Week 3 Flashcards

1
Q

Wat is de normaalwaarde van de hoek waarin caput femur stat?

A

Normaal hoek caput femur: ± 120 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de inclinatie hoek?

A

Inclinatie hoek = hoek tussen kop en schacht van de femur
- normaal: 120 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de anterversie hoek?

A

antervesie hoek = hoek tussen femur en tibia plateau
- normaal: 14 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke structuren lopen van mediaal naar lateraal in de trigonum femoralis?

A

Mediaal naar lateraal:
- V. femoralis
- A. femoralis
- N. femoralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is mucopolysaccaridose (MPS)

A

Mucopolysaccaridose = lysosomale stapelingsziekte door stapeling van glycosaminoglycanen (GAGs) door enzym defect in lysosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke stoffen kunnen gaan stapelen bij mucopolysaccaridose (MPS)?

A
  • dermatam sulfaat
  • heparan sulfaat
  • keratan sulfaat
  • chondroitine sulfaat
  • hyaluron zuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke sulfaten bij MPS hebben vooral invloed op bot en kraakbeen?

A
  • dermatam sulfaat
  • keratan sulfaat
  • chondroitine sulfaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de rol van glycosaminoglycanen (GAGs)?

A
  • binden aan protyoclyanen: adhesie, cofactor, cytokines, ect
  • rol in extracellulaire matrix: complex vormen met hyaluron zuur
  • proteoglycaan + collageen type 1 belangrijk voor integriteit en functie kraakbeen matrix
  • GAGs zijn negatief geladen: trekken water aan –> gewrichten absorberen van druk en voeden kraakbeen via water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk klinisch beeld kan voorkomen bij mucopolysaccaridose?

A

multisystemisch ziektebeeld:
- grof gezicht
- carpool tunnel syndroom
- klauwen hand
- slechter bindweefsel
- bot problemen
- ontwikkelingsachterstand, gedragsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar zit de mutatie bij type 6 mucopolysaccaridose (MPS)?

A

Type 6: mutatie in ARSB gen
–> deficiente in ARSB –> stapeling chondroitine + dermatan sulfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de behandeling van mucopolysaccaridose?

A

Type 1, 2, 6: enzymvervanging therapie

AAV-gentherapie (?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten kraakbeen zijn er?

A
  1. hyaline kraakbeen
  2. elastisch kraakbeen
  3. fibreus kraakbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn kenmerken van hyaline kraakbeen?

A
  • zit in: uiteinde botten en gewrichten
  • zeer gladde structuur: bewegingen makkelijk en soepel
  • bevat: proteoglucaan + aggrecan + collageen type 2
  • wel perichondrium: bindweefsel rond kraakbeen
  • nutriënten diffunderen via pericondrium via pompende beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn kenmerken van elastisch kraakbeen?

A
  • vooral in: oren, neus, larynx, epiglottis
  • bevat: elastische vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn kenmerken van fibreus kraakbeen?

A
  • vooral in: gewrichten van wervelkolom en knieën
  • zeer trekvast
  • bevat: collageen type 1
  • geen perichondrium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke afwijkingen aan het gewricht kunnen voorkomen bij mucopolysaccaridose?

A
  • afwijkingen in groeiplaats
  • verkort, verdikte botten (dysostosis multiplex)
  • wervelkolom: gibus, kyfose, lordose, scoliose
  • knie: genu valgum
  • handen/voeten: hypoplastische irregulier midden hadden en voetbotjes, kogelvormige vingerkoontjes
  • heupen: micky mouse oren, accetebelum vlak en klein, afwijkende epifyse van femurkop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekend diathrose + kenmerken?

A

Diathrose = bewegelijk gewricht:
- afgesloten gewrichtsholte
- gewrichtsholte bevat synosium
- gewrichtsholte omgeven door synovaal membraan
- vb. knie, knokkels, elleboog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat betekend synarthrose + welke 3 vormen hiervan heb je?

A

Synarthrose = geringe bewegelijkheid/geen bewegelijkheid van gewricht
1. synostose: bot naar bot
- vb schedel
2. synchondrose: bot naar hyaline kraakbeen
- vb groeiplaat, 1e rib naar stermum
3. syndesmose: bot verbonden door ligamenten of fibreus kraakbeen
- vb. symfyse pubis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de epidemiologie van artrose?
- toename vanaf
- man:vrouw
- verschillen

A
  • toename vanaf: 45-50 jaar
  • vrouw > man
  • regionale verschillen
  • hogere prevalentie bij lager opgeleiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer moet je altijd aan artrose denken?

A
  • leeftijd > 45 jaar
  • activiteiten gerelateerde kniepijn
  • geen of kortdurende ochtendstijfheid < 30 minuten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk bevinden bij lichamelijk onderzoek kunnen artrose waarschijnlijker maken?

A
  • opstartpijn en stijfheid
  • verminderde flexie of extensie
  • crepitaties bij bewegingsonderzoek
  • gevoeligheid van gewrichsspleet
  • benige verbreding van het gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

1e/2e lijn: diagnose arthrose stellen:
- zonder beeldvorming
- met beeldvorming

A

ZONDER beeldvorming als pt:
- 45 jaar of ouder
- aan activiteit gerelateerde pijn in heup- of kniegewricht
- geen kortdurende heup- of kniegewricht gerelateerde ochtendstijfheid heeft

WEL beeldvorming als pt:
- atypische presentatie
- onverwachte snelle progressie of verandering in patroon van klachten
- indicatiestelling voor gewrichtsvervangende prothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn oorzaken van artrose?

A

primaire artrose: idiomatisch
secundaire artrose:
- trauma
- infectie
- gewichtafwijkingen
- stollingsstoornis
- jicht
- reumatoide artritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn risicofactoren voor artrose?

A

Niet modificeerbare factoren:
- leeftijd
- geslacht: vrouw>man
- genetisch: collageen type 2, HLA B27

Modificeerbare factoren:
- overgewicht/obesitas
- trauma
- beroep
- sportbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn de meest voorkomende plekken van artrose?
- knie - hand - heup - lage rug - cervixaal
26
Welke kenmerken tijdens beeldvorming kunne voorkomen bij artrose?
- gewrichtspleet versmalling - subcondrale sclerose - osteofyt vorming - subchondrale cystevorming - deformatie - oedeem
27
Hoe gaat de Kellgren en Lawrence classificatie bij Artrose?
Kellgren en Lawrence classificatie: Graad 0: geen artrose Graad 1: mogelijk gewrichtsspleet versmalling en osteopaten Graad 2: zeker gewrichtsspleet versmalling, osteofysen en matige sclerose Graad 3: duidelijke gewrichtsspleet versmalling, osteofyten, enige sclerose en cystevroming, deformiteit Graad 4: ernstige gewrichtsspleet versmalling, sclerose, cysten, duidelijke deformiteiten en grote osteofyten
28
Welke behandel mogelijkheden zijn er bij artrose?
Conservatieve behandeling: - niet farmacologisch: inlichten, voorlichten, oefentherapie - farmacologisch: pijn verminderen/injecties Operatieve behandeling: - gewrichtssparend - gewricht verstijven - gewricht verwijderen - gewricht veranderen
29
Welke 2 groepen anesthetica zijn er?
1. Algehele anesthesie: '' narcose '' 2. loco-regionale anesthesie: - Neuraxiaal: epiduraal/spinaal - plexus - zenuw - infiltratie - huid/slijmvlies
30
Wat zijn de 3 belangrijke punten/peilers van de algehele anesthesie?
1. slaap 2. pijnstilling 3. spierverslapping
31
Op welke manieren kan algehele anesthesie worden toegediend + op welke punt(en) van de peiler heeft het invloed?
Inhalatie toediening: ''all-in-one'' (allemaal) IV toediening: vooral sedatie
32
Welke inhalatie anesthesica zijn er?
- lachgas - xenon - ether - chloroform - isoluraan, desfluraan, sevofluraan
33
Naar welke punten kijk je om verschillende anesthetica met elkaar te vergelijken?
Potentie = minder van een middel nodig om hetzelfde effect te krijgen: - MAC: miniaal alveolaire concentratie - ED50 = concentratie gas in longen nodig om in 50% van patiënten een beweging te voorkomen in response op chirurgische pijn
34
Waar moet je altijd op letten bij de MAC waarde van anesthetica?
± 1,3 MAC voorkomt beweging in 95% van patienten MAC is leeftijd Afhankelijk per 10 levensjaar ± 6% daling --> hoe ouder, hoe minde nodig MAC is ONAFHANKELIJK an gewicht
35
Op welke twee manieren kan anestheica werken?
1. Versterking van de werking van remmende neurotransmitters: GABA + Glycine 2. Remmen van de werking van Excitatoire neurotransmitters: NMDA + Acethylchloride + Glutamaat
36
Hoe zou anesthesie mogelijk neurotoxisch zijn?
Door anesthesie geen prikkeling van zenuwcellen --> leidt tot apoptose van zenuwen
37
Wat is het gevolg van anesthetica op het cardiovasculair systeem?
- daling van de contractiliteit - dilatatie van perifere vaten
38
Door welke factoren wordt de kinetiek bepaald van inhalatie anesthesie?
- oplosbaarheid in bloed en vet - alveolaire ventilatie - cardiac output
39
Wat betekend de partitiecoëfficient?
Partitiecoëfficient = ratio van concentratie anesthecium in 2 fases tijdens evenwicht --> bepaald snelheid van inductie een herstel na anesthesie * hoe lager, hoe sneller * bloed in transporteur: slecht oplosbaar middel kan je ook weer makkelijk uit bloed halen
40
Waarom is de olie:gas partiecoëfficient van een anesthecium belangrijk?
Olie:gas partiecoëfficient: oplosbaarheid in vet - bepaald de potentie van middel - hoe hoger vetoplosbaarheid, hoe trager herstel van anesthesie
41
Welke IV toedienbare anethesica zijn er?
- propofol - dexmedetomidine - thiopental - etomidaat - midazolam
42
Wat zijn belangrijke begrippen bij de kinetiek van IV toedienbare anethesica?
Distributie: - afhankelijk van perfusie - cumulatie - redistributie
43
Hoe werken lokale anetheica?
remmen de natrium instroom in zenuwcellen van de binnenkant
44
Wat is een kenmerk van lokale anestheica?
allemaal zijn: ambifiel = zowel hydrofiel als lipofiel
45
Welke twee groepen lokale anestetica zijn er + welke vallen eronder
1. Esters: - procaine - tetracaine - benzocaine 2. Amiden (minder overgevoeligheidsreacties) - lidocaine - bupivacaine - mepivacaine - articaine - ropivacaiine
46
Wat is de toxische bovengrens van lokale anesthetica?
X% = 10 X mg/ml vb 2% = 20 mg/ml
47
Wat is belangrijk pre-operatief?
BIBO: rehabilitatie = sporten + voeding + psycholoog voor de operatie om zo goed mogelijke conditie/status te krijgen voor de operatie: beter in de operatie in - gevolg: pt komt beter uit operatie
48
Welke risico's zijn er van algehele anethesie?
- tand beschadiging - druklaesie - allergie/anafylaxie - misselijkheid - infectie - hematoom
49
Welke risico's zijn er van LRA (loco-regionale anesthesie)?
- dwarslaesie - zenuwschade - hoofdpijn - neurologische schade - falen van techniek - allergie - infectie - hematoom - urineretentie
50
Waar of niet waar: LRA geeft kleinere kans op POCD (post-operatieve cognitieve disfunctie) dan algehele anesthesie (AA)?
NIET WAAR
51
Met welke medicatie wordt er altijd doorgegaan ookal krijg je algehele anesthesie + rede om niet te stoppen
1. Beta-blokkers - stoppen geeft: rebound effect 2. anti-epileptica: - stoppen geeft: insulten 3. longmedicatie: - stoppen geeft: slechtere longen voor beademing
52
Bij welke medicatie moet je op letten bij algehele anesthetica?
- Antistolling: iom operatieur wel/niet doorgaan - anticonceptie werkt minder goed - ACE-remmers stoppen indien indicatie hypertensie - orale anitdiabetica stoppen + insuline aanpassen - psychiatrische medicatie advies kom psychiater
53
Welke pijnbestrijdende middelen + hun bijwerkingen worden gegeven post-operatief?
Middel : Bijwerking(en) - paracetamol: leverfalen - NSAIDS: bloeding, nierfalen - Opiaten: obstipatie, jeuk, verslaving, ademhalingsdepressie - Esketamine: psychose, deler - LRA: toxiciteit
54
Wat zijn risicofactoren voor misselijkheid post-operatief?
- vrouwen - niet roken - post-operatieve misselijkheid in VG - reis misselijkheid
55
Hoeveel procent van het skelet bestaat uit mineralen --> calcium en fosfaat
Mineralen: 65-70% - calcium: 38% - fosfaat: 18%
56
Waar is calcium belangrijk voor?
- prikkelgeleiding - spiercontractie - immuun response - hormoon secretie
57
Waar is fosfaat belangrijk voor?
- energievoorziening - DNA/RNA - enzymen
58
Welke organen zijn belangrijk in de calcium en fosfaat huishouding?
- darmen - nieren - botten
59
Wat is het effect van vitamine D op calcium en fosfaat?
Vitamine D: - calcium: verhoogd - Fosfaat: verhoogd Actief vitamine D (1,25-hydroxyvitamine D3) zorgt voor toemane absorptie calcium en fosfaat in de darm
60
Hoe wordt actief vitamine D gevormd?
zonlicht in huid 7-dehydrocholestrol gevormd --> inactief vitamine D3 (cholecalciferol) --> in lever omgezet in 25-hydroxyvitamine D3 --> in nieren omgezet in 1,25-hydroxyvitamine D3 = actief vitamine D3
61
Wat is het effect van PTH op calcium en fosfaat?
PTH: - calcium: verhoogd - fosfaat: verlaagd stimuleert fosfaat uitscheiding door de nieren
62
Wat is het effect van calcitonine op calcium en fosfaat?
Calcitonine: - Calcium: verlaagd - Fosfaat: geen effect
63
Wat is het effect van FGF23/klotho op calcium en fosfaat?
FGF23/klotho: - calcium: geen effect - fosfaat: verlaagd
64
Wat kunnen oorzaken zijn van een vitamine D deficiëntie?
- tekort in voedsel - onvoldoende blootstelling aan zonlicht - malabsorptie - onvoldoende 25-hydroxylering: leverziekte - onvoldoende 1-alfa-hydroxylase activiteit: nierziekte - vitamine D resistentie (hypofosfatemische rachitis) - anti-epileptica gebruik (versnelde afbraak vitamine D)
65
Wat is rachitis/osteomalacie?
Rachitis: komt voor op kinderleeftijd Osteomalacie: zelfde ziekte bij volwassenen Beide: gestoorde mineralisatie van het bot
66
Wat is de pathogenese van rachitis/osteomalacie?
Vitamine D deficiëntie --> neiging daling calcium in bloed --> maakt PTH --> PTH omhoog --> calcium uit bot gehaald --> zwakker worden bot
67
Welke klinische kenmerken kunnen voorkomen bij rachitis/osteomalacie?
- O-benen - gebitsproblemen - langere lengtegroei - botpijn - verhoogd fractuur risico - hypocalciemie: * spierzwakte * hypotonie * tetanie (spierkrampen) - looser's zones: pseudofactoren
68
Welk labuitslag past bij rachitis/osteomalacie als je kijkt naar: - calcium - fosfaat - vitamineD - PTH - alkalisch fosfaltase
- calcium: laag-normaal - fosfaat: laag - vitamine D: laag - PTH: hoog - alkalisch fosfaltase: hoog
69
Wat is de behandeling van rachitis/osteomalacie?
Vitamine D suppletie - afhankelijk van onderliggende oorzaak bepalen welke vorm van vitamine D geven
70
Welke stof heb je nodig om PTH goed te laten functioneren?
Magnesium
71
Wat is hyperparathereoïdie?
Hyperparathereoïdie = toegenomen secretie van PTH door bijschildklieren
72
Welke 3 vormen van hyperparathereoïdie heb je + wat kan je per vorm zien?
1. Primaire vorm: afwijking van bijschildklier zelf (meestal tumor) - zien: hypercalciemie + hypofosfatemie 2. Secundaire vorm: ontstaan bij neiging tot een daling van het serum calcium concentratie (compensatie mechanisme) - zien: calcium laag-normaal - vaak bij: vitamine D tekort of nieraandoening 3. Tertaire vorm: ontstaat bij patienten met een secundaire vorm waarbij de bijschildkier autonoom gaat werken (doorslaan) - zien: hypercalciemie + hyperfosfatemie - belangrijkste oorzaak: nieraandoening
73
Welk klinisch beeld kan ontstaan bij hyperparathereoïdie?
- vermoeidheid - buikpijn - spierzwakte - psychische verandering - poly-urie - niersteenkoliek
74
Welke botafwijkingen kunnen voorkomen bij hyperparathereoïdie?
- gegeneraliseerd botverlies - multipele botsten - zout-en-peper aspect schedel - pathologiscge breuken - bruine tumor
75
Wat is de behandeling van hyperparathereoïdie?
Behandeling afhankelijk van de vorm: - primair: chirurgie bijschildklieren - secundair: Vitamine D geven - tertair: chirurgie bijschildklier en nierinsufficientie oplossen of geven cinesalet --> verhoogd gevoeligheid calciumreceptoren voor extracellulair calcium en dus minder PTH aanmaak
76
Wat is de pathogenese van m. Paget?
activiteit osteoclasten omhoog --> activiteit osteoblasten omhoog --> toegenomen botombouw in 1 of meer bordelen --> zwakke botten
77
Wat is de epidemiologie van m. Paget?
- zelden voor 40ste levensjaar - prevalentie bj pt > 80 jaar: tot 10% un sommige streken - op osteoporose na meest voorkomende metabole botziekte - man > vrouw
78
Welke kliniek kan voorkomen bij M. Paget?
- meestal asymptomatisch - botpijn: aangedane gebied warm en gevoelig - relatief vaak aangedaan: bekken, femur, wervelkolom, tibia, schedel - soms artritis als focus dichtbij gewricht zit - verhoogd risico op fractuur - zenuwuitval door druk
79
Welk labuitslag kan je zien bij M. Paget?
- osteoclasten activiteit verhoogd --> hydroxyproline of pyridoline cross-links in urine verhoogd - osteoblasten activiteit verhoogd --> alkalisch fosfatase verhoogd
80
Wat is de behandeling van M. Paget?
bisfosfatase: remmen osteoclasten - klachten + biomarkers bepalen intensiteit en duur - soms orthopedische operatie bij artrose, standverandering, breuk of wervelkanaalstenose
81
Wat is achondroplasie?
Achondroplasie = congenitale stoornissen van de groeischijf - 20% positieve FA, 80% spontane mutatie
82
In welk gen zit vaak de mutatie bij anchondroplasie?
mutatie in: FGFR3 --> over stimulatie receptor leidt tot remmen proliferatie kraakbeen
83
Wat is de kliniek bij anchondroplasie?
- disproportionele verkorting van proximale delen van extremiteiten - bowed legs - lordotische houding
84
Wat is de ziekte van van Buchem?
ziekte van van Buchem = afwijkende sclerostine productie ---> sclerostine zorgt botaanmaak geremd wordt pathogenese: sclerostine werkt niet goed --> laag sclerostine --> veel botaanmaak
85
Wat is coxartrose?
Coxartrose = artrose van het heupgewricht
86
Welke symptomen passen bij coxartrose?
- pijn lies en/of bovenbeen: * startpijn * continu pijn * nachtelijke pijn - loopafstand omlaag - bewegingsbeperking - manken
87
Welke operatieve behandel opties zijn er bij coxartrose?
- totale heup prothese - Girdlestone: heupkop verwijderen en niks terugplaatsen * bij: niet-lopers of ernstig spastische pt - osteotomie: van femur of acetabelum * corrigeren anatomische afwijkingen * vooral bij jonge patienten - arthroscopie: herstellen heupvorm - artrodese: heup vastzetten * bij jonge patiënten (< 20 jaar) worden overwogen maar zeldzaam gedaan * kan ook weer klachten geven: rug of kniepijn
88
Wat zijn oorzaken van osteonecrose?
1. Traumatisch: - mediane circumflex kapot bij collum fractuur - luxatie fractuur heup 2. Niet traumatische: - prednison (immunosuppresiva gebruik) - alcohol/cocaine - hyperlipoproteinemie - (beroeps)duikers
89
Hoe wordt osteonecrose geclassificeerd?
osteonecrose = FICAT classicifactie 1. Geen verandering 2. Subchondrale sclerose, cyste 3. Subchondrale collaps (inzakking), fractuur heupkop (crescent sign) 4. Femur kop inzakken + secundaire verandering/malformatie
90
Hoe gaat de behandeling van osteonecrose?
FICAT 1 of 2: pre-collaps stadium: - conservatief: belasting verminderen, pijnstilling, klinisch en radiologisch evalueren - operatief: heupkop decompressie (druk normaliseren), osteotomie, THP
91
wat is het succes % van heupkop decompressie bij osteonecrose?
FICAT 1 of 2: 40-80% succes - grote laesie: 47% succes
92
Hoelang gaat een heup prothese mee?
- 10-15 jaar: 90-95% functioneert nog prima - 20 jaar: 70% - 25 jaar: 60%
93
Wat zijn de indicaties voor een totale heup prothese (THP)?
- artrose/osteonecrose met: * pijn en functiestoornissen met beperking ADL 0 ondanks conservatieve behandeling
94
Wat zijn contra-indicaties voor een totale heup prothese (THP)?
- absoluut: inoperabel + infectie - relatief: jonge leeftijd, overgewicht (BMI > 40), ernstige co-morbiditeit
95
Welke gevolgen kunnen voorkomen na een totale heup prothese (THP)?
- beenlengte verschil en offset-fout --> veranderde biomechanica - instabiliteit, impigenement, toename krachten --> meer micromotion en loslating - offset verandering --> moment arm verandering --> manken en trochanter pijn
96
Welke complicaties kunnen voorkomen bij een totale heup prothese (THP)?
- diepe veneuze trombose - infecties - zenuwletsel - luxaties - beenlengte verschillen - vaatletsel - fracturen - loslating - ectopische botvorming (PAO): 10-50% zonder NSAIDs profylaxe
97
Hoe ontstaat aseptische/mechanische loslating bij een totale heup prothese?
kleine partikels in omgeving prothese --> macrofagen heen --> ontstekingsreactie --> osteolytische enzymen uitscheiden --> botverlies rond prothese/botcement --> loslating/inzakking --> dreigende fractuur
98
Welke verschillende benaderingen heb je voor een totale heup prothese (THP) + voordelen?
1. Voorste benadering: tussen tensor fascia latae en sartorius door - voordeel: spiersparend 2. antrolateraal - voordeel: prothese minder snel uit de kom - nadeel: deel m. gluteus medius los maken 3. Posterolateraal: door m. gluteus maximus - voordeel: groter beeld
99
Op welke twee manieren kan de behandeling van een periprothetische infectie?
1. prothese extractie --> 2 weken IV antibiotica --> 4 weken antibiotica oraal --> 2-4 weken niks --> re-implantatie 2. prothese extractie --> 2 weken IV antibiotica --> 4 weken oraal antibiotica --> re-implantatie + antibioticum met biofilm activiteit
100
Welk typisch beeld kan je vinden bij lichamelijk onderzoek passend bij heupfractuur?
afwijkende stand --> exorotatie en verkorting aangedane been
101
Welke kenmerken bij beeldvorming kan je zien passend een heupfractuur?
- verlies van hoogte mediane collum - trochanter minor hoger - verlies boog - dubbel-contour
102
Wat is de epidemiologie van heupfracturen: - prevalentie - % bij oudere 65 jaar - vrouw : man - % overlijden < 6 maanden - % overlijden < 1 jaar - % verminderde zelfstandigheid - directe kosten : indirecte kosten
- prevalentie: 25.000 per jaar in nl - % bij oudere 65 jaar: 90% - vrouw : man = 75% : 25% - % overlijden < 6 maanden: 15% - % overlijden < 1 jaar: 35% - % verminderde zelfstandigheid: 50% - directe kosten < indirecte kosten
103
Hoe komt het dat ouderen een verhoogd risico hebben op osteonecrose van femurkop na heupfractuur?
- door breuk gaat kop verschuiven --> bloedvaatje die naar kop lopen beknelt worden --> geen bloed aanvoer - A. ligamentum teres (naar kop loopt door lig. teres) is vaak dicht bij ouderen --> geen bloedaanvoer naar kop als andere bloedvaten dicht zitten
104
Welke soorten heupfracturen zijn er + kenmerk?
1. mediale collum fractuur - intracapsulair 2. pertrochanter fractuur - extracapsulair 3. subtrochanter fractuur - extracapsulair
105
Welke classificatie kan gebruikt worden om te kans op kopnecrose in te schatten bij mediale collum fractuur?
- Garden classificatie
106
Welke classificatie kan gebruikt worden om de stabiliteit in te schatten bij mediale collum fractuur?
Pauwels classificatie: - hoe vlakker breuklijn, hoe kleiner hoek, hoe stabieler breuk
107
Welke behandelingen zijn er voor intracapsulaire heupfracturen?
- dynamische heupschroef (DHS): schuifcompartiment van schroef binnen huls zodat bot kan inzakken --> geeft compressie op de fractuur * juiste hoek is cruciaal - Gecannuleerde schroeven: zelfde mechanische als bij DHS * positie parallel tov elkaar is cruciaal - prothese: * Garden 1: conservatief/kopsparend * Garden 2: kopsparend * Garden 3 / 4: pt < 75 jaar: kopsparend pt > 75 jaar: prothese door risico kopnecrose
108
Welke behandelingen zijn er voor extracapsulaire fracturen?
- intrameddulaire osteosynthese: pennen - platen osteosynethese
109
Welke complicaties kunnen voorkomen bij een heupfractuur?
- nabloeding - infecties: wond en/of implantaat - mal-union (=fractuur verkeerde stand aan elkaar gegroeid)/ non-union (=niet aan elkaar groeien na 6 maanden) - delier/cognitieve achteruitgang - immobilisatie: decubitus, DVT, longembolie, pneumonie
110
Welke prognostische factoren zijn er?
- leeftijd - co-morbiditeit - medicatie - leefstijl: roken - mate van dislocatie (intracapsulair) - mate van instabiliteit (extracapsuliar)
111
Wat betekend sferisch + voorbeeld van een anatomische structuur die dit is?
Sferisch = rond in twee richting - vb: sferische femurkop
112
Wat betekend congruent + voorbeeld van een anatomische structuur die dit is?
Congruent = passend op elkaar - vb: congruent acetabulum
113
Waar moet je altijd aan denken bij kniepijn?
Kniepijn is heuppijn tot tegendeel bewezen is
114
Waarom is testen van heuprotaties altijd in buikligging?
buikligging zit heup in positie van staan en lopen
115
Wat moet je altijd doen bij afwijkende bevindingen in bewegingsonderzoek van de heup?
laagdrempelig aanvullende diagnostiek: - Echo - rontgen in 2 richtingen: AV + lauenstein
116
Waar wordt naar gekeken bij de test van trendelenburg?
Test van trendelenburg: test gluteus medidius en minimus van standbeen --> zwakke spieren --> andere kant zakt omlaag
117
Wat is de epidemiologie van dysplatische heupontwikkeling (DDH)? - prevalentie - geografische verschillen - verhouding links - rechts - verhouding jongens - meisjes
- prevalentie: 1-80 per 1000/jaar - geografische verschillen: afrika < indianen stammen - verhouding links - rechts: links > rechts - verhouding jongens - meisjes: 1:4
118
Wat zijn risicofactoren voor dysplatische heupontwikkeling (DDH)?
- stuitligging - positieve familie anamnese - torticollis - metatarsus adducts (afwijkende voet) - oligohydramnion
119
Welke testen kunnen worden gedaan bij een dysplastische heup?
- Barlow: heup handmatig uit kom duwen - Ortolani: heup was uit de kom en handmatig in de kom duwen - Geleazzi: kniehoogte verschil - Abductie: < 70 graden abductie of > 10 graden verschil tussen benen
120
Welke beeldvormende technieken kunnen gebruikt worden om dysplatische heupontwikkeling te bekijken?
- Echo: tot ± 9 maanden - Rontgen: vanaf ± 9 maanden - arthrografie: gedaan op OK
121
Wat is de behandeling van dysplastische heupontwikkeling?
- Pavlik bandage: tot ± 6 maanden - Camp spreader: vaaf ± 6 maanden tot 12 maanden
122
Wat is de behandeling van een luxatie na een jaar?
- open repositonering - zonodig femur osteotomie - gibs-immobilisatie 2 maanden
123
Welke structuren kunnen tegenwerken bij een gesloten repositionering van een femur luxatie?
- labrum (limbus) articularis - onderste kapsel te strak - psoas pees te strak
124
Welke tekenen kunnen voorkomen bij een bilaterale femur luxatie?
- breedbasisch looppatron - wankelend looppatroon (onzeker) - hyperlordose
125
Wat is Coxitis fugax?
Coxitis fugax = snel voorbijgaande ontsteking van de heup die zelflimiterend is - na 2-3 dagen al verbetering
126
Welke kliniek past bij coxitis fugax/M. perthes?
- geprikkelde heup - pijn - manken - niet willen lopen
127
Wat zijn brede kenmerken van de meeste patiënten met coxitis fugax?
- meestal jongens - leeftijd: 3-10 jaar
128
Wat kan je zien bij lichamelijk onderzoek + echografie bij coxitis fugax/m. perthes?
LO: beperkte abductie en endrotatie Echo: hydrops van de heup
129
Wat is M. Perthes?
M. Perthes = groeistoornis door passagier circulatiestoornis van de femur epifyse
130
Wat is het typische beloop van M. Perthes?
sclerose --> fragmentatie --> re-ossificatie --> remodeling
131
Wat is het gevaar dat kan optreden bij m. Perthes?
Lateralisatie wat leidt tot containment verlies --> deformatie: - coxa plana: platte heupkop - coxa breva: korte heup-hals - coxa vara: in varus gegroeid
132
Wat is de pathologie bij m. perthes?
heupkop te ver uit kom geduwd door hypertrofische kraakbeen en synovitis
133
Wat is de epidemiologie van m. Perthes? - incidentie - piekleeftijd - man : vrouw - % bilateraal - familie relatie
- incidentie: zeldzaam : < 1:2000 - piekleeftijd: 4-8 jaar - man : vrouw = 4-5 : 1 (man > vrouw) - % bilateraal: 10-12% - familie relatie: geen
134
Wat is de behandeling van m. perthes?
- operatie in fragmentatie fase: kop in kom draaien en vastzetten - geen containment verlies: supervised weglekt - leefregels: middenweg tussen belasting en belastbaarheid - rontgencontrole elke 4 maanden - fysio voor preventie adductiecontractuur
135
Wat is de prognose van m. perthes?
hoe jonger je bent als je het krijgt, hoe beter --> acetabulum nog aanpassen op groter wordende heupkop - slecht 20-30% heeft actieve behandeling nodig
136
Welke twee vormen van epifysiolysis capitis femoris zijn er?
stabiel: belast lopen + pijn instabiel: nier meer op been kunnen steunen
137
Wat is de epidemiologie van epifysiolyse capitis femoris?: - jongens - meisjes - piekleeftijd - kenmerken patient
- jongens > meisjes - piekleeftijd: 10-17 jaar - jongens: vaak extreem overgewicht en vertraagde puberteitsontwikkeling
138
Wat is de behandeling van epifysiolyse capitis femoris?
- chirurgie --> epifyse vastzetten aan metafyse * zo nodig later: corrigerende femursteotomie