Week 3 Flashcards
Wat is de normaalwaarde van de hoek waarin caput femur stat?
Normaal hoek caput femur: ± 120 graden
Wat is de inclinatie hoek?
Inclinatie hoek = hoek tussen kop en schacht van de femur
- normaal: 120 graden
Wat is de anterversie hoek?
antervesie hoek = hoek tussen femur en tibia plateau
- normaal: 14 graden
Welke structuren lopen van mediaal naar lateraal in de trigonum femoralis?
Mediaal naar lateraal:
- V. femoralis
- A. femoralis
- N. femoralis
Wat is mucopolysaccaridose (MPS)
Mucopolysaccaridose = lysosomale stapelingsziekte door stapeling van glycosaminoglycanen (GAGs) door enzym defect in lysosoom
Welke stoffen kunnen gaan stapelen bij mucopolysaccaridose (MPS)?
- dermatam sulfaat
- heparan sulfaat
- keratan sulfaat
- chondroitine sulfaat
- hyaluron zuur
Welke sulfaten bij MPS hebben vooral invloed op bot en kraakbeen?
- dermatam sulfaat
- keratan sulfaat
- chondroitine sulfaat
Wat is de rol van glycosaminoglycanen (GAGs)?
- binden aan protyoclyanen: adhesie, cofactor, cytokines, ect
- rol in extracellulaire matrix: complex vormen met hyaluron zuur
- proteoglycaan + collageen type 1 belangrijk voor integriteit en functie kraakbeen matrix
- GAGs zijn negatief geladen: trekken water aan –> gewrichten absorberen van druk en voeden kraakbeen via water
Welk klinisch beeld kan voorkomen bij mucopolysaccaridose?
multisystemisch ziektebeeld:
- grof gezicht
- carpool tunnel syndroom
- klauwen hand
- slechter bindweefsel
- bot problemen
- ontwikkelingsachterstand, gedragsproblemen
Waar zit de mutatie bij type 6 mucopolysaccaridose (MPS)?
Type 6: mutatie in ARSB gen
–> deficiente in ARSB –> stapeling chondroitine + dermatan sulfaat
Wat is de behandeling van mucopolysaccaridose?
Type 1, 2, 6: enzymvervanging therapie
AAV-gentherapie (?)
Welke soorten kraakbeen zijn er?
- hyaline kraakbeen
- elastisch kraakbeen
- fibreus kraakbeen
Wat zijn kenmerken van hyaline kraakbeen?
- zit in: uiteinde botten en gewrichten
- zeer gladde structuur: bewegingen makkelijk en soepel
- bevat: proteoglucaan + aggrecan + collageen type 2
- wel perichondrium: bindweefsel rond kraakbeen
- nutriënten diffunderen via pericondrium via pompende beweging
Wat zijn kenmerken van elastisch kraakbeen?
- vooral in: oren, neus, larynx, epiglottis
- bevat: elastische vezels
Wat zijn kenmerken van fibreus kraakbeen?
- vooral in: gewrichten van wervelkolom en knieën
- zeer trekvast
- bevat: collageen type 1
- geen perichondrium
Welke afwijkingen aan het gewricht kunnen voorkomen bij mucopolysaccaridose?
- afwijkingen in groeiplaats
- verkort, verdikte botten (dysostosis multiplex)
- wervelkolom: gibus, kyfose, lordose, scoliose
- knie: genu valgum
- handen/voeten: hypoplastische irregulier midden hadden en voetbotjes, kogelvormige vingerkoontjes
- heupen: micky mouse oren, accetebelum vlak en klein, afwijkende epifyse van femurkop
Wat betekend diathrose + kenmerken?
Diathrose = bewegelijk gewricht:
- afgesloten gewrichtsholte
- gewrichtsholte bevat synosium
- gewrichtsholte omgeven door synovaal membraan
- vb. knie, knokkels, elleboog
Wat betekend synarthrose + welke 3 vormen hiervan heb je?
Synarthrose = geringe bewegelijkheid/geen bewegelijkheid van gewricht
1. synostose: bot naar bot
- vb schedel
2. synchondrose: bot naar hyaline kraakbeen
- vb groeiplaat, 1e rib naar stermum
3. syndesmose: bot verbonden door ligamenten of fibreus kraakbeen
- vb. symfyse pubis
Wat is de epidemiologie van artrose?
- toename vanaf
- man:vrouw
- verschillen
- toename vanaf: 45-50 jaar
- vrouw > man
- regionale verschillen
- hogere prevalentie bij lager opgeleiden
Wanneer moet je altijd aan artrose denken?
- leeftijd > 45 jaar
- activiteiten gerelateerde kniepijn
- geen of kortdurende ochtendstijfheid < 30 minuten
Welk bevinden bij lichamelijk onderzoek kunnen artrose waarschijnlijker maken?
- opstartpijn en stijfheid
- verminderde flexie of extensie
- crepitaties bij bewegingsonderzoek
- gevoeligheid van gewrichsspleet
- benige verbreding van het gewricht
1e/2e lijn: diagnose arthrose stellen:
- zonder beeldvorming
- met beeldvorming
ZONDER beeldvorming als pt:
- 45 jaar of ouder
- aan activiteit gerelateerde pijn in heup- of kniegewricht
- geen kortdurende heup- of kniegewricht gerelateerde ochtendstijfheid heeft
WEL beeldvorming als pt:
- atypische presentatie
- onverwachte snelle progressie of verandering in patroon van klachten
- indicatiestelling voor gewrichtsvervangende prothese
Wat zijn oorzaken van artrose?
primaire artrose: idiomatisch
secundaire artrose:
- trauma
- infectie
- gewichtafwijkingen
- stollingsstoornis
- jicht
- reumatoide artritis
Wat zijn risicofactoren voor artrose?
Niet modificeerbare factoren:
- leeftijd
- geslacht: vrouw>man
- genetisch: collageen type 2, HLA B27
Modificeerbare factoren:
- overgewicht/obesitas
- trauma
- beroep
- sportbelasting
Wat zijn de meest voorkomende plekken van artrose?
- knie
- hand
- heup
- lage rug
- cervixaal
Welke kenmerken tijdens beeldvorming kunne voorkomen bij artrose?
- gewrichtspleet versmalling
- subcondrale sclerose
- osteofyt vorming
- subchondrale cystevorming
- deformatie
- oedeem
Hoe gaat de Kellgren en Lawrence classificatie bij Artrose?
Kellgren en Lawrence classificatie:
Graad 0: geen artrose
Graad 1: mogelijk gewrichtsspleet versmalling en osteopaten
Graad 2: zeker gewrichtsspleet versmalling, osteofysen en matige sclerose
Graad 3: duidelijke gewrichtsspleet versmalling, osteofyten, enige sclerose en cystevroming, deformiteit
Graad 4: ernstige gewrichtsspleet versmalling, sclerose, cysten, duidelijke deformiteiten en grote osteofyten
Welke behandel mogelijkheden zijn er bij artrose?
Conservatieve behandeling:
- niet farmacologisch: inlichten, voorlichten, oefentherapie
- farmacologisch: pijn verminderen/injecties
Operatieve behandeling:
- gewrichtssparend
- gewricht verstijven
- gewricht verwijderen
- gewricht veranderen
Welke 2 groepen anesthetica zijn er?
- Algehele anesthesie: ‘’ narcose ‘’
- loco-regionale anesthesie:
- Neuraxiaal: epiduraal/spinaal
- plexus
- zenuw
- infiltratie
- huid/slijmvlies
Wat zijn de 3 belangrijke punten/peilers van de algehele anesthesie?
- slaap
- pijnstilling
- spierverslapping
Op welke manieren kan algehele anesthesie worden toegediend + op welke punt(en) van de peiler heeft het invloed?
Inhalatie toediening: ‘‘all-in-one’’ (allemaal)
IV toediening: vooral sedatie
Welke inhalatie anesthesica zijn er?
- lachgas
- xenon
- ether
- chloroform
- isoluraan, desfluraan, sevofluraan
Naar welke punten kijk je om verschillende anesthetica met elkaar te vergelijken?
Potentie = minder van een middel nodig om hetzelfde effect te krijgen:
- MAC: miniaal alveolaire concentratie
- ED50 = concentratie gas in longen nodig om in 50% van patiënten een beweging te voorkomen in response op chirurgische pijn
Waar moet je altijd op letten bij de MAC waarde van anesthetica?
± 1,3 MAC voorkomt beweging in 95% van patienten
MAC is leeftijd Afhankelijk
per 10 levensjaar ± 6% daling –> hoe ouder, hoe minde nodig
MAC is ONAFHANKELIJK an gewicht
Op welke twee manieren kan anestheica werken?
- Versterking van de werking van remmende neurotransmitters: GABA + Glycine
- Remmen van de werking van Excitatoire neurotransmitters: NMDA + Acethylchloride + Glutamaat
Hoe zou anesthesie mogelijk neurotoxisch zijn?
Door anesthesie geen prikkeling van zenuwcellen –> leidt tot apoptose van zenuwen
Wat is het gevolg van anesthetica op het cardiovasculair systeem?
- daling van de contractiliteit
- dilatatie van perifere vaten
Door welke factoren wordt de kinetiek bepaald van inhalatie anesthesie?
- oplosbaarheid in bloed en vet
- alveolaire ventilatie
- cardiac output
Wat betekend de partitiecoëfficient?
Partitiecoëfficient = ratio van concentratie anesthecium in 2 fases tijdens evenwicht
–> bepaald snelheid van inductie een herstel na anesthesie
* hoe lager, hoe sneller
* bloed in transporteur: slecht oplosbaar middel kan je ook weer makkelijk uit bloed halen
Waarom is de olie:gas partiecoëfficient van een anesthecium belangrijk?
Olie:gas partiecoëfficient: oplosbaarheid in vet
- bepaald de potentie van middel
- hoe hoger vetoplosbaarheid, hoe trager herstel van anesthesie
Welke IV toedienbare anethesica zijn er?
- propofol
- dexmedetomidine
- thiopental
- etomidaat
- midazolam
Wat zijn belangrijke begrippen bij de kinetiek van IV toedienbare anethesica?
Distributie:
- afhankelijk van perfusie
- cumulatie
- redistributie
Hoe werken lokale anetheica?
remmen de natrium instroom in zenuwcellen van de binnenkant
Wat is een kenmerk van lokale anestheica?
allemaal zijn: ambifiel = zowel hydrofiel als lipofiel
Welke twee groepen lokale anestetica zijn er + welke vallen eronder
- Esters:
- procaine
- tetracaine
- benzocaine - Amiden (minder overgevoeligheidsreacties)
- lidocaine
- bupivacaine
- mepivacaine
- articaine
- ropivacaiine
Wat is de toxische bovengrens van lokale anesthetica?
X% = 10 X mg/ml
vb 2% = 20 mg/ml
Wat is belangrijk pre-operatief?
BIBO: rehabilitatie = sporten + voeding + psycholoog voor de operatie om zo goed mogelijke conditie/status te krijgen voor de operatie: beter in de operatie in
- gevolg: pt komt beter uit operatie
Welke risico’s zijn er van algehele anethesie?
- tand beschadiging
- druklaesie
- allergie/anafylaxie
- misselijkheid
- infectie
- hematoom
Welke risico’s zijn er van LRA (loco-regionale anesthesie)?
- dwarslaesie
- zenuwschade
- hoofdpijn
- neurologische schade
- falen van techniek
- allergie
- infectie
- hematoom
- urineretentie
Waar of niet waar:
LRA geeft kleinere kans op POCD (post-operatieve cognitieve disfunctie) dan algehele anesthesie (AA)?
NIET WAAR
Met welke medicatie wordt er altijd doorgegaan ookal krijg je algehele anesthesie + rede om niet te stoppen
- Beta-blokkers
- stoppen geeft: rebound effect - anti-epileptica:
- stoppen geeft: insulten - longmedicatie:
- stoppen geeft: slechtere longen voor beademing
Bij welke medicatie moet je op letten bij algehele anesthetica?
- Antistolling: iom operatieur wel/niet doorgaan
- anticonceptie werkt minder goed
- ACE-remmers stoppen indien indicatie hypertensie
- orale anitdiabetica stoppen + insuline aanpassen
- psychiatrische medicatie advies kom psychiater
Welke pijnbestrijdende middelen + hun bijwerkingen worden gegeven post-operatief?
Middel : Bijwerking(en)
- paracetamol: leverfalen
- NSAIDS: bloeding, nierfalen
- Opiaten: obstipatie, jeuk, verslaving, ademhalingsdepressie
- Esketamine: psychose, deler
- LRA: toxiciteit
Wat zijn risicofactoren voor misselijkheid post-operatief?
- vrouwen
- niet roken
- post-operatieve misselijkheid in VG
- reis misselijkheid
Hoeveel procent van het skelet bestaat uit mineralen –> calcium en fosfaat
Mineralen: 65-70%
- calcium: 38%
- fosfaat: 18%