Week 4 Flashcards

1
Q

De drie structurele eiwit filmanenten

A

Intermediate filaments
microtubules
actin filaments
De 3 filamenten maken onderdeel uit van het cytoskelet.
Zorgen voor…
•vorm
•stevigheid (vooral intermediate filaments)
•bewegelijkheid (vooral Actine & Microtubuli)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Intermediate filaments

A

in gewervelde organismen
draadvormige structuur
bieden van stevigheid en mechanische sterkte!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Keratins

A

Intermediate filaments
Bevinden zich in epithelial cellen (huidcellen ook in bv. haar en nagels)
Bij aankleuring van epithelial cells lijken ze vol te zitten met keratin
Belangrijk voor de kracht en de stevigheid van de huid
Veel onderlinge verbindingen door desmosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nuclear Lamina

A

Intermediate filaments
In elke eukaryote cel
Deze filmanten vormen de binnenbekleding van de nucleaire envelop
Vormt een bolvormige structuur waarin DNA kan worden opgeslagen
3 soorten lamina eiwitten:
• Lamin A
• Lamin B
• Lamin C
Zijn op dezelfde manier opgebouwd als intermediate filaments
Heeft directe interactie met nuclear pore complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zenuwstelsel en intermediate filaments

A

Bevat meerdere Intermediate filaments
Belangrijk voor het instant houden van die lange structuur: neurofilamenten
Cruciaal voor het laten ontstaan & behouden van de lange uitlopers
Veel soorten, allemaal zelfde doel: Zorgen dat de structuren mogelijk zijn voor het maken van de lange uitlopers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opbouw/structuur intermediate filaments

A

Alfa helix achtige structuur met een staaf achtige vorm
Vorming als volgt:
1)Kop is N-terminus en staart is C-terminus (zorgt voor koppeling)
2)Dimeer wordt gevormd met kop-staart + kop-staart (twist)
3)Tetrameer wordt gevormd met de koppen en de staarten omgekeerd
4)Uiteindelijk een soort kabel die gevlochten wordt
5)8 tetrameren achter elkaar: Dikke touw achtige structuur met tetrameren in elkaar gedraaid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Actine filamenten

A

Actine filamenten zijn filamenten betrokken bij beweging van de cel zelf en bewegingen in de cel
Actine werkt samen met motoreiwitten (myosine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Structuur Actine filamenten

A

Belangrijke kenmerken:
• Draadachtige flexibele filamenten
• Smaller dan intermediate filamenten
• Dun en flexibel

Monomeer van actine is een enkel eiwit dat een globulaire (bol) structuur heeft. Meerdere monomeren (zo’n bol) bij elkaar: polymeriseren en ontstaat een keten. + en - kop en staart.
Geeft richting aan hoe de bolletjes gestapeld zijn
Het koppelen van nieuwe subunits gaat m.b.v. ATP: kost energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Koppelen en ontkoppelen actine filamenten

A

Dynamisch process! De cel groeit en krimpt continu door verschillende structuren subunits in de cel (aan elkaar of uit elkaar). Als aan een bepaalde kant de subunits bij elkaar komen kan de cel die kan op gaan bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Actine draden en de 2 soorten

A

Actine kan dus een compleet netwerk maken om zich heen: ‘Fibers’
Verschillende soorten fibers:
•Stress fibers: Parallel gerangschikt beetje los van elkaar en wijzen beide kanten op
•Filopodium (uitsteeksel van cellen): Nog strakker parallel gerangschikt, wijzen zelfde richting op, netwerk achtig
Verschillende vormen hebben verschillende functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vormen van actine netwerk

A

Met behulp van Arp2 en Arp3. Deze eiwitten komen er een beetje tussen om actine delen te koppelen aan elkaar
Zijn voor 45% identiek aan actine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Actine en myosine

Samenwerking?

A

actine kan dus zelf bewegen door koppelen en ontkoppelen. maar kan ook een interactie met myosine aangaan.
Myosine beweegt zich voort over actine fibers (de snelweg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Structuur myosine (en bij spiercellen)

A

2 alfahelixen als dimeer opgebouwd. Er zijn 2 N-terminus koppen die een scharnier vormen. Deze kant is beweegbaar. Bij spiercellen zijn twee myosine eiwitten tegen elkaar aan met staart-staart aan elkaar geplakt. Beweegbare hoofd naar buiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Actine-myosine sliding

A
  • Myosine hoofd zit op een plek op het actine filament
  • Aan hoofd bindt ATP
  • Hoofd laat nu los
  • ATP wordt omgezet naar ADP
  • Energie komt vrij
  • Hoofd verplaatst zich en bindt weer
  • Herhalen…..
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Spiercontractie

A

Myosine: thick filament
Actine: thin filament
Thin filament zit als een soort disk over het thick filament heen. Bij verbruik van ATP komen sarcomeren naar myosine toe en worden de spiercellen naar elkaar toe getrokken: Spiercontractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bewust aan- en ontspannen van de spieren

A

Met behulp van calciumionen. Calciumionen opgeslagen in het sarcoplasmatisch reticulum. Bij hersen prikkel om aan te spannen worden signalen doorgegeven aan neuronen. Clacium-ionen worden gereleased: Leidt ertoe dat myosine kan binden en lopen over filamenten:

1) Op actine filamenten zit tropo-myosine: Myosine kan niet binden
2) Calcium2+ bindt aan tropo-myosine en het komt los
3) Mechanisme vindt plaats

17
Q

Structuur skelet spieren

A

bestaan uit lange spiervezels
vormen Myo-fibril: bestaat uit sacromen. Dit zijn streep-achtige patronen in de spiercelllen waardoor contractie en ontspanning mogelijk is.

18
Q

Microtubules

A

Het stevigste en grootste filamenten

Voor beweging IN de cel

19
Q

Structuur microtubules

A

Groot
Stevig, niet buigzaam, hol en cilinder-achtig: een koker.
Bestaan uit twee eiwitten: alpha- en beta-tubulin
Deze vormen een heterodimeer. A-B-A-B
Kop (+,beta,polair) en staart (-,alpha,apolair). Kop richting celmembraam, staart richting celkern.

20
Q

Maken van microtubules

A

Opbouw afhankelijk van GFP

Dynamisch process: opbouw en afbouw.

21
Q

Beweging met microtubules

A

Met behulp van twee soorten motereiwitten:
Dynein: naar - staart (dus richting binnenkant van cel)
Kinesin naar + kop (dus richting buitenkant van cel)
Vanwege de verschillende richtingen kan de cel van binnen bewegen.

22
Q

Functie dynein

A

Cargo transport richting de cel toe. Er worden vesicles of organellen op de rug van dynein getransporteerd naar de binnenkant van de cel: centrosoom.
Ook beweging/buigen van bv flagella of cilia (bacteriën): bij toevoeging van ATP is de microtubilli buigzaam

23
Q

Beweging kinesin

A

Zelfde als myosine alleen dan twee heads

  • Aan 1 hoofd bindt ATP
  • Hoofd laat nu los
  • ATP wordt omgezet naar ADP
  • Energie komt vrij
  • Hoofd verplaatst zich 2 plekken en bindt weer
  • Nu hetzelfde bij de andere head
  • Herhalen…..
24
Q

Functie kinesin bij celdeling (+werking)

A

chromosomen splitsen.
Centrosoom gevormd: soort kwal met als uiteinde allemaal plusjes. kinesin bindt aan de twee centrosomen en connect ze met elkaar: mitotic spindle. De kinesin gaat allebei de kanten op waardoor de spindles uit elkaar worden geduwd: dit zorgt ervoor dat de chromosomen uit elkaar kunnen worden getrokken.

25
Samenwerking kinesin en dynein bij de celdeling
Bij de vorming van de centrosomen is dynein nodig: die connect alle - punten bij elkaar waardoor de kwal vorm ontstaat. De kinesin zorgt dan voor de mitotic spindle.
26
Microtubules in neuronen
In zenuwcellen is de body van een neuron soms wel een meter verwijderd van de synaps. Om vesicles en organellen te kunnen transporten van synaps naar nucleus (en andersom) kan de microtubuli worden gebruikt als een soort snelweg. Kinesin: naar synaps Dynein: naar celkern
27
Structuur van microtubules in neuronen
Dikke kabel van microtubuli bij elkaar in neuron: axonal microtubuli Om ervoor te zorgen dat het een lange kabel wordt: Microtubuli associated proteins (MAP) MAP maakt crosslinks mogelijk tussen microtubuli Om ervoor te zorgen dat kabel stabiel blijft & niet uit elkaar valt: AU eiwit
28
RNA localisatie in een neuron
Zenuwcellen zijn dus erg lang. RNA wordt gemaakt in de nucleus maar is misschien pas nodig als eiwit helemaal bij de synaps. d.m.v een RNA bindend eiwit en kinesin wordt het RNA over de microtubuli getransporteerd naar de plek. Pas daar wordt het getransleerd naar een eiwit!
29
Flowcytometrie functie en principe
Te meten eigenschappen: Cel grootte, Cel complexiteit en Fluorescentie (op 4 kanalen) Individuele cellen zullen worden aangestraald: 1.Forward scatter: Het meten van de complexiteit van een cel (grootte, vorm, etc.) 2.Side scatter: Het meten van verstrooiing van licht (granulariteit/korreligheid van de cel) 3.Het opvangen van fluorescerende licht die ieder een eigen golflengte heeft
30
Data flowcytometer
dotplot: assen vaak x:FCS (grootte) y:SSS (complexiteit). Gate: selectie data %. Histogram: assen vaak y: aantal cellen x: fluoricering (nooit 0). Als piek recht is dan is het gekleurd. Met behulp van popidium iodide (PI) kan bepaald worden of een cel leeft of niet
31
Vimentine (intermediate filaments)
in bindweefsel en glial cells (beschermen neuronen)