Week 4 Flashcards

1
Q

Wat is dikke darm kanker? Hoe ontstaat dit?

A

Colon rectaal carcinoom(CRC), meeste linkszijdig.
Uit poliep(adenoom), mutatie APC. Hierna mutatie KRAS en p53 waardoor kanker.
75% sporadisch, 18% familair belast.
Meestal mannen van 55-75jr.
- roken, alcohol
- obesitas
- weinig beweging
- slechte voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke symptomen horen bij CRC?

A
  • buikpijn
  • bloed bij ontlasting: vaak microscopisch
  • veranderd defecatiepatroon: consistentie, frequentie
    Vroeg stadium geen klachten
    Aspecifieke klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt de stadiering van kanker?

A

TNM
- T: laag darmwand
- N: lokale lymfeklier meta’s
- M: metastasen op afstand
- CT: buik en longen
- 0-4: 4 slechtste, vaak uitzaaiing en slechte prognose → vroeg stadium ontdekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt het bevolkingsonderzoek darmkanker?

A
  • eerst geen klachten: vaak laat stadium
  • mortaliteit verminderen en incidentie verlagen -> opsporen en verwijderen poliep
  • man vanaf 55jr ontlasting
  • FIT: humaan Hb eiwit, niet beste maar meeste deelname
  • bloed: colonoscopie en biopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is IBD? Wat is de epidemiologie?

A
  • auto-immuun, chronische darmontsteking
  • Collitis ulcerosa, M. Crohn en IBDU(unclassified)
  • piek bij 15-25 en 55-65jr
  • hoge incidente in westerse landen, stijgt
  • 100/100000
  • diagnose combi anamnese, LO en diagnostiek -> indruk type en activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de verschillen tussen CU en M. Crohn?

A
  • colon - gehele TD
  • continue onsteking - discontinu(skip lesions)
  • mucosa / transmuraal
  • geen / wel fistels en perianaal abces
  • minder / vaak extra-intestinale manifestaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de pathogenese en pathologie van IBD?

A
  • Multifactorieel
  • Genenetisch: veel vers genen
  • Immuunsysteem
    • T-regulatory en Th1/17 cellen
    • Disbalans mucosale immuunrespons
  • Microbioom: minder divers
  • Omgevingsfactoren: stress, roken, westerse dieet
    CU
  • diffuse mucosale inflammatie
  • crypte abcessen
    M. Crohn
  • focale ulceratie
  • transmuraal
  • acute en chronische inflammatie
  • granulomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke klachten horen bij IBD?

A
  • buikpijn: M. Crohn rechts, bij linkszijdig CU links
  • diarree: slijm en bloed bij CU
  • obstipatie
  • anorexie
  • koorts
  • gewichtsverlies
    M. Crohn
  • deficiënties
  • fistels
  • perianale abces
  • extra-intestinale manifestaties
    CU
  • incontinentie
  • aandrang: ook loze
  • rectaal bloedverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de LO bij IBD?

A
  • Vaak normaal
  • Abdominale massa: Crohn, ontsteking
  • Hoog klinkende/afwezige peristaltiek: ileus
  • Gewichts- en spierverlies
  • Oedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke diagnostiek is er bij IBD?

A
  • Bloed: anemie, lever en nierfunctie, CRP, leuko’s, trombo’s
  • Feces: feces calprotectine(onderscheid IBS), kweken
  • Endoscopie
    • Colonoscopie en biopt
    • Gastroduodenoscopie
    • Video-capsule: dunne darm
    • Dubbel ballon: dunne darm verder
      • M. Crohn: langgerekte zweren, oedeem, cobble stone effect
      • CU: rood, rode puntjes, scherpe begrenzing, bloed
  • MRI: dunne darm en anorectale fistels
  • CT: specifieke gevallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke extra-intestinale manifestaties horen bij IBD?

A
  • Artritis
  • Huid: pyoderma gangrenosum, erythema nodosum
  • Ogen: nodulaire episcleritis, uveitis
  • PSC bij CU: nieuw fenotype → verhoogd risico maligniteiten
  • aften
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke complicaties zijn er bij IBD?

A
  • Ontsteking ileum: abces
  • Strictuur: stenose en dilatatie → spoed
  • Fistels: verbindingen tussen darmlissen, etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de behandeldoelen bij IBD?

A
  • Inductie remissie
  • Onderhouden remissie
  • Voorkomen en behandelen complicaties: afwegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe word bepaald welke therapie bij IBD word ingezet?

A
  • start therapie obv type, ernst en uitgebreidheid -> soms direct omhoog
  • stoppen met roken
    Step-up: 5ASA -> corticosteroiden -> immunomodulatoren -> biologicals -> JAK-remmers
  • bij erge bijwerkingen stoppen, ect binnen zelfde klasse wisselen
  • linkszijdig: combi oraal en lokaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke medicatie kan bij IBD gegeven worden? Welke bijwerkingen zijn er?

A
  • Immunosuppresiva: onderhoud(3mnd werktijd)
    • Methotrexaat(MTX): foliumzuurantagonist → supplement, bloedcontrole
      • Hepatitis, kaalheid, grieprig, teratogeen → minder voorgeschreven
    • Thiopurines: binden in DNA
      • beenmergtoxiciteit, pancreatitis, grieperig, hepatits, lymfoom en huidkanker
      • Omzetting d TPMT: metaboliet geeft bijwerking(leukopenie) → bep genotype, mutatie minder enzym
  • 5-ASA(mesalazine): alleen CU, inductie en onderhoud
    • Pancreatitis, intersititiele nefritis, hoofdpijn, misselijk, uitslag
  • Corticosteroiden: prednison, budesomide(lokaal) → inductie
    • Start iv M. Crohn, CU zetpil
    • Bijwerkingen: HT, infectie diabetes, osteoporose, gewichtstoename → snel afbouwen
  • Tacrolimus(ciclosporin)
  • Biologicals: Inflixmab, Adalimunab(anti-TNF), ustekinumab(IL12/23) -> gericht op specifieke stoffen
    • IV gerelateerd, infectie, allergie, TB reactivatie, huidkanker
  • JAK-remmers: remt signaaltransductie cytokine receptoren
    • JAK 1/2/3, TKY2
    • Tofacitinib: JAK1/3 → vaccinatie herpes zoster, lipiden bep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt chirugie bij IBD?

A

CU
- curatief
- (Sub)totale colectomie → stoma
- Later j-pouch, geen stoma

m. Crohn
- niet curatief, re-operatie
- (ileo)colische segmentele resectie

17
Q

Wat is diarree? Wat zijn alarmsymptomen?

A

overmatig verlies vocht en elektrolyten in faeces
- Meer faecesvolume
- Hogere frequentie
- Verandering consistentie
- Acuut -2-4wk-> chronisch

  • Dehydratie
  • Afbuigende lengtegroei, gewichtsverlies
  • Bloed bij diarree
  • Familie anamnese(IBD, CF, coeliakie)
  • Nachtelijke diarree
18
Q

Welke klachten veroorzaken malabsorpties bij chronische diarree?

A
  • Vet: steatorrhea, gewichtsverlies, minder groei, vit ADEK deficiënties
  • Eiwit(zelden geïsoleerd): groeifalen, afname spiermassa, oedeem
  • Koolhydraten: gewichtsverlies, osmotische diarree, stinkt, zuur
  • Meerdere voedingsstoffen
  • Stoornis vocht en elektrolyt-transport: elektrolytstoornis, groiefalen(zouttekort), dehydratie
19
Q

Wat is coeliakie? Wat is de prevalentie?

A

Intollerantie gluten, eiwit in oa tarwe en gerst.
- erfelijk
- ontsteking -> vlokatrofie
- behandeling: levenslang glutenvrij dieet
- vaak asymptomatisch, 1 pt op 7 niet herkende
- ook latent, dus geen volkatrofie
- 1:200, bij screening dubbele

20
Q

Wat is de pathofysiologie van coeliakie?

A
  • Lumen dunne darm: tissue transglutaminase(tTG) deamineert gliadine
  • APC m HLA-DQ2/8
    • Coeliakie pt: 90% DQ2, rest DQ8
    • DQ2 ook veel bij gezonde populatie
    • Geen coeliakie zonder
  • T-cel: ontsteking → vlokatrofie, intrapeitheliale lymfocyten
  • tTG-antistoffen
21
Q

Welke klachten horen bij coeliakie?

A
  • gastro intestinaal: diarree, bolle buik
  • afbuigende groei
  • vermoeidheid
  • dermatitis herpetiformis
  • anemie
  • botontklaking
  • epilepsie
  • artorse
  • verlate puberteit
  • Ook asymptomatisch bij bv DM-1 en IgA deficientie
    Klassieke presentatie: 8-24mnd oud(na introductie gluten), diarree, bolle buik, slechte eetlust en gewichtsverlies of afbuigende lengtegroei
22
Q

Hoe word de diagnose coeliakie gesteld?

A
  • verdenking: familie anamnese, afbuigen lengte/gewicht, anemie
  • Bloedonderzoek: + en 10x hogere antistoffen → coeliakie
    • HLA-typering
    • Anti-tTG, anti-endomysium
  • Anders: duodenumbiopt → vlakke mucosa, vlokatrofie
    • Niet zelf gluten stoppen
23
Q

Wat is hemoglobine? Welke afwijkingen zijn er?

A

Eiwit in ery bind O2 via Fe2+
4 ketens
- HbA: a2b2
- HbA2: delta-ketens
- HbF: a2g2, hogere affiniteit O2
Chrom 16: 2 a-genen, chrom 11: 1x b en delta-gen
Hb-pathien
- thalessemie: te weinig a of b-ketens
- sikkecelziekte: b-gen mutatie -> afwijkend Hb

24
Q

Hoe werkt de opname en afgifte van zuurstof?

A

Een lager pH, hogere temp en hoger 2,3-BPG geven rechtsverschuiving verzadigingscurve -> O2 laat makkelijker los
- 2,3-BPG: meer aanmaak bij langzame daling Hb -> compensatie

25
Q

Hoe werkt de erytropoeise? Welke hormonen spelen een rol?

A

In wervels, platte beenderen, bovenste deel lange pijpbeenderen
Beenmerg: stamcellen profileren en differentiëren tot vers type cellen
Reticulocyt= grotere voorloper ery, restje RNA
- Epo: nier, stimuleert rijping
- Groeifactoren: IL-3
- Schildklier hormoon(TSH)
- Testosteron: man meer Hb

26
Q

Welke parameters zijn er bij anemie?

A
  • Hb
    • Man: 8,6-19,5
    • Vrouw: 7,5-9,5
    • Zwanger: >6,5
  • Hematocriet(Ht)= verhouding ery’s plasma
  • Ery’s
  • Mean corposcular volume(MCV)= gem grote ery’s in fl
    • <80: microcytaire anemie
    • 80-100: normocetaire anemie
    • > 100: macrocetaire anemie
  • Red cel distrubution width(RDW)= spreiding grote ery’s
27
Q

Wat is anemie? Welke klachten zijn er?

A

Te laag Hb in bloed.
Incidentie: man 4%, vrouw 8%(menstruatie)
- vermoeidheid
- duizeligheid
- bleek
- POB
- passend bij hartfalen
- kortademigheid

28
Q

Welke indeling van anemie is er? Wat gebeurt er met reticulocyten?

A

Oorzaak
- probleem aanmaak
- Verlies
- Vehroogd verbruik/afbraak
MCV
- microcytair
- Fe-gebrek: verlaagd -> bloedverlies, dieet
- Hb-pathie: normaal, verhoogd
- Chronische ziekte: verlaagd
- Normocytair
- Acute bloeding: n
- Nierziekte: verlaagd
- chronsiche ziekte: teveel hepcidine → reticulocyten verlaagd, op grens
- Infiltratie beenmerg maligniteit: verlaagd
- MDS: verlaagd
- Hemolyse: n
- Sikkelcelanemie: verhoogd
- Aplastische anemie: geen aanmaak, verlaagd
- Macrocytair
- Vit B12 deficientie: verlaagd
- Foliumzuur deficientie: verlaagd
- Alcohol: verlaagd
- Hypothyreoidie: verlaagd
- MDS: verlaagd
- Hemolyse(reticulocytose): verhoogd

29
Q

Wat is sikkelcelziekte?

A

Monogentische afwijking b-keten(HbS gen)-> ery’s sikkelcelvormig
Daignose: eiwit analyse(HPLC) en evt genetische diagnostiek
Vormen
HBSS/B0 thalessemie: ernstige vorm, asplenie en 20jr korter leven
HBSC/B+ thalassemie: hoger Hb, meer retionopathie en splenomegalie, betere overleving

30
Q

Wat zijn kenmerken van sikkelcelziekte?

A
  • Chronische hemolytische anemie
  • Crisen= ery’s lopen vast in haarvaten → ischemie → botpijn
  • Infectie: milt afwezig → gekapseld(pneumococcen)
  • Orgaanschade en verminderde overleving
  • infarcten: vaak stil als kind
  • icterus
31
Q

Wat zijn crisen?

A

Ery’s lopen vast agv sikkelcelziekte
Vaso-occlusie: botpijn
- pijnstilling, vocht toedienen
Uitlokkende factoren: infectie, onderkoeling, stress, dehydratie, overmatige inspanning
Andere vormen: acute chest syndrome lijkt op pneumonie
Lange termijn schade: avasculaire botnecrose, ulcera

32
Q

Welke behadelopties zijn er van sikkelcelziekte?

A
  • indicatie profylaxe
  • Bloed-/wisseltransfusies
  • Hydroxycarbamide: stijging HbF
    Genezend
  • Allogene stamceltransplantatie
    • Gematchde siblings → geen zware chemo
    • Bestraling en alemtuzumab
  • Gentherapie
    Nieuwe middelen: meerdere aangrijpingspunten → betere kwaliteit leven
33
Q

Welke parameters voor hemolyse zijn er? Welke test doe je? Welke ziektebeelden zijn er?

A
  • verhoogd LDH
  • verhoogd ongeconjugeerd bilirubine
  • haptoglobine verlaagd
    DAT= antistoffen ery’s -> onderschied (niet) immunologisch
  • +: anti-immuun -> onderliggende oorzaak behandelen, prednison en foliumzuur aanvullen
    Pas bloedtrasnfusie als Hb <3,5: snel nieuwe antistoffen
  • -: (extra)corpusculair, bv klep
34
Q

Welke bloedtetsten doe je bij anemie?

A
  • Reti’s, trombo’s en leuko’s
  • Hb, MCV en haptoglobine
  • IJzer: via ferritine, transferrine saturatie
  • Vit B12 en foliumzuur
  • Bilirubine
  • Leverenzymen en transaminasen
  • Creatinine
  • TSH: hypothyreoidie
  • RDW
  • Reumafactor
  • Bezinking: chronische ontsteking