Week 36 Flashcards

1
Q
  1. Autisme spectrum stoornissen worden volgens DSM5 gedefinieerd door problemen op twee clusters van kernsymptomen.
    Welke twee clusters van kernsymptomen zijn dat?

(a) 1: Sociale communicatie en sociale interactie; 2:verstandelijke beperking.
(b) 1: Sociale communicatie en sociale interactie; 2 :restrictieve, repetitieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten.
(c) 1: Restrictieve, repetitieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten; 2: verstandelijke beperking.
(d) 1: Sociale communicatie en sociale interactie; 2: gedragsproblemen

A

1: Sociale communicatie en sociale interactie;

2 :restrictieve, repetitieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Welk van onderstaande uitspraken is juist?

(a) Psychofarmaca zijn bij autisme spectrumstoornissen vooral gericht op de behandeling van de kernsymptomen.
(b) Psychofarmaca zijn bij autisme spectrumstoornissen vooral gericht op de behandeling van de gedragsproblemen.
(c) Psychofarmaca hebben geen rol bij de behandeling van autisme spectrumstoornissen.

A

Psychofarmaca zijn bij autisme spectrumstoornissen vooral gericht op de behandeling van de gedragsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Patiënten en hun ouders lezen veel en horen veel over ADHD. De aan hen verstrekte informatie is niet altijd juist. Welk van de onderstaande beweringen is ONJUIST?

(a) ADHD is een neurobiologische aandoening.
(b) ADHD is een sterke genetische aandoening.
(c) De symptomen van ADHD zijn rond 1980 voor het eerst beschreven.
(d) ADHD komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes

A

De symptomen van ADHD zijn rond 1980 voor het eerst beschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Stel, een lagere school heeft 300 leerlingen. Hoeveel van deze leerlingen hebben, gezien de prevalentiecijfers, naar verwachting ADHD?

(a) Ongeveer 5
(b) Ongeveer 15
(c) Ongeveer 25
(d) Ongeveer 35

A

+- 15

= 0,05%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Werk van onderstaande beweringen over ADD is JUIST?

(a) ADD komt vaker voor bij jongens, ADHD vaker bij meisjes.
(b) ADD is lastiger te behandelen omdat het vaker gepaard gaat met een verstandelijke beperking.
(c) Kinderen met ADD worden minder snel verwezen naar de kinder- en jeugdpsychiatrie dan kinderen met ADHD.
(d) ADD komt vaker voor in combinatie met oppositioneel opstandige gedrag.

A

Kinderen met ADD worden minder snel verwezen naar de kinder- en jeugdpsychiatrie dan kinderen met ADHD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. In welke twee groepen kunnen de kernsymptomen van ADHD volgens DSM5 worden ingedeeld?

(a) Problemen met de aandacht/concentratie; hyperactiviteit/impulsiviteit.
(b) Problemen met de aandacht/concentratie; rigiditeit en stereotiepe bewegingen.
(c) Hyperactiviteit/impulsiviteit; rigiditeit en stereotiepe bewegingen.
(d) Problemen in de sociale communicatie; problemen met de aandacht

A

Problemen met de aandacht/concentratie; hyperactiviteit/impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Wat wordt bedoeld met ‘growing into deficit’?

(a) Dat bepaalde ziektebeelden zich pas laat in de kindertijd manifesteren.
(b) Dat patiënten zich medisch en psychosociaal slechter gaan voelen naarmate het ziektebesef toeneemt.
(c) Dat aandoeningen zich vaak niet direct bij geboorte, maar later manifesteren, vanwege de interactie tussen genen, omgeving en gedrag.

A

Dat aandoeningen zich vaak niet direct bij geboorte, maar later manifesteren, vanwege de interactie tussen genen, omgeving en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de klasse farmacologische behandelingen van ADHD?

A

Stimulerende middelen: methylfenidaat en amfetaminen

niet-stimulerend: noradrenalineheropnameremmer en a2-adrenerge agonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt er gescreend op austisme spectrumstoornis?

A

M.b.v. screeningtools: M-CHAT, CAST of TIDOS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke drie vormen van ADHD zijn er?

A
  1. onoplettendheid (ADD)
  2. hyperactief / impulsief
  3. combinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie is verantwoordelijk voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering?

A

De gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn rode vlaggen om austisme spectrumstoornis te herkennen?

A

niet wijzen
weinig verschillende speelgoed spelen
niet reageren op signalen uit omgeving
gebrekkig gebruik van medeklinkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan een taalstoornis worden onderscheiden van autisme?

A

Bij een taalstoornis is er geen sprake van rituelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de eerste keus niet-stimulant bij ADHD?

A

Atomoxetine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een nieuwe doelstelling van de jeugdgezondheidszorg?

A

Meer preventief te werk gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is eerste keus medicamenteuze behandeling bij ADHD in het algemeen?

A

Ritalin

17
Q
  1. Boven de leeftijd van 17 jaar adhd kan worden gediagnosticeerd op basis van minder symptomen dan onder de leeftijd van 17. Deze verklaring is …
    a) correct
    b) onjuist
A

Juist

18
Q
  1. Wat is de geschatte prevalentie van autismespectrumstoornissen? Deze prevalentie ligt tussen …
    a) 1:40 om 1:50 uur
    (b) 1:60 en 1:70
    c) 1:140 tot 1:160
A

tussen 1 op 60 en 1 op 70

19
Q
  1. In de DSM-5 is het syndroom van Asperger een aparte categorie binnen de autismespectrumstoornissen. Dezestatistiek is …
    a) correct
    b) onjuist
A

Onjuist

20
Q
  1. Genetische factoren spelen een belangrijke rol in de etiologie van ADHD.
    Welke andere factor is aangetoond dat het verhogen van het risico op het ontwikkelen van ADHD?
    a) Flesvoeding (in plaats van borstvoeding)
    b) Laag geboortegewicht
    c) Psychische problemen van de moeder tijdens de zwangerschap
    d) Vroegtijdige verwaarlozing van de ouders
A

Laag geboortegewicht

21
Q
  1. De ouders van een 8-jarige jongen denken dat er iets aan de hand is met hun zoon. Ze vermoeden dat hij autisme heeft. Tijdens eerdere onderzoeken in het jeugdgezondheidszorgcentrum toen de jongen 5 was, werden geen tekenen van autisme gevonden.
    Volgens de nationale richtlijn, which instrument gebruikt de jeugdgezondheidszorg arts voor het eerst in dit specifieke geval?
    a) Van Wiechen-regeling
    b) Vragenlijst over sterkte en moeilijkheden
    (c) Checklist voor gedrag van kinderen
    d) ASS (Autismespectrumstoornis) specifieke screening
A

Vragenlijst of sterkte en moeilijkheden