Week 35 Flashcards

1
Q
  1. Voorbijgaande enkelvoudige tics komen bij 25% van de kinderen voor. Welke van onderstaande voorbeelden is een enkelvoudige tic?

(a) Keel schrapen
(b) Springen
(c) Knipperen met de ogen
(d) Hoofd schudden

A

Knipperen met de ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. De hersenen ontwikkelen zich embryologisch uit de ectodermale laag. Wat wordt er eveneens uit het ectoderm ontwikkeld?

(a) Het hart
(b) De maag
(c) De pancreas
(d) Het gebit

A

Het gebit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Waarbij wordt een meningomyelocèle gevonden?

(a) Spina bifida aperta
(b) Diastematomyelie
(c) Spina bifida occulta
(d) Dermoïd sinus

A

Spina Bifida aperta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Welke van onderstaande beweringen is juist?

(a) Macrocefalie is synoniem voor macrocranie
(b) Macrocefalie wordt veroorzaakt door een trisomie 13, 18 of 21
(c) Macrocranie is synoniem voor hydrocefalie
(d) Macrocranie wordt veroorzaakt door hypertrofie van het beenmerg

A

Macrocranie wordt veroorzaakt door hypertrofie van het beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is de meest voorkomende oorzaak van dystonie bij kinderen?

(a) ziekte van Huntington
(b) ziekte van Wilson
(c) intoxicatie
(d) cerebrale parese

A

Cerebrale parese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Welke van de onderstaande aandoeningen is de belangrijkste risicofactor voor periventriculaire en intraventriculaire bloedingen bij zuigelingen?

(a) prematuriteit en een laag geboorte gewicht
(b) kindermishandeling en stollingsstoornissen
(c) hypoglycaemie en infectie
(d) asfyxie en congenitale infecties

A

Prematuriteit en laag geboortegewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Bij een slappe zuigeling worden fasciculaties van de tong gezien. Bij welke aandoening past dit het beste?

(a) Prader-Willi syndroom
(b) Hypoxisch - ischemische encephalopathie
(c) Congenitale Myasthenia Gravis
(d) Spinale musculaire atrofie

A

Spinale musculaire atrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke mutatie is aanwezig bij neurofibromatose type I?

A

Mutatie van het NF1-gen, wat codeert voor neurofibromine

= tumorsuppressorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is kenmerkend voor neurofibromatose type I?

A

Café-au-lait vlekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer treedt Guillan-barré-syndroom meestal op?

A

10 dagen na gastro-intestinale of respiratoire infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar is infantiel botulisme het gevolg van?

A

Van een darminfectie door Clostridium botulinum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar is myotone spierdystrofie het gevolg van?

A

Progressieve expansie van tripletherhaling CTG in het DM-proteïnekinase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is kenmerkend voor myotone spierdystrofie?

A

Zwakte in gezicht en distale ledematen en myotonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is kenmerkende onderzoeksuitslag bij pylorusstenose?

A

Hypochloremische, hypokaliemische metabole alkalose met verhoogde bloedureumstikstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt ‘failure to thrive’ onderscheiden van normale variatie in groei?

A

Op basis van de hoofdomtrek, lengtegroei en gewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vanaf welke leeftijd kan een kind koemelk beginnen te drinken?

A

Vanaf 1 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de vier V’s bij peuterdiarree?

A

Vruchtensap
Vocht
Vet
Vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een risicofactor voor periventriculaire en intraventriculaire bloedingen?

A

Kinderen met laag geboortegewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer ontstaan periventriculaire en intraventriculaire bloedingen?

A

Eerste 3 dagen na geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe presenteren subarachnoïdale bloedingen zich meestal?

A

In combinatie met toevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen overgeven en gastro-oesofageale reflux (GER)?

A

Bij overgeven is het kind eerst misselijk en kost het overgeven moeite

bij GER gaat het vanzelf over en is er geen sprake van misselijkheid

22
Q

Wanneer is er sprake van secretoire diarree? en wanneer van osmotische diarree?

A

Onderscheid maken doormiddel van osmotic gap:

secretoire diarree: < 50
osmotische diarree: > 50

osmotische diarree stopt wanneer er wordt gestopt met alle soorten van voedselinname

23
Q

Wat is kenmerkend voor overgeven bij een pylorusstenose?

A

Het overgegeven massa bevat NOOIT gal

24
Q

Wat is kenmerkend voor colitis ulcerosa?

A

Colitis ulcerosa komt alleen voor in het colon

25
Q

Wat is essentieel voor de diagnose van coeliakie?

A

Endoscopische biopsie: atrofie van de villi

26
Q

Wat is kenmerkend voor darminvaginatie?

A

Herhaling van krampachtige buikpijn waarbij het kind de knieeën omhoog trekt elke 20 - 25 min

27
Q

Wat is de meest voorkomende chirurgische noodsituatie bij kinderen?

A

Appendicitis

28
Q

Wat is het meest voorkomende oorzaak van insufficiëntie van de pancreas?

A

Cystische fibrose

29
Q

Waaruit ontwikkelen het brein en de huid?

A

Ectoderm

30
Q

Waardoor wordt spinale musculaire atrofie (SMA) veroorzaakt?

A

Degeneratie van voorhoorncellen

31
Q

Wat is kenmerkend voor spinale spieratrofie?

A

De peesreflexen zijn afwezig

32
Q

Waardoor wordt perifere neuropathie veroorzaakt?

A

Door zenuwschade of ziekte waardoor zenuwen in het lichaam worden aangetast

33
Q

Waardoor wordt myastenia gravis veroorzaakt?

A

Door antilichamen die de acetylcholinereceptoren bezetten

34
Q

Wat is kenmerkend voor het Sturge-Weber syndroom?

A

Wijnvlek in het gezicht

35
Q

Wat zijn voorbeelden van eenvoudige tics?

A

Knipperen met de ogen
neustrekkingen
schokken in de extremiteiten

36
Q

Wat zijn voorbeelden van complexe motorisch tics?

A

Hoofdschuddingen
gebaren
springen

37
Q

Wat zijn voorbeelden van fonische tics?

A

Eenvoudig:
Grommen
keel schrapen

Complex:
zinnen uitspreken

38
Q

Wat zijn oorzaken van macrocefalie?

A

macrocranie
hydrocefalie
megalencefalie

39
Q

Wat zijn oorzaken van microcefalie?

A

onderontwikkeld brein

craniosynostosis: vervroegd sluiten van schedeldelen

40
Q

Waarop duidt afwezigheid van reflexen bij een neonaat?

A

Afwijking van het lagere centrale zenuwstelsel

41
Q

Wat zijn kenmerken van het Angelmann syndroom?

A
Opvallend veel lachen
kleine schedel
diep gelegen ogen
grote mond
Handen vaak in vuisthouding

Deletie 15q11-13 van het MATERNALE allel

42
Q

Wat maakt de aanwezigheid van beperkt gehoor waarschijnlijk?

A

Congenitale rubella infectie

43
Q

Na hoeveel maanden wordt het aangeraden om te beginnen met semi-vast eten?

A

6 maanden

44
Q

Wat is de meest voorkomende congenitale infectie?

A

Cytomegalovirus

45
Q

Wanneer noem je diarree chronisch?

A

Langer dan 2 weken

46
Q

Bij welke locatie van een zweer heeft een patiënt typisch een paar uur na de maaltijd pijn?

A

Duodenum

47
Q

Bij welke afwijking zijn de darmen bedekt met peritoneum en amniotisch membranen?

A

Omphalocele

48
Q

Hoe erft neurofibromatose type 1 over?

A

autosomaal dominant

49
Q

Verandert de target height wanneer iemand down syndroom heeft?

A

Ja de target height wordt kleiner

50
Q

Welke bloedwaarde onderzoek doe je als eerst als er een verdenking op een beroerte is bij een kind?

A

Glucose

51
Q

Welk type spinale musculaire atrofie komt het meest voor?

A

Type 2

52
Q

Een van de zaken die de Jeugdwet regelt is de zorg voor kinderen. Welke van de volgende vormen van zorg valt onder de Jeugdwet?
Voortgezette zorg voor verstandelijk gehandicapte kinderen
a) correct
b) onjuist

  1. Kinderpsychiatrie
    a) correct
    b) onjuist
A

Voortgezette zorg voor verstandelijk gehandicapte kinderen niet

Kinderpsychiatrie wel