Week 3 - Humorous stories Flashcards

Begrippen en beschrijvingen

1
Q

Arousal reduction (Freud)

A

Suggereert dat humor kan helpen bij het verminderen van opgekropte emoties en spanningen. Het idee is dat humor een vorm van catharsis biedt door onderdrukte agressie vrij te laten komen, wat resulteert in lachen en een gevoel van opluchting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Superiority and disparagement

A

Suggereert dat mensen eerder lachen wanneer ze zich superieur voelen aan anderen of wanneer ze anderen als inferieur beschouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Incongruity resolution

A

Suggereert dat humor ontstaat wanneer er sprake is van een plotselinge bewustwording van incongruentie of inconsistentie tussen verwachtingen en realiteit. Het vereist algemene kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reversal (Apter)

A

Suggereert dat humor ontstaat wanneer een situatie wordt omgekeerd of wanneer de betekenis van een situatie wordt veranderd, maar de oorspronkelijke interpretatie niet volledig wordt vervangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Comprehension-elaboration (Wyer & Collins)

A

Deze theorie houdt rekening met verschillende aspecten van informatie-verwerking en begripsvorming die ten grondslag liggen aan humoropwekking > relevantie en context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dispostition & Misattribution (Zillmann)

A

Suggereert dat mensen geneigd zijn te lachen wanneer ze het gevoel hebben dat iemand die ze niet mogen iets ‘slechts’ overkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Conformity theory (Milgram & Asch)

A

Stelt dat mensen automatisch glimlachen en lachen wanneer ze anderen horen lachen, als een vorm van sociale conformiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Social facilitation theory (Zajonc)

A

Wanneer mensen zich in een groep bevinden, kunnen ze sneller lachen en sterker reageren op humor vanwege de verhoogde arousal die voortkomt uit de aanwezigheid van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Self categorization theory

A

Suggereert dat de neiging om te lachen kan variëren afhankelijk van de sociale categorieën waarmee mensen zich identificeren. Mensen zijn meer geneigd om te lachen in overeenstemming met de normen en waarden van hun sociale groep. Wie het zegt speelt ook een grote rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Construal-level theory (McGraw)

A

Stelt dat de mate van psychologische afstand tot een gebeurtenis invloed heeft op de manier waarop mensen deze gebeurtenis interpreteren en beoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly