs
  • aerobe gram-negatieve staven: tot 30%
76
Q

Wat zijn de zeldzame verwekkers van niet-hematogeen verspreide osteomyelitis
bij volwassenen?

A
  • corynebacterium
  • schimmels
  • mycobacterium tuberculosis
77
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van osteomyelitis bij neonaten < 4 maanden?

A
  • staphylococcus aureus
  • Groep A en B streptokokken
  • E. Coli
78
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers bij kinderen 4 md - 4 jaar?

A
  • staphylococcus aureus
  • streptococcus pneumoniae
  • voor de vaccinatie: hemophilus influenza
  • kingella kingae
  • enterobacter
79
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers bij kinderen > 4 jaar?

A
  • staphylococcus aureus > 80%
  • groep A streptococcus
  • voor vaccinatie: hemophilus influenza
  • kinggella kingae
  • enterobacter
80
Q

Wat is de behandeling van osteomyelitis?

A

na afname bloedkweek en eventueel punctie !
- broedspectrum AB in hoge dosis
* AB aanpassen obv gevoeligheidsbepaling
- langdurig AB, radiologische en lab controles
- bij abces of sekwesters: chirurgische drainage

81
Q

In welke leeftijdsgroep heeft septische artritis de hoogste incidentie?

A

1e 5 jaar
- 50% kind < 2 jaar

82
Q

Welke gewrichten zijn het vaakst aangedaan bij een septische artritis?

A
  • heup (35%)
  • knie (35%)
83
Q

Wat is de presentatie van septische artritis?

A
  • koorts
  • geïrriteerd
  • bonnetse stand
  • pijnlijk been/lidmaat:
    • niet willen belasten
    • geeft pijn aan tijdens verschonen
84
Q

Wat zijn de Kocher criteria + hoe groot is de kans op septische artritis bij 0, 1, 2, 3, 4, punten van deze criteria?

A

Kocher criteria:
- niet belasten op aangedane zijde
- bezinking > 40
- koorts > 38,5 graden
- leukocyten > 12

0 = 0,2%
1 = 3%
2 = 40%
3 = 93%
4 = 99%

85
Q

Wat is de behandeling van septische artritis?

A

Chirurgische drainage: met SPOED -
- spoelen over naald
- open drainage
- kan ook scopisch
- per-operatieve aspiratie en kweken

Antibiotica:
- duur: 1-6 weken
- IV tot normalisatie CRP
- minimaal 4 weken

86
Q

Welke complicaties kunnen voorkomen bij een septische artritis?

A
  • gewrichtscontractuur
  • heupluxatie
  • groeistoornissen
  • beenlengteverschil
  • gewrichtsdestructie
  • verandering van looppatroon
  • osteonecrose
87
Q

wat is de prevalentie van enkelbandletsel en enkelfractuur?

A

Enkelbandletsel: ± 600.000 per jaar

Enkelbandfractuur: 7-16%

88
Q

wat zijn syndesmose + welke 2 heb je + wat is de functie?

A

Syndesmose = verbinding tussen tibia en fibula:
- lig. fibrofibulare posterior: achterste syndesmose
- lig. tibiofibulare anterior: voorste syndesmose

Functie: stabiliteit van enkelvork –> afstand tussen tibia en fibula gelijk houden

89
Q

Welke banden vormen het laterale bandencomplex van de enkel + functie?

A
  • lig. talofibulare anterior
  • lig. talofibulare posterior
  • lig. calcaneofibulare

Functie: beperking in:
- inversie
- anterieur verplaatsing talus
- endrotatie

90
Q

Welke banden vormen het mediale bandencomplex van de enkel + functie?

A
  • lig. deltoideum

Functie: beperking in:
- eversie
- laterale verplaatsing talus
- exorotatie

91
Q

Wat betekend congruentie?

A

Congruentie = gelijkvormigheid van 2 meetkundige figuren
- vb bovenste spronggewricht in congruent voor alle posities van talus naar volledige dorsaal- en plantairflexie

92
Q

Welke testen kunnen worden gedaan bij een verdenking enkelband letsel + welke band test je dan?

A
  • voorste schuifladetest: lig. talofibulare anterior
    • positief bij: 4 mm uitslag
  • inversie stress test (talar tilt): lig. calcaneofibulare
    • positief bij: uitslag 5-10 graden
  • eversie stress test: lig. deltoideum
93
Q

Wat is het traumamechanisme bij een inversietrauma van enkel + welke band raakt beschadigd?

A

Inversietrauma = voetzolen draait naar mediaal (supinatie)

  • beschadigd: laterale enkelband-ligamenten
94
Q

Wat is het traumamechansime bij een eversietrauma van enkel = welke band raakt beschadigd?

A

Eversietrauma = voetzolen draait naar lateraal (pronatie)

  • beschadigd: mediale enkel-ligamenten
95
Q

Wat is de behandeling van een enkelband letsel?

A
  • zwelling voorkomen: zwachtelen, koelen
  • oefenen binnen pijngrens
  • zware belasting vermijden
  • eventueel brace
  • eventueel fysio voor propriocepsis training (enkelgevoel)
  • let op: chronische instabiliteit
96
Q

Welke banden en structuren kunnen kapot gaan bij een supinatie-adductie volgens Lauge-hans?

A

o Supinatie-adductie:
I: distale fibula/laterale ligamenten
II: mediale malleolus (stijle fractuur)

97
Q

Welke banden en structuren kunnen kapot gaan bij een supinatie-exorotatie volgens Lauge-hans?

A

o Supinatie-exorotatie:
I: anterieure syndesmose
II: fibula
III: posterieure syndesmose/tertius
IV: lig. Deltoideum/mediale malleolus

98
Q

Welke banden en structuren kunnen kapot gaan bij een pronatie-abductie volgens Lauge-hans?

A

o Pronatie-abductie:
I: Lig. Deltoideum/mediale malleolus
II: Syndesmose/teritue
III: Distale fibula

99
Q

Welke banden en structuren kunnen kapot gaan bij een pronatie-exorotatie volgens Lauge-hans?

A

o Pronatie-exorotatie:
I: lig. Deltoideum/mediale malleolus
II: anterieure syndesmose/membrana interossea
III: fibula (hoog)
IV: posterieure syndesmose/tertius

100
Q

Wat zijn de behandeldoelen van een enkelfractuur?

A

DOEL: streven naar stabiliteit en naar congruentie

  • exacte anatomische repositie voorkomt vroege artrose
  • 1 mm verschuiving geeft 40% afname gewrichtsoppervlak
  • ligamenten even belangrijk voor congruentie als botten